RBGEL 040522 in eerdere procedure gegeven oordeel over arbeidsongeschiktheid heeft gezag van gewijsde, oordeel strekt zich niet uit over toekomst
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 040522 in eerdere procedure gegeven oordeel over arbeidsongeschiktheid heeft gezag van gewijsde, oordeel strekt zich niet uit over toekomst
In vervolg op (o.m.)
RBGEL 131119 rb volgt rapporten orthopeed, vza en ad-er; rijinstructeur is agv rugklachten 3,6 % AO; aanvullend voorschot afgewezen
2
De feiten
2.1.
[ged.conv./eis.reconv.] is op 18 februari 2015 betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval). Klaverblad heeft, als WAM-verzekeraar van een persoon die bij het ongeval was betrokken, aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
Klaverblad was ten tijde van het ongeval werkzaam als rijinstructeur en exploiteerde een rijschool. Per 25 oktober 2016 heeft hij zijn rijschool opgeheven en uitgeschreven uit het handelsregister. Daarna heeft [ged.conv./eis.reconv.] rijlessen verzorgd voor de rijschool van zijn zoon.
2.3.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt als gevolg van het ongeval ernstig rugletsel te hebben opgelopen. Partijen hebben gezamenlijk dr. [betrokkene 1] , orthopedisch chirurg (hierna: [betrokkene 1] ), verzocht een onafhankelijke expertise uit te voeren. In zijn definitieve rapport van 11 augustus 2016 heeft [betrokkene 1] , kort samengevat, opgenomen dat [ged.conv./eis.reconv.] sinds het ongeval zeer hevige lage rugpijn heeft, die hij voor het ongeval niet had. Er zijn echter ook röntgenologische bevindingen die niet het gevolg zijn van het ongeval. [betrokkene 1] meent dat de rugklachten het gevolg zijn van het ongeval waarbij het niet onmogelijk is dat [ged.conv./eis.reconv.] ook zonder ongeval op termijn rugklachten zou hebben ontwikkeld. Hij kan geen indicatie geven van de waarschijnlijkheid en de termijn waarop deze zouden zijn ontstaan. [betrokkene 1] komt op een blijvende functionele invaliditeit van 7% voor de gehele persoon. In het bijgesloten ‘beperkingenprofiel’ heeft [betrokkene 1] aangekruist dat [ged.conv./eis.reconv.] niet beperkt is bij zitten. In de anamnese is opgenomen dat [ged.conv./eis.reconv.] zo nodig Brufen gebruikt, tot drie keer per dag 600 mg.
2.4.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de aard en omvang van het letsel als gevolg van het ongeval. [ged.conv./eis.reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv.] in haar optiek onvoldoende geïnformeerd over zijn werkzaamheden en het feit dat hij na het ongeval nog bij vier andere ongevallen betrokken is geweest, waarvan als inzittende van een auto twee keer in 2015 en een keer in 2019 en als bestuurder van een scooter in 2015. Klaverblad heeft dit na een onderzoek geconstateerd en heeft [ged.conv./eis.reconv.] daarom laten opnemen in het Extern Verwijzingsregister van de Stichting Centraal Informatie Systeem.
2.5.
[ged.conv./eis.reconv.] is vervolgens een deelgeschil gestart bij deze rechtbank, waarin hij onder meer de rechtbank verzoekt om voor recht te verklaren dat Klaverblad onrechtmatig heeft gehandeld door het instellen van het onderzoek, om Klaverblad te bevelen de inschrijvingen in de diverse registers ongedaan te maken, om vast te stellen dat Klaverblad gehouden is om alle door [ged.conv./eis.reconv.] geleden en nog te lijden schade te vergoeden en om Klaverblad te veroordelen tot betaling van een aanvullend voorschot van € 25.000,00. De rechtbank heeft bij beschikking van 6 oktober 2016 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) de verzoeken afgewezen en de kosten van het deelgeschil begroot op een bedrag van € 7.177,00.
2.6.
