Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 070421 regres; langlaufongeval bij bedrijfsuitje; beroep op exoneratie faalt nu wn-er geen partij was bij ovk; bewijsopdrachten

RBGEL 070421 regres; langlaufongeval bij bedrijfsuitje; beroep op exoneratie faalt nu wn-er geen partij was bij ovk; bewijsopdrachten

2. De feiten

2.1. [ eiser B.V. ] is een serviceapotheek met achttien werknemers. De heer [ X ] is werknemer van [ eiser B.V. ].

2.2. [ gedaagde B.V. ] is een bedrijf gespecialiseerd in het organiseren van, onder meer, bedrijfsuitjes. [ gedaagde B.V. ] biedt in dat verband een langlaufactiviteit aan.

2.3. In november 2016 heeft [ eiser B.V. ] bij [ gedaagde B.V. ] een aanvraag gedaan voor de langlaufactiviteit in het kader van een bedrijfsuitje voor haar werknemers.

2.4. Op 1 december heeft [ gedaagde B.V. ] een offerte aan [ eiser B.V. ] gestuurd. In de offerte staat, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:
 
"De veiligheid
Door onze brede ervaring in het organiseren van activiteiten en het omgaan met groepen, zijn wij in staat te zorgen voor een optimale veiligheid van de deelnemers. Het programma is zo samengesteld dat mensen met een normale gezondheid goed kunnen deelnemen aan het programma. Hierbij vermelden wij voor de duidelijkheid dat, hoewel [ gedaagde B.V. ] een zo veilig mogelijk programma levert, deelname aan een activiteit voor eigen risico is. U dient de andere deelnemers hiervan op de hoogte te brengen. Op de dag van het evenement komen wij bij u met een validiteitsverklaring. Deze dient te worden ingevuld voor de activiteit. (...)
"

2.5. [ eiser B.V. ] is akkoord gegaan met de offerte. Het bedrijfsuitje heeft op 28 januari 2017 plaatsgevonden.

2.6. Tijdens de langlaufactiviteit is [ X ] gevallen, waarbij hij zijn linker dijbeen heeft gebroken. [ X ] heeft hierna twee maanden, meer specifiek februari en maart 2017, niet gewerkt. Over deze maanden heeft [ eiser B.V. ] aan [ X ] een nettoloon betaald van € 2.720,60 respectievelijk € 2.734,98.

2.7. Bij brief van de gemachtigde van [ eiser B.V. ] van 20 februari 2017 heeft [ eiser B.V. ] [ gedaagde B.V. ] aansprakelijk gesteld voor geleden schade, daaronder begrepen het door [ eiser B.V. ] aan [ X ] betaalde nettoloon, terwijl daar geen arbeid tegenover stond.

3. De vordering en het verweer

3.1. [ eiser B.V. ] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat [ gedaagde B.V. ] aansprakelijk is jegens [ eiser B.V. ] voor de door haar geleden schade, [ gedaagde B.V. ] veroordeelt tot betaling van € 5.455,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2017, dan wel een ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en [ gedaagde B.V. ] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 625,- met een veroordeling in de proceskosten, waaronder de nakosten.

3.2. [ eiser B.V. ] legt aan haar vordering ten grondslag dat [ gedaagde B.V. ] onrechtmatig jegens [ X ] gehandeld door de zorgplicht jegens [ X ] te schenden. Als gevolg hiervan is [ X ] ten val gekomen en heeft hij twee maanden niet kunnen werken. [ eiser B.V. ] heeft deze maanden het loon van [ X ] door moeten betalen. [ gedaagde B.V. ] dient deze schade, op grond van artikel 6:107a, tweede lid, BW, aan [ eiser B.V. ] te vergoeden, aldus [ eiser B.V. ].

3.3. [ gedaagde B.V. ] voert allereerst als verweer dat zij haar aansprakelijkheid heeft uitgesloten door middel van het exoneratiebeding in de offerte van 1 december 2016, zodat er geen grond is om de door [ eiser B.V. ] gestelde geleden schade te vergoeden.
Verder betwist [ gedaagde B.V. ] dat zij onrechtmatig jegens [ X ] heeft gehandeld en ontbreekt volgens haar het causale verband tussen het gestelde onrechtmatige handelen en de val van [ X ]. [ gedaagde B.V. ] voert tevens aan dat sprake is van eigen schuld van [ X ], omdat [ X ] zelf de instructies van de instructeurs heeft genegeerd, als gevolg waarvan hij ten val is gekomen.

