Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 030724 geen letsel; procesfinanciering; misverstand over omvang werkzaamheden bij fixed fee

RBZWB 030724 geen letsel; procesfinanciering; misverstand over omvang werkzaamheden bij fixed fee

De zaak in het kort

[eiser] heeft een klant van [gedaagde] bijgestaan in een hoger beroepsprocedure. Voor de kosten voor de werkzaamheden die [eiser] in het hoger beroep zou maken, zijn partijen een maximale vergoeding overeengekomen, een zogenaamde capped fee. Partijen verschillen van mening over welke werkzaamheden onder de capped fee vallen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in haar aanbod met betrekking tot de capped fee onvoldoende duidelijk is geweest en dit voor haar rekening en risico komt. Hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen, wordt in dit vonnis toegelicht.

(....red. LSA LM)

2 De feiten

Voor zover voor de beoordeling van belang, staan tussen partijen de volgende feiten vast.

a. [gedaagde] is een bedrijf dat zich bezig houdt met procesfinanciering in rechtszaken en arbitragezaken. [eiser] heeft een klant van [gedaagde] , [bedrijf 1] B.V., als advocaat bijgestaan in een procedure waarin [bedrijf 1] B.V. partij was.

In de procedure in eerste aanleg is [bedrijf 1] B.V. in het vonnis van 14 juli 2021 in het ongelijk gesteld. Tegen dat vonnis is [bedrijf 1] B.V. in hoger beroep gegaan. Ook in de procedure in hoger beroep stond [eiser] [bedrijf 1] B.V. als klant van [gedaagde] bij.

Ten aanzien van de kosten voor het hoger beroep, heeft tussen [eiser] en [gedaagde] de volgende e-mailwisseling plaatsgevonden:

In het e-mailbericht van 7 januari 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :

‘Aan [naam 1] (toevoeging kantonrechter: de behandelend advocaat van [eiser] ) hierbij het verzoek om een capped fee af te geven voor de behandeling van het hoger beroep.’

In het e-mailbericht van 12 januari 2022 schrijft [eiser] aan [gedaagde] :

‘Hierbij kom ik terug op het verzoek om een kosteninschatting te maken voor de hoger beroepsprocedure tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2021 (‘Vonnis’).

(…)

De griffiekosten zullen behoorlijk fors zijn. Die kosten moeten betaald worden zodra we ons stellen bij het gerechtshof, en die kosten worden dan direct van onze rekening-courant afgeschreven.

Mijn uurtarief is EUR 285 ex BTW en ex kosten.

Ik vind het erg lastig om in deze zaak een inschatting te geven van de kosten die ik verwacht, omdat we wel gemerkt hebben dat dit dossier (met verschillende kort gedingen) zich niet makkelijk laten voorspellen. De door mij afgegeven fixed fee in het kort geding over de bankgarantie heb ik ook overschreden. Ik doe dus mijn best om een range van kosten te geven, maar ik vraag van jullie tegelijkertijd begrip voor de situatie als die kosten niet volstrekt accuraat zijn.

Hierbij een poging van mijn kant:

1. Griffiekosten op basis van een vordering van meer dan EUR 1Mio: EUR 11.379,-

2. Kosten onderzoek voorafgaand aan opstellen grieven (dit zal het onderzoek zijn naar aanvullende stukken/bewijs/vorderingen, alsmede het verdere overleg tussen ons over de aanvliegroute etc.): ca. EUR 3.000 / 5.000 ex BTW.

3. Kosten voorbereiding en behandeling eventuele comparitie na aanbrengen in Den Haag (dit doen ze soms bij het hof om te proberen in een vroeg stadium de zaak te regelen of een deel alvast te beslechten): ca. EUR 5.000 / 7.500 ex BTW.

4. Kosten opstellen memorie van grieven (dus al onze argumenten en bewijzen tegen het vonnis – daar krijg je een keer de kans voor dus alles moet daarin helemaal compleet zijn): ca. EUR 10.000 / 20.000 ex BTW

5. Kosten eventuele memorie van antwoord in incidenteel appel (dus onze reactie op hun tegenvorderingen, als die er zijn – wat ik wel verwacht): ca. EUR 5.000 ex BTW

6. Kosten voorbereiding en behandeling zitting in Den Haag (inhoudelijke zaak): ca. EUR 5.000 / 7.500 ex BTW. (…)

Bij dit e-mailbericht is een memorandum gevoegd met daarin een analyse van het vonnis en een toelichting van de mogelijkheden om het vonnis in hoger beroep aan te tasten.

In het e-mailbericht van 18 januari 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :

‘Ik begreep van [naam 2] dat je de bereidheid hebt uitgesproken om de feequote voor het appel aanzienlijk naar beneden bij te stellen.