Partijen hebben vervolgens gezamenlijk de heer [betrokkene 2] , verzekeringsarts, (hierna: [betrokkene 2] ) verzocht een onafhankelijk verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit te voeren en een functionele mogelijkhedenlijst in te vullen voor drie verschillende situaties, rekening houdende met het ongeval van 18 februari 2015 en rekening houdende met een [ged.conv./eis.reconv.] op 24 oktober 2015 overkomen scooterongeval. [betrokkene 2] heeft zijn bevindingen gegeven in een (definitief) rapport van 28 september 2017.
2.7.
Partijen hebben vervolgens arbeidsdeskundige [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ), verbonden aan [bedrijf] , verzocht een arbeidsdeskundig rapport op te stellen op basis van het door [betrokkene 2] opgestelde belastbaarheidspatroon, en voor zover van toepassing, met inachtneming van het expertiserapport van [betrokkene 1] . Op basis van de functionele mogelijkhedenlijst die is opgesteld naar aanleiding van het ongeval van 18 februari 2015 komt [betrokkene 3] op een percentage arbeidsongeschiktheid voor de beroepsuitoefening van [ged.conv./eis.reconv.] van circa 3,6%, waarbij [betrokkene 3] constateert dat de ervaren arbeidsongeschiktheid beduidend hoger is.
2.8.
[ged.conv./eis.reconv.] is vervolgens een bodemprocedure begonnen bij deze rechtbank, waarin hij, kort samengevat, een verklaring voor recht vorderde dat hij (gedeeltelijk) beroepsongeschikt is geraakt door het ongeval en dat de tot dan toe betaalde voorschotten van in totaal € 38.372,00 niet dekkend zijn voor de door het ongeval veroorzaakte schade en daarnaast een veroordeling van Klaverblad tot het betalen van alle door [ged.conv./eis.reconv.] geleden schade. Bij vonnis van 13 november 2019 (verder het vonnis) heeft de rechtbank de vorderingen in zoverre toegewezen dat voor recht is verklaard dat [ged.conv./eis.reconv.] (gedeeltelijk) beroepsongeschikt is geraakt door het ongeval en dat Klaverblad is veroordeeld tot het betalen van de daardoor ontstane schade, nader op te maken bij staat. De verklaring voor recht dat de betaalde voorschotten van in totaal € 38.372,00 niet dekkend zijn voor de door het ongeval veroorzaakte schade is afgewezen. Het door [betrokkene 3] genoemde percentage arbeidsongeschiktheid van 3,6% is door de rechtbank overgenomen, wat leidde tot de conclusie dat [ged.conv./eis.reconv.] (gedeeltelijk) beroepsongeschikt is geraakt als gevolg van het ongeval, maar ook tot de conclusie dat dit percentage niet dusdanig was dat (reeds) op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de betaalde voorschotten niet dekkend waren. In deze procedure was onder meer van belang dat [ged.conv./eis.reconv.] als bezwaar tegen het rapport van [betrokkene 2] aanvoerde dat [betrokkene 2] niet in zijn beoordeling heeft meegenomen dat [ged.conv./eis.reconv.] alleen 1-2 uur aaneengesloten kan zitten bij het gebruik van morfine als pijnstilling.
2.9.
De rechtbank heeft in het vonnis, voor zover relevant, het volgende overwogen:
“4.14. De rechtbank overweegt dat uit […] beschouwing van [betrokkene 2] volgt dat hij wel rekening heeft gehouden met het door [ged.conv./eis.reconv.] genoemde gebruik van morfine, maar dat hij dit morfinegebruik geen voorwaarde acht voor de door hem genoemde mogelijkheid van [ged.conv./eis.reconv.] om, in een geschikte stoel, twee uur aaneengesloten te zitten.
[betrokkene 2] heeft daarover kort gezegd het volgende overwogen:
- Er bestaat geen bewijs van effectiviteit van opiaten bij chronische lage rugklachten.
- Hoewel dat niet betekent dat het gebruik van morfine voor [ged.conv./eis.reconv.] geen verlichting zou kunnen brengen, zouden daarvoor echter mogelijk ook andere ‘minder sederende’ pijnstillers gebruikt kunnen worden, zoals [ged.conv./eis.reconv.] ook in het najaar 2015 deed, toen hij 25-30 uur per week werkte.
