Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Haarlem 010306 vervoer patient met breuk in ruggenwervel, kanswaardering

Rechtbank Haarlem 01-03-2006:
2.5 S. stelt zich op het standpunt dat de omkeringsregel in deze zaak van toepassing is. Het gaat volgens S. om een veiligheidsnorm (patiënten met een mogelijke breuk in hun ruggenwervels moeten gestabiliseerd worden en plat op hun rug blijven liggen) welke norm door het RKZ geschonden is, waarna het concrete gevaar waartegen deze norm specifiek beoogt te beschermen (een beschadiging van het ruggenmergkanaal met verlamming tot gevolg) zich heeft verwezenlijkt.

2.6 Het RKZ stelt zich op het standpunt dat geen plaats is voor de omkeringsregel omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het causaal verband ontbreekt.

2.7 De rechtbank stelt voorop dat uit het deskundigenrapport blijkt dat op 3 juni 1995, derhalve de dag van de val, op de EHBO diverse röntgen foto’s zijn gemaakt. In het verslag van de radioloog wordt gewezen op de mogelijkheid van een fractuur van T11 en T12. Ook dr. O. geeft aan dat op de AP röntgen foto’s duidelijke tekenen van wer-velletsel aanwezig waren. Desondanks werd door het RKZ geen aanvullend onderzoek verricht en zelfs geen gerichte AP foto van de thorakolumbale overgang of een zij-waardse foto gemaakt. Dr. O. heeft in zijn rapport aangegeven dat deze volgens de geldende regels van traumaopvang essentieel zijn en dat vooral bij een patiënt met een hoog energetisch letsel en tekenen van axiale trauma zoals enkel/voet letsel na een val van hoogte de kans op wervelkolomletsel zeer hoog is en adequaat onderzoek hiervoor noodzakelijk is.

2.8 Niet alleen is, door het ontbreken van aanvullend onderzoek, sprake van onzorgvuldig medisch handelen, ook kan door het ontbreken van dit onderzoek thans niet meer met zekerheid worden vastgesteld in hoeverre er reeds bij binnenkomst sprake was van enig ruggenmerg letsel. Vast staat echter wel dat het RKZ niet heeft gehandeld con-form de geldende regels van de traumaopvang en dat het specifieke gevaar dat deze regels trachten te voorkomen zich heeft verwezenlijkt. Het volgen van de geldende re-gels van traumaopvang heeft immers tot doel de juiste diagnose te stellen om vervol-gens de meest adequate behandeling toe te kunnen passen. In het geval dat een breuk in de ruggenwervels wordt gediagnostiseerd, dan dient een patiënt te worden gestabili-seerd, teneinde te voorkomen dat (verdere) beschadiging aan het ruggenmerg optreedt.

2.9 Blijkens het deskundigenrapport valt echter niet uit te sluiten dat het ruggenmergletsel ook aanwezig zou zijn geweest, indien het RKZ wel zou hebben gehandeld conform de geldende regels van de traumaopvang, de juiste diagnose had gesteld en S. op de juiste wijze had behandeld. Immers volgens dr. O. was de kans op neurologisch letsel bij een type C wervelfractuur 60-70%, terwijl volgens hem de kans op volledig herstel bij dit type fractuur 50-60% is. Hieruit volgt dat de kans op onvolledig herstel nog al-tijd minstens 24% (40% + 60% van 60%) is. Derhalve is voldoende aannemelijk dat het ruggenmergletsel ook aanwezig zou kunnen zijn geweest indien het RKZ wel de geldende regels voor tramaopvang had gevolgd. Gelet hierop is de rechtbank van oor-deel dat er geen sprake is van een zodanig verband tussen het niet naleven van de gel-dende regels van traumaopvang en de beschadiging aan het ruggenmerg dat die be-schadiging daaraan volledig moet worden toegerekend.

2.10 Het voorgaande wil echter niet zeggen dat het RKZ in het geheel niet aansprakelijk is voor het letsel dat S. heeft opgelopen. Daarbij is mede van belang dat, zoals hiervoor reeds is aangegeven, door de fouten die het RKZ destijds heeft gemaakt, thans eigen-lijk niet meer met zekerheid is vast te stellen in hoeverre het letsel van S. het gevolg is geweest van de val en in hoeverre dat letsel het gevolg is geweest van de fouten van het RKZ. Dat gegeven mag niet voor risico komen van S. en daarom komt de recht-bank tot het volgende.

Proportionele aansprakelijkheid

2.11 Volgens dr O. heeft S. bij zijn val type B of C letsel opgelopen. Dit wordt door het RKZ niet betwist. Volgens dr O. bestaat de mogelijkheid dat S. bij binnenkomst in het RKZ nog geen neurologisch letsel had. De kans op neurologisch letsel bij type C letsel is volgens dr. O. 60-70%. Volgens het RKZ is deze kans 80%. Het RKZ wijst daarbij op een (samenvatting van een) artikel van S. Shapiro, T. Abel en R.B. Rodgers uit 2002.

2.12 De rechtbank overweegt dat zij met S. van oordeel is dat uit het door het RKZ overgelegde artikel niet kan worden afgeleid dat het daarbij gaat om een zelfde type letsel als dat van S.. De rechtbank gaat daarom aan de stelling van het RKZ dienaan-gaande voorbij en gaat uit van een kans op neurologisch letsel bij een type C fractuur van 60-70% .

2.13 Indien bij binnenkomst al sprake was van ruggenmergletsel, dan is volgens dr. O. de kans op herstel door de handelwijze van het RKZ verminderd. De kans op volledig herstel bij Frankel C is volgens dr. O. tussen de 50 en 60% bij tijdig en adequaat in-grijpen. Deze stelling van dr. O. is door het RKZ niet betwist.

2.14 Conclusie van het voorgaande is dat het RKZ naar het oordeel van de rechtbank in elk geval voor 30 a 40% van de schade aansprakelijk is, nu dit percentage volgens dr. O. overeenkomt met de kans is dat er bij een Frankel C fractuur geen ruggenmergletsel optreedt. Voor de overige 60 a 70%, waarbij wel ruggenmergletsel optreedt, geldt, gelet het rapport van dr O., dat daarvan 50 a 60% bij tijdig en adequaat ingrijpen vol-ledig zou zijn hersteld. Hieruit volgt dat van de 100 mensen die een vergelijkbare val zouden doormaken 30 a 40 nadien geen ruggenmergletsel zouden hebben gehad en daarnaast nog eens 30 a 40, die wel ruggenmergletsel zouden hebben gehad, volledig hersteld zouden zijn bij een adequate behandeling. Dit alles in overweging nemende is de rechtbank van oordeel dat het RKZ voor 70% aansprakelijk moet worden geacht voor de schade die S. heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden tengevolge van de onjuiste diagnostiek, behandeling en ontslag in het algemeen en van de incomplete dwarslaesie die S. in juni 1995 heeft opgelopen in het bijzonder. De vordering van S. zal derhalve inzoverre worden toegewezen.
LJNAV5277