Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 030320 aansprakelijkheid voor overlijden van runderen na het eten van door SBB geleverd voer met Jacobskruiskruid; SBB voor 2/3 aansprakelijk

GHARL 030320 aansprakelijkheid voor overlijden van runderen na het eten van door SBB geleverd voer met Jacobskruiskruid; SBB voor 2/3 aansprakelijk

2.42
De conclusie is dat hoewel een causaal verband niet wetenschappelijk kan worden aangetoond, vergiftiging met Jacobskruiskruid de meest aannemelijk oorzaak is van de ziekte en de sterfte van de runderen:
- de runderen hebben substantiële hoeveelheden Jacobskruiskruid gegeten;
- Jacobskruiskruid kan op zichzelf ziekte en sterfte van runderen op deze schaal veroorzaken;
- diverse ziekteverschijnselen bij de dieren zijn gelieerd aan Jacobskruiskruid;
- voor de mogelijke contra-indicaties (de leverwaarden en de vruchtbaarheidsproblematiek) is een plausibele verklaring;
- andere mogelijke oorzaken vallen af, of zijn (ofschoon niet uitgesloten toch) niet aannemelijk.

Toch blijven er onduidelijkheden en onzekerheden:
- het staat niet vast hoeveel Jacobskruiskruid de runderen hebben gegeten;
- het is niet uitgesloten dat het voer dat de runderen gegeten hebben (veel) meer dan de gebruikelijke (niet schadelijke) hoeveelheid schimmels bevatte en (ook) een mycotoxinevergiftiging hebben opgelopen;
- een gedegen onderzoek naar de levers van de runderen heeft niet plaatsgevonden. De bekende leverwaarden zijn op meerdere manieren te interpreteren;
- onduidelijk is hoe de vruchtbaarheidsproblematiek zich na december 2000 heeft ontwikkeld;
- de ziekteverschijnselen zijn niet systematisch beschreven.

2.43
Alles afwegend kan naar het oordeel van het hof niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de ziekte en de dood van de runderen van [A] het gevolg is van een Jacobskruiskruisvergiftiging. In zoverre is Staatsbosbeheer geslaagd in het leveren van tegen bewijs.
Er is echter reden om in dit geval, zoals door Univé ook subsidiair is bepleit, het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid toe te passen:
- allereerst staat de aansprakelijkheid van Staatsbosbeheer vast;
- vervolgens blijkt uit wat hiervoor is overwogen, dat er niet een zeer kleine kans bestaat dat er conditio sine qua non-verband tussen het eten van Jacobskruiskruid in het door Staatsbosbeheer geleverde voer en de ziekte en dood van de runderen van [A] ;
- ten slotte rechtvaardigen de aard en de strekking van de door Staatsbosbeheer geschonden norm - een zorgvuldigheidsnorm betreffende de veiligheid van voedsel voor dieren, bedoeld ter bescherming van de gezondheid van dieren – toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid.
Het hof schat de kans dat de gezondheidsschade van de runderen van [A] is veroorzaakt door een Jacobskruisvergiftiging aanzienlijk hoger dan de kans dat de gezondheidsschade een andere oorzaak heeft. Om die reden houdt het hof Staatsbosbeheer aansprakelijk voor twee derde deel van de schade.

2.44
De grieven IV en V in het principaal appel slagen dan ook gedeeltelijk.

Hoe verder in de procedure?

2.45
Partijen hebben aan het begin van de procedure in eerste aanleg gedebatteerd over de omvang van de vordering van Univé. In het vervolg van de procedure hebben partijen (en rechtbank en hof) zich geconcentreerd op andere onderwerpen (verjaring, aansprakelijkheid en causaliteit). Omdat nu is vastgesteld dat Staatsbosbeheer aansprakelijk is voor twee derde deel van de schade, komt de omvang van de schade weer in beeld.

2.46
Het hof heeft behoefte aan een herberekening van de vordering van Univé gebaseerd op een aansprakelijkheid van Staatsbosbeheer van twee derde deel van de schade. Univé dient bij akte een dergelijke herberekening in het geding te brengen, met de onderliggende stukken, te weten:
- betalingsbewijzen van de door haar gedane betalingen aan [A] ;
- de berekening (opbouw) van die betalingen;
- een renteberekening (sluitend op één bedrag), dus niet, zoals nu, ongeveer twintig ingangsdata van de wettelijke rente.
Het hof is zich ervan bewust dat Univé in eerste aanleg diverse rapporten en verklaringen betreffende de omvang van de schade in het geding heeft gebracht, maar deze rapporten bieden geen alles omvattende verantwoording van de door Univé betaalde bedragen. Het ligt dan ook voor de hand dat Univé een nieuw rapport vervaardigt, waarin eventueel kan worden verwezen (onder duidelijke vermelding van de vindplaats) naar de eerder overgelegde stukken.
2.47 Staatsbosbeheer kan bij antwoordakte op de berekening van Univé, en de onderbouwing ervan, reageren.

2.48
Over de omvang van de schade overweegt het hof op voorhand nog het volgende. Staatsbosbeheer heeft er terecht op gewezen dat op de waarde van de dode runderen de slachtopbrengst in mindering gebracht moet worden. Tussen partijen staat dat, naar het hof begrijpt, ook niet ter discussie.
Staatsbosbeheer voert verder aan dat sprake is geweest van besparingen doordat de runderen eerder zijn geslacht dan gepland en om die reden minder voeder hebben gehad. Dat betoog gaat niet op, omdat Staatsbosbeheer miskent dat [A] de dode dieren heeft moeten vervangen en de vervangende dieren ook gevoerd moesten worden.
Ook het beroep van Staatsbosbeheer op schending van de schadebeperkingsverplichting door [A] - [A] zou de zieke dieren te laat hebben laten slachten, waardoor de slachtopbrengst lager zou zijn geworden - gaat niet op, omdat het onvoldoende is onderbouwd. Staatsbosbeheer heeft niet duidelijk gemaakt dat en waarom [A] in redelijkheid enkel en alleen vanwege een mogelijk (iets) hogere slachtopbrengst zijn in decennia opgebouwde veestapel in een rigoreuze actie zou hebben moeten laten slachten, zonder af te wachten of een deel van de veestapel toch nog zou herstellen. ECLI:NL:GHARL:2020:1862