- Bij het vaststellen van beperkingen zijn klachten wel het uitgangspunt maar niet zonder meer doorslaggevend.
- De ernst van de ziekte/stoornis bepaalt mede de beperkingen.
- Er zijn bij [ged.conv./eis.reconv.] geen ernstige afwijkingen vastgesteld en er zijn ook geen ernstige beperkingen vast te stellen, zoals ook [betrokkene 1] concludeerde.
- [betrokkene 1] heeft geen beperkingen in het zitten vastgesteld.
- Met name lang zitten doet lage rugklachten verergeren.
- Afwisselen is daarom geïndiceerd.
[betrokkene 2] acht op basis van deze overwegingen ten aanzien van zitten geen andere beperking aanwezig dan dat [ged.conv./eis.reconv.] maximaal twee uur in een goede steun gevende stoel kan zitten. Tegen geen van de voornoemde overwegingen heeft [ged.conv./eis.reconv.] gemotiveerde bezwaren geuit. Uit de door [ged.conv./eis.reconv.] overgelegde berichten van zijn huisarts Vereecken blijkt weliswaar dat [ged.conv./eis.reconv.] in februari 2018 naar eigen zeggen zonder morfine te veel pijn ervaart om te kunnen functioneren en dat hij, nadat hij eerst andere pijnstillers heeft gebruikt, in ieder geval tot het consult van 3 mei 2019 morfinepleisters heeft gebruikt, maar niet dat dit in verband met zijn rugklachten ook daadwerkelijk noodzakelijk was, dat daar geen alternatieven voor bestonden of dat bijvoorbeeld Brufen niet ook afdoende zou kunnen zijn. De huisarts geeft daar in zijn brieven geen oordeel over. Verder heeft [ged.conv./eis.reconv.] geen bezwaren geuit tegen de bevindingen van [betrokkene 2] dan zijn enkele stelling dat hij de morfine nodig heeft. Van die stelling heeft hij echter geen verdere onderbouwing gegeven. Vast staat dat hij ten tijde van het onderzoek van [betrokkene 1] geen morfine maar Brufen gebruikte. Dat er sindsdien een verslechtering is opgetreden, heeft hij niet gesteld en ook verder heeft hij niet onderbouwd waarom thans morfinegebruik noodzakelijk is. Dit had van hem, nu de in gezamenlijk overleg ingeschakelde deskundigen morfinegebruik niet noodzakelijk achten en zijn stelling in die zin afwijkt, wel verwacht mogen worden. [betrokkene 1] stelt ten aanzien van zitten geen beperkingen vast en [betrokkene 2] stelt vast, zonder verdere voorbehouden, dat zitten mogelijk is gedurende een uur achtereen tot maximaal twee uur in een goede (steun gevende) stoel. De rechtbank acht de bezwaren van [ged.conv./eis.reconv.] onvoldoende om in afwijking van het onderbouwde rapport van [betrokkene 2] , dat inzichtelijk en consistent is, aannemelijk te achten dat [betrokkene 2] niet zonder morfinegebruik kan of dat hij zonder morfinegebruik niet twee uur achtereen zou kunnen zitten in een steun gevende stoel.
Gevolgen beperkingen op beroepsuitoefening?
4.15.
Partijen hebben arbeidsdeskundige [betrokkene 3] gevraagd om met inachtneming van de expertiserapporten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] een arbeidsdeskundig rapport op te stellen. De rechtbank acht dit rapport van [betrokkene 3] inzichtelijk en consistent. [betrokkene 3] komt op basis van voornoemde rapporten en zijn eigen bevindingen tot het oordeel dat [ged.conv./eis.reconv.] voor ongeveer 3,6,% arbeidsongeschikt voor zijn beroepsuitoefening te achten is. Klaverblad heeft geen bezwaren geuit tegen de inhoud of totstandkoming van dit rapport. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat het rapport is gebaseerd op aannames ten aanzien van de juiste stoel, dat de actieve houding van een rijinstructeur onderbelicht is, dat het door [betrokkene 1] vastgestelde percentage blijvende invaliditeit niet is meegenomen en dat [betrokkene 3] geen rekening heeft gehouden met de noodzaak om morfine te gebruiken en de gevolgen daarvan voor deelname aan het verkeer.