We zien jouw herziene voorstel graag z.s.m. tegemoet.’

In het e-mailbericht van 23 januari 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :

‘Het klopt dat [naam 2] en ik hebben gesproken over de eerder door mij afgegeven kosteninschatting in relatie tot mijn werkzaamheden in het hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag tussen [bedrijf 2] c.s. en [bedrijf 3] c.s.

Ik heb van [naam 2] begrepen dat er in eerste instantie slechts een maximaal budget van EUR 15.000,-- beschikbaar was voor de juridische kosten in hoger beroep. Ik heb [naam 2] medegedeeld dat het niet mogelijk is voor mij om het hoger beroep op basis van een bedrag van EUR 15.000,-- te behandelen. Dit leek mij ook geen redelijk bedrag aangezien de grieven in hoger beroep nog opgesteld moeten worden en nog flink wat werkzaamheden zijn te verwachten (bestuderen processtukken [bedrijf 3] c.s. en een mondelinge behandeling, pleitdooi et cetera) Ik heb [naam 2] uitgelegd dat ik wel bereid ben om uit coulance mijn kosteninschatting tot het minimale te beperken. Ik heb aangeboden dat ik de belangen van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 4] B.V. in het hoger beroep wil behandelen tegen een vergoeding van een bedrag van EUR 25.000,-- voor mijn werkzaamheden. Ik heb van [naam 2] begrepen dat dit bedrag akkoord was.

Het bedrag van EUR 25.000,-- ex BTW zal in beginsel als een capped fee gelden. De overige kosten zoals griffiekosten, deurwaarderskosten et cetera vallen hier uiteraard buiten. Mocht blijken dat er meer of andere werkzaamheden (o.a. proceshandelingen) nodig zijn die van te voren niet zijn besproken of zijn ingeschat, dan vallen die kosten buiten de capped fee en zullen die kosten op basis van mijn normale uurtarief (EUR 285,--) in rekening worden gebracht.’

In het e-mailbericht van 25 januari 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :

‘Hierbij delen wij u mede dat wij kunnen instemmen met dit voorstel.’

In het e-mailbericht van 20 januari 2023 schrijft [eiser] onder andere aan [gedaagde] :

‘(…)

ii. Oplopende kosten

Tot slot merk ik op dat het aantal uren in dit dossier iets is opgelopen. We hebben een fixed fee afgesproken van EUR 25.000,-- ex B.T.W., maar momenteel staat de teller op EUR 28.000,-- De reden daarvan is ondermeer omdat we in hoger beroep nog zijn geconfronteerd met een aanvullende aktewisseling die vooraf niet was te voorzien. Zo hebben we eind december een aanvullende akte moeten nemen om de producties van [bedrijf 3] c.s. te weerleggen. Het komt mij redelijk voor als deze kosten bovenop de afgesproken fixed fee nog in rekening gebracht mogen worden. Ik hoor graag of dat akkoord is.

[eiser] heeft na het vonnis in eerste aanleg van 14 juli 2021 in totaal een bedrag van € 6.997,50 ex btw bij [gedaagde] in rekening gebracht voor werkzaamheden in de periode 14 juli 2021 tot en met 28 oktober 2021. Op de bijbehorende facturen staat als omschrijving ‘betreffende [bedrijf 1] c.s. / [omschrijving] ’ en het dossiernummer ‘[nummer 1] ’.

[eiser] heeft in totaal een bedrag van € 39.227,50 ex btw bij [gedaagde] in rekening gebracht voor door haar verrichte werkzaamheden en verschotten in de periode 4 januari 2022 tot en met 20 januari 2023. Op de bijbehorende facturen staat als omschrijving ‘betreffende [bedrijf 1] c.s. / [bedrijf 3] c.s. – hoger beroep’ en het dossiernummer ‘[nummer 2]’.

[gedaagde] heeft van het onder f. genoemde totaalbedrag een bedrag van € 8.697,48 incl. btw niet betaald.

3 Het geschil

3.1

[eiser] vordert na vermindering van eis tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.265,06 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente tot en met 30 november 2023, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de dagvaarding en proceskosten. Zij legt aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] ten onrechte een bedrag van € 8.697,48 incl. btw niet heeft betaald.

3.2

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] brengt naar voren dat [eiser] voor de werkzaamheden voor het hoger beroep de afgesproken capped fee van € 25.000,- ex btw in rekening mocht brengen. Op het e-mailbericht van [eiser] van 20 januari 2023 heeft [gedaagde] akkoord gegeven. Daarom mocht in aanvulling op de capped fee een bedrag van € 3.000,- ex btw in rekening worden gebracht. Dat is ook betaald. Daarnaast heeft [gedaagde] aan verschotten, waaronder het griffierecht, een bedrag van € 11.379,- betaald. Met het betalen van de hiervoor genoemde bedragen, zegt [gedaagde] aan haar betalingsverplichtingen te hebben voldaan.