4. De beoordeling

Uitsluiting van aansprakelijkheid
 
4.1. De kantonrechter zal eerst het verweer van [ gedaagde B.V. ] bespreken dat zij haar aansprakelijkheid heeft uitgesloten. Indien dit verweer slaagt, zal de kantonrechter immers de vorderingen van [ eiser B.V. ] reeds om die reden moeten afwijzen.

4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat het exoneratiebeding onderdeel uitmaakt van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. In zoverre zou [ gedaagde B.V. ] in beginsel zich jegens [ eiser B.V. ] op dit beding kunnen beroepen. In dit geval heeft [ eiser B.V. ] echter het afgeleide verhaalsrecht, zoals neergelegd in artikel 6:107a, tweede lid, BW, aan haar vordering ten grondslag gelegd. Het antwoord op de vraag of [ gedaagde B.V. ] zich in dit geval jegens [ eiser B.V. ] kan exonereren, hangt dan ook af van het antwoord op de vraag of [ gedaagde B.V. ] jegens [ X ] een beroep op het exoneratiebeding toekomt. Het gaat hier immers om een aansprakelijkheid van [ gedaagde B.V. ] jegens [ eiser B.V. ] die is afgeleid van en berust op de aansprakelijkheid van [ gedaagde B.V. ] jegens [ X ]. Nu [ X ] geen partij is bij de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht, kan [ gedaagde B.V. ] zich niet jegens [ X ] beroepen op het exoneratiebeding. Verder is niet gebleken dat [ gedaagde B.V. ] op een andere wijze rechtsgeldig haar aansprakelijkheid heeft uitgesloten jegens [ X ]. De validiteitsverklaring die door alle deelnemers van de langlaufactiviteit zou zijn getekend, hetgeen overigens door [ eiser B.V. ] wordt betwist, zag, zoals door [ gedaagde B.V. ] ter zitting toegelicht, slechts op de fysieke gesteldheid van de deelnemers. Daarin werd geen aansprakelijkheid jegens de individuele deelnemers uitgesloten.

4.3. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat [ gedaagde B.V. ] zich in dit geval niet kan beroepen op het exoneratiebeding.

Aansprakelijkheid van [ gedaagde B.V. ]

4.4. Uit artikel 6:107a, tweede lid, BW volgt dat voor toewijzing van de vordering van [ eiser B.V. ] ten eerste vereist is dat [ X ] arbeidsongeschikt was, ten tweede dat [ eiser B.V. ] tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid het loon moest doorbetalen en ten derde dat [ gedaagde B.V. ] aansprakelijk is voor de val die leidde tot de arbeidsongeschiktheid van [ X ]. Tussen partijen is in geschil of voldaan wordt aan het derde vereiste.

4.5. [ eiser B.V. ] heeft betoogd dat [ gedaagde B.V. ] onrechtmatig jegens [ X ] heeft gehandeld. Meer specifiek stelt [ eiser B.V. ] dat er te weinig instructeurs waren op de groep deelnemers, dat geen instructies zijn gegeven aan de deelnemers hoe zij op het parcours moesten langlaufen, is er niet gevraagd naar de ervaring en fysieke gesteldheid van de deelnemers, was het parcours niet geprepareerd waardoor stukken daarvan spekglad waren en hebben de instructeurs niet gewaarschuwd voor deze gladde stukken van het parcours. [ eiser B.V. ] heeft dit onderbouwd door het overleggen van drie verklaringen van deelnemers. [ gedaagde B.V. ] heeft het gestelde onrechtmatige handelen gemotiveerd betwist. [ eiser B.V. ] zal daarom, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv, in de gelegenheid worden gesteld om de door [ eiser B.V. ] gestelde onrechtmatige handelingen van [ gedaagde B.V. ] te bewijzen.

Eigen schuld

4.6. [ gedaagde B.V. ] heeft, uiterst subsidiair, betoogd dat [ X ] eigen schuld heeft aan zijn val, zodat volgens [ gedaagde B.V. ] de door [ eiser B.V. ] gestelde schade geheel of anders grotendeels voor de rekening van  [ X ] dient te blijven. Volgens [ gedaagde B.V. ] heeft een instructeur bij de desbetreffende helling instructies gegeven hoe de deelnemers van deze helling af moesten gaan, heeft [ X ] deze instructies genegeerd en is hij als gevolg daarvan ten val gekomen. [ eiser B.V. ] heeft dit gemotiveerd betwist. [ gedaagde B.V. ] zal daarom, overeenkomstig de hoofdregel van 150 Rv, in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat [ X ] de instructies van de instructeurs heeft genegeerd en hij als gevolg daarvan ten val is gekomen.

4.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Met dank aan dhr. mr. P.J.A. van Kleef, DAS Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBGEL-070421