4.16.
Ten aanzien van het laatste punt is reeds overwogen dat de rechtbank er van uit gaat dat ook zonder morfinegebruik tot twee uur zitten mogelijk is, terwijl evenmin onderbouwd is dat het morfinegebruik voor [ged.conv./eis.reconv.] om een andere reden noodzakelijk zou zijn. Ten aanzien van de stoel heeft [betrokkene 3] overwogen dat de standaard gemonteerde stoel in de door [ged.conv./eis.reconv.] gebruikte les auto, een Range Rover, ruim voldoet aan het predicaat ‘steun gevend’. Vast staat dat [betrokkene 3] [ged.conv./eis.reconv.] bij zijn onderzoek heeft gesproken en gezien zodat geen reden is te veronderstellen dat [betrokkene 3] bij dit oordeel geen rekening heeft gehouden met de lengte en het gewicht van [ged.conv./eis.reconv.] . De stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat de stoel gelet op zijn lengte en gewicht of omdat het zitvlak niet instelbaar zou zijn onvoldoende steun zou bieden is verder niet onderbouwd. Dat [betrokkene 3] bij zijn conclusie niet zou hebben meegewogen dat een rijinstructeur tijdens de les een actieve rol heeft, is evenmin onderbouwd, terwijl ook niet is onderbouwd welke door [betrokkene 2] vastgestelde beperking concreet een belemmering vormt voor die actieve rol. Dat [ged.conv./eis.reconv.] als rijinstructeur actief om zich heen dient te kijken en daarbij ook over zijn schouder moet kunnen kijken betekent niet dat sprake is van ‘actief zijn in een sterk gebogen of getordeerde houding’, waarin [ged.conv./eis.reconv.] volgens de door [betrokkene 2] opgestelde functionele mogelijkhedenlijst beperkt is. De door [betrokkene 1] in zijn rapportage over de gehele persoon aangenomen blijvende invaliditeit van 7% betekent ten slotte niet dat [ged.conv./eis.reconv.] , zoals [betrokkene 3] onderbouwd concludeert, voor meer dan 3,6% arbeidsongeschikt voor zijn beroepsuitoefening is te achten. [betrokkene 1] heeft de arbeidsongeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] niet onderzocht en dat valt ook niet onder zijn kundigheid. Andere bezwaren zijn door [ged.conv./eis.reconv.] niet aangevoerd.
Conclusie ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid
4.17.
De rechtbank acht het rapport van [betrokkene 3] verder consistent en overtuigend en neemt de conclusie dat voor [ged.conv./eis.reconv.] sprake is van een arbeidsongeschiktheid voor zijn beroep van 3,6% over.
4.18.
Uit het vorenstaande volgt dat vastgesteld kan worden dat [ged.conv./eis.reconv.] klachten heeft, dat deze het gevolg zijn van het ongeval, dat deze tot beperkingen leiden en dat dit leidt tot een arbeidsongeschiktheid voor het beroep van [ged.conv./eis.reconv.] van circa 3,6%. Dat betekent dat de verklaring voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] gedeeltelijk beroepsongeschikt is geraakt door het ongeval toewijsbaar is. Dit brengt met zich dat Klaverblad, die de aansprakelijkheid en haar gehoudenheid om als WAM verzekeraar de schade te voldoen heeft erkend en op dit punt overigens geen verweren heeft gevoerd, daartoe gehouden is. De hoogte van de schade staat echter nog niet vast en de verwijzing naar een schadestaatprocedure om die te kunnen begroten is toewijsbaar, nu immers wel aannemelijk is dat de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid heeft geleid tot schade.
Ten aanzien van het voorschot
4.19.