3.3

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Het geschil

4.1

Tussen partijen is in geschil wat er valt onder het afgesproken maximale bedrag; de ‘capped fee’. Kortgezegd stelt [eiser] dat onder de capped fee de werkzaamheden vallen die vanaf 25 januari 2022 zijn verricht. Op die datum is de capped fee overeengekomen. [gedaagde] verweert zich tegen die stelling en stelt zich op het standpunt dat onder de capped fee alle werkzaamheden in het hoger beroep vallen. Daarmee ook de kosten voor de werkzaamheden die voor 25 januari 2022 ten behoeve van het hoger beroep zijn verricht.

Uitleg overeenkomst

4.2

Partijen verschillen van mening over de uitleg van wat zij zijn overeengekomen. Voor het uitleggen van een overeenkomst is de zogenaamde Haviltex maatstaf van de Hoge Raad van belang. Deze maatstaf houdt in dat de kantonrechter moet kijken naar hoe beide partijen de bepaling mochten begrijpen. Ook is van belang wat partijen in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. Niet alleen de letterlijke tekst is van belang, maar de andere omstandigheden die spelen in deze zaak, zoals tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van partijen mag worden verwacht. In een later arrest heeft de Hoge Raad daaraan toegevoegd dat ook de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de uitleg van de overeenkomst. Beide partijen hebben ten aanzien van de uitleg van de overeenkomst een aantal gezichtspunten naar voren gebracht.

De e-mailberichten

4.3

Voorafgaand aan de afgesproken capped fee, hebben partijen daarover in e-mailberichten contact gehad. Dit zijn de e-mailberichten van 7 januari 2022, 12 januari 2022, 18 januari 2022, 23 januari 2022 en 25 januari 2022, die zijn opgenomen onder de feiten. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven dat zij in die periode naast de e-mailberichten niet nog op andere wijze (zoals telefonisch) contact hebben gehad over de capped fee en dat dus alle informatie die voor de uitleg van belang is, uit de e-mailberichten volgt. In het e-mailbericht van 23 januari 2023 zegt [eiser] over de aangeboden capped fee ‘Ik heb aangeboden dat ik de belangen van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 4] B.V. in het hoger beroep wil behandelen tegen een vergoeding van een bedrag van EUR 25.000,-- voor mijn werkzaamheden’. Op dit bericht heeft [gedaagde] op 25 januari 2022 akkoord gegeven. In de e-mailwisseling die tussen partijen heeft plaatsgevonden, staat niets over de werkzaamheden die voor 25 januari 2022 hebben plaatsgevonden en de kosten daarvan.

De hoedanigheid van partijen

4.4

[eiser] brengt naar voren dat [gedaagde] haar geld verdient met het financieren van rechtszaken. Haar werkzaamheden bestaan voor een groot deel uit het geven van opdrachten aan advocaten, het maken van prijsafspraken en het controleren van facturen. Op basis van die ervaring weet zij hoeveel tijd en kosten een procedure met zich meebrengen. Zij had moeten begrijpen dat de werkzaamheden van voor 25 januari 2022 niet onder de capped fee vallen. In reactie op het standpunt van [eiser] heeft [gedaagde] aangegeven dat zij er met het bericht van [eiser] dat zij de belangen in het hoger beroep zou gaan behandelen voor een capped fee van € 25.000,- van uit heeft mogen gaan dat dit alle kosten voor de behandeling van het hoger beroep betrof. Zij is als professionele partij gewend om dergelijke afspraken te maken met advocaten. Dat een capped fee soms niet kostendekkend blijkt, is het risico van het afspreken van een capped fee.

4.5

De kantonrechter is van oordeel dat nu beide partijen vanuit hun professie gewend zijn als advocaat en met advocaten prijsafspraken te maken, de hoedanigheid van partijen niet van doorslaggevend belang is. Ondanks hun professionele achtergrond, hebben partijen toch een afspraak gemaakt die partijen ieder op een andere wijze kunnen uitleggen en interpreteren.

De ‘inhoudelijke’ behandeling van het hoger beroep

4.6

[eiser] brengt naar voren dat het duidelijk is dat de capped fee betrekking heeft op de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep en niet de werkzaamheden die daarvoor hebben plaatsgevonden zoals het laten betekenen van de appeldagvaarding en het bestuderen van het vonnis. Nadat de capped fee is afgesproken is er ook een nieuw dossiernummer met een nieuwe dossiernaam aangemaakt. Dit is ook zichtbaar op de facturen. Daarmee had het voor [gedaagde