Het arbeidsongeschiktheidspercentage van 3,6% is echter niet dusdanig dat reeds daaruit kan worden vastgesteld dat het tot aan de procesinleiding door Klaverblad betaalde voorschot van € 38.372,00 niet dekkend is voor het verlies aan verdienvermogen/schade die [ged.conv./eis.reconv.] door het ongeval lijdt. Het verdienvermogen zal immers boven de € 1.000.000,00 moeten liggen wil een arbeidsongeschiktheidspercentage van 3,6% tot schade door inkomensverlies van meer dan € 38.372,00 leiden. Daarbij is van belang dat [ged.conv./eis.reconv.] niet inzichtelijk heeft gemaakt wat zijn verdienvermogen voor het ongeval was en evenmin welke schade hij verder nog heeft geleden, of ter zake van welke schadeposten de voorschotten tot € 38.372,00 zijn verstrekt. De verklaring voor recht dat het voorschot niet dekkend is, is verder niet onderbouwd en daarom niet toewijsbaar. Zoals overwogen is de gevorderde verwijzing naar een schadestaatprocedure om de schade te kunnen begroten wel toewijsbaar. Eerst dan kan worden vastgesteld in hoeverre met de verstrekte voorschotten de schade is gedekt.”
2.10.
Klaverblad en [ged.conv./eis.reconv.] hebben tegen het vonnis geen hoger beroep ingesteld.
2.11.
Om de rijgeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] te beoordelen heeft het CBR [ged.conv./eis.reconv.] medisch laten keuren. Bij besluit van 21 augustus 2020 heeft het CBR, op grond van paragraaf 10.19 Regeling Eisen Geschiktheid 2000, [ged.conv./eis.reconv.] ongeschikt verklaard voor het besturen van, onder meer, een motor of personenauto, nu uit de beoordeling blijkt dat sprake is van “misbruik van geneesmiddelen (opioïden)”. In het bij dit besluit gevoegde rapport van psychiater [betrokkene 4] van 28 mei 2020 is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“3. Speciële anamnese
(...)
Betrokkene vertelt dat hij in 2015 een auto-ongeluk heeft gehad, en sindsdien heeft hij rugklachten, waarvoor hij morfine gebruikt. De huisarts heeft de morfine voor hem voorgeschreven de eerste keer. Betrokkene begon met 1 dd 10 mg en betrokkene neemt nu sinds een half jaar 2 dd 30 mg morfine. Betrokkene heeft geprobeerd te stoppen en te wisselen naar een ander medicijn, maar hij kreeg dan direct weer rugpijn, dus nu heeft hij in overleg met de huisarts besloten om dit te accepteren en de morfine zo door te gebruiken. Betrokkene heeft voorlopig niet de intentie om te stoppen met het morfinegebruik, en accepteert dat daarbij zijn rijbewijs ongeldig zal worden verklaard. (...)
3.2.1
Tolerantie:
Betrokkene heeft gemerkt meer middelen te kunnen verdragen dan vroeger ja
Toelichting: Betrokkene heeft steeds meer morfine nodig voor hetzelfde effect. Hij begon op 1 dd 10 mg en gebruikt inmiddels 2 dd 30 mg.
3.2.2
Onthoudingsverschijnselen:
Betrokkene heeft onthoudingsverschijnselen gehad bij het staken van middelengebruik ja
Toelichting: Betrokkene merkt dat zodra hij de medicatie te laat inneemt hij lichamelijke klachten krijgt, zoals zweten, trillen, overal pijn en daarnaast ook weer recidief rugpijn.
(...)
8 DSM-IV-TR classificatie
(...)
Classificatie volgens DSM-IV-TR:
As I : 304.00Morfine afhankelijkheid
As III : geen afwijkende bevindingen
9 Psychiatrische diagnose, conclusie en advies
(...)
Beschouwend kan er naar mijn mening gesteld worden dat er geen sprake is van een recidiefvrije periode van een jaar met betrekking tot de morfineafhankelijkheid en mijn advies is een ongeschiktheid voor beide categorieën.”
2.12.
Partijen hebben hierop gecorrespondeerd over het verzoek van [ged.conv./eis.reconv.] om een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.13.
[ged.conv./eis.reconv.] is vervolgens een verzoekschriftprocedure bij deze rechtbank begonnen (met kenmerk C/05/388460 / HA RK 21/96, hierna: de verzoekschriftprocedure) waarin hij, kort samengevat, de rechtbank verzocht een voorlopig deskundigenbericht te bevelen door een arbeidsdeskundige ter vaststelling van de mate van beroepsongeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] . Klaverblad heeft zich verzet tegen toewijzing van dit verzoek en heeft, eveneens kort samengevat, aangevoerd dat reeds een definitief oordeel is uitgesproken over het percentage arbeidsongeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] , zodat met het genoemde verzoek sprake is van misbruik van bevoegdheid en misbruik van recht.
2.14.
Bij beschikking van 22 maart 2022 in de verzoekschriftprocedure heeft deze rechtbank het verzoek tot benoeming van een arbeidsdeskundige toegewezen.
3
Het geschil
in conventie
3.1.
De vordering van Klaverblad moet zo worden begrepen (zoals Klaverblad ter zitting heeft toegelicht, met instemming van [ged.conv./eis.reconv.] , die de vordering ook zo heeft begrepen) dat zij vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat het vonnis van 13 november 2019 in de procedure tussen partijen met zaaknummer NL18.17462 gezag van gewijsde bezit met betrekking tot het oordeel c.q. de beslissing dat voor [ged.conv./eis.reconv.] sprake is van een arbeidsongeschiktheid voor zijn beroep van 3,6%, en tevens voor recht verklaart dat dit oordeel ook op de toekomst ziet, met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Klaverblad legt aan haar vordering, kort samengevat, ten grondslag dat in het vonnis een definitief oordeel is uitgesproken met betrekking tot de mate van beroepsongeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] van 3,6% en dat dit oordeel gezag van gewijsde heeft gekregen. [ged.conv./eis.reconv.] kan dan ook de mate van beroepsongeschiktheid niet meer door middel van een andere procedure aan de orde stellen, aldus Klaverblad.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert dat, wanneer voldaan is aan de voorwaarde dat in de procedure voorlopig deskundigenbericht tussen partijen een deskundige is benoemd die op grond van zijn of haar onderzoek concludeert dat [ged.conv./eis.reconv.] meer dan 3,6% beroepsongeschikt is, de rechtbank voor recht verklaart dat het door deze nieuwe deskundige vastgestelde percentage van beroepsongeschiktheid leidend zal zijn in de onderhandelingen vanaf de datum die de deskundige daarvoor heeft benoemd, met veroordeling van Klaverblad in de proceskosten in reconventie.
3.6.
[ged.conv./eis.reconv.] legt aan zijn vordering, kort samengevat, ten grondslag dat arbeidsdeskundige [betrokkene 3] , op wiens rapport het oordeel in het vonnis is gebaseerd, geen rekening kon houden met de na het vonnis ontstane morfineafhankelijkheid van [ged.conv./eis.reconv.] en de beslissing van het CBR over zijn rijbevoegdheid. Deze omstandigheden zijn een rechtens relevant novum, zodat het percentage beroepsongeschiktheid niet langer passend is en opnieuw beoordeeld dient te worden. Om die reden heeft [ged.conv./eis.reconv.] de verzoekschriftprocedure aangespannen. Wanneer in die procedure een nieuw percentage beroepsongeschiktheid wordt vastgesteld, dient dit percentage leidend te zijn tussen partijen voor de verdere schadeafwikkeling, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
3.7.
Klaverblad voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
in conventie
4.1.
Tussen partijen is in geschil of met het oordeel in het vonnis dat bij [ged.conv./eis.reconv.] sprake was van 3,6% beroepsongeschiktheid de rechtsverhouding tussen partijen definitief is vastgesteld voor zover het de mate van arbeidsongeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] als gevolg van het ongeval betreft, ook voor de toekomst. Klaverblad stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] dit oordeel ook niet kan meer aantasten in een andere procedure door te verwijzen naar nieuwe omstandigheden. Bovendien is van nieuwe omstandigheden geen sprake, zo stelt Klaverblad, nu [ged.conv./eis.reconv.] reeds in die procedure het standpunt heeft ingenomen dat hij in verband met morfinegebruik niet kon en mocht rijden. [ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat zich sinds het vonnis twee belangrijke veranderingen hebben voorgedaan, te weten dat hij inmiddels morfineafhankelijk is geworden en dat hij (daardoor) volledig ongeschikt is geacht om enig motorvoertuig te besturen. In de procedure die tot het vonnis heeft geleid is het deskundigenrapport van [betrokkene 2] ten grondslag gelegd aan de beslissing. [betrokkene 2] heeft echter in zijn toenmalige onderzoek geen acht geslagen op het morfinegebruik van [ged.conv./eis.reconv.] en dus niet geoordeeld over de vraag welke gevolgen de afhankelijkheid van morfine had op de beperkingen van [ged.conv./eis.reconv.] , waardoor dit ook geen relevant aspect is geweest bij het arbeidsdeskundig onderzoek van [betrokkene 3] . Er heeft zich nu dus een relevant novum voorgedaan, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.2.
Voorop staat dat artikel 236 lid 1 Rv bepaalt dat beslissingen die gaan over de “rechtsbetrekking in geschil” (het onderwerp van de rechtsstrijd) en die zijn opgenomen in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht hebben. Dat betekent dat het geschil tussen partijen is beëindigd met een beslissing die hen bindt en dat zij daarover niet opnieuw een vordering aan de rechter kunnen voorleggen. Die bindende kracht geldt niet alleen voor het dictum van het eerdere vonnis, maar ook de dragende overwegingen daarvan, of van daaraan voorafgegane tussenvonnissen. De beslissing in de eerdere procedure moet over dezelfde ‘rechtsbetrekking’ gaan die in de latere aan de orde is. Daarvan is onder meer sprake indien een afgewezen vordering opnieuw wordt ingesteld, ook al wordt nieuw bewijsmateriaal bijgebracht1 of de grondslag nader onderbouwd met aanvullende feiten2.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat geen van hen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis en dat dit vonnis daarmee onherroepelijk is geworden. In het vonnis is voor recht verklaard dat [ged.conv./eis.reconv.] als gevolg van het ongeval (gedeeltelijk) beroepsongeschikt is geworden en dat Klaverblad gehouden is de daardoor ontstane schade te vergoeden. De rechtbank heeft de deskundigenoordelen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in haar oordeel betrokken, evenals de (door [ged.conv./eis.reconv.] ) tegen deze rapporten opgeworpen bezwaren. Dit zelfde geldt voor hetgeen [ged.conv./eis.reconv.] in die procedure heeft aangevoerd over zijn morfinegebruik. De rechtbank heeft in overweging 4.14. van het vonnis aangesloten bij het deskundigenoordeel van [betrokkene 2] dat [ged.conv./eis.reconv.] in een geschikte stoel twee uur aaneengesloten kon zitten, zonder verdere voorbehouden. De rechtbank achtte de bezwaren van [ged.conv./eis.reconv.] , dat hij niet zonder morfinegebruik kon en in elk geval niet zonder gebruik daarvan twee uur zou kunnen zitten, onvoldoende onderbouwd. Ook de bezwaren van [ged.conv./eis.reconv.] tegen het deskundigenrapport van [betrokkene 3] , waarbij hij zich opnieuw op het standpunt stelde dat [betrokkene 3] geen rekening heeft gehouden met de noodzaak van [ged.conv./eis.reconv.] om morfine te gebruiken, zijn gemotiveerd verworpen, zodat het percentage beroepsongeschiktheid van 3,6% door de rechtbank werd overgenomen. In 4.18. van het vonnis is geconcludeerd dat daarmee de gevorderde verklaring voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] als gevolg van het ongeval (gedeeltelijk) beroepsongeschikt was, toewijsbaar was. Dat het percentage van 3,6% niet in het dictum is genoemd betekent, gelet op hetgeen hiervoor in 4.2. is overwogen, niet dat dit geen onderdeel uitmaakt van de inmiddels onherroepelijk geworden beslissing. Het vaststellen van dit arbeidsongeschiktheidspercentage was immers enerzijds nodig om tot toewijzing te komen van de gevorderde verklaring voor recht dat sprake was van (gedeeltelijke) beroepsongeschiktheid en anderzijds om tot het oordeel te komen dat de eveneens gevraagde verklaring voor recht dat het tot dan toe door Klaverblad verstrekte voorschot niet dekkend was werd afgewezen (r.o. 2.19 van het vonnis). Het vonnis, en het oordeel dat voor [ged.conv./eis.reconv.] sprake was van een beroepsongeschiktheidspercentage van 3,6% dat (mede) de grondslag was om tot het dictum te komen, heeft dan ook gezag van gewijsde gekregen. In zoverre is het eerste onderdeel van de in conventie door Klaverblad gevraagde verklaring voor recht toewijsbaar.
4.4.
Het voorgaande betekent echter niet dat het oordeel dat voor [ged.conv./eis.reconv.] sprake was van 3,6% beroepsongeschiktheid zich ook uitstrekt over de toekomst. De vragen of het arbeidsongeschiktheidspercentage van [ged.conv./eis.reconv.] (als gevolg van het ongeval) nog aan verandering onderhevig zou kunnen zijn en welk percentage dat zou kunnen zijn maakte in de eerdere procedure immers geen deel uit van de rechtsstrijd en van de aan de rechtbank voorgelegde vragen en daarover is in het vonnis ook geen oordeel gegeven. Dat het oordeel van de rechtbank zag op de toen geldende situatie blijkt ook uit de overwegingen in 4.14. van het vonnis (zoals hiervoor aangehaald in 2.9) dat vaststaat dat [ged.conv./eis.reconv.] ten tijde van het onderzoek van [betrokkene 1] geen morfine maar Brufen gebruikte, dat niet is gesteld dat er sindsdien een verslechtering is opgetreden en dat [ged.conv./eis.reconv.] niet had gesteld en onderbouwd waarom thans (dus ten tijde van het wijzen van het vonnis) morfinegebruik noodzakelijk is. Nu de mogelijke toekomstige ontwikkeling (vanaf de datum van het vonnis) van de arbeidsongeschiktheid van [ged.conv./eis.reconv.] geen deel uitmaakte van “de rechtsbetrekking in geschil” in de zin van artikel 236 lid 1 Rv is daarover in het vonnis ook geen voor partijen bindende beslissing gegeven en heeft het in het vonnis genoemde arbeidsongeschiktheidspercentage voor zijn beroep van 3,6% voor de toekomst dan ook geen gezag van gewijsde. Dit deel van de vordering van Klaverblad zal dan ook worden afgewezen.
4.5.
Nu partijen beide deels in het ongelijk zullen worden gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in voorwaardelijke reconventie
4.6.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat, indien een deskundige in de procedure voorlopig deskundigenbericht tussen partijen is benoemd die tot een hoger percentage arbeidsongeschiktheid voor zijn beroep komt dan 3,6%, de rechtbank voor recht verklaart dat dit percentage leidend zal zijn in de onderhandelingen tussen partijen. Deze voorwaarde is niet vervuld. In de genoemde procedure is weliswaar inmiddels een arbeidsdeskundige benoemd, maar een rapport is nog niet uitgebracht. Tot welk percentage arbeidsongeschiktheid de deskundige zal concluderen is dan ook nog niet bekend, zodat niet aan de door [ged.conv./eis.reconv.] genoemde voorwaarde is voldaan. Aan inhoudelijke beoordeling van de vordering komt de rechtbank dan ook niet toe.
4.7.
[ged.conv./eis.reconv.] wordt beschouwd als de in het ongelijk gestelde partij in voorwaardelijke reconventie en moet daarom de proceskosten van Klaverblad dragen. Nu de stellingen in deze procedure voortvloeien uit het verweer in conventie zullen de kosten op de helft van het aantal punten worden gewaardeerd. De kosten aan de zijde van Klaverblad worden tot op heden begroot op € 281,50 (1 punt x tarief € 563,00 x factor 0,5). ECLI:NL:RBGEL:2022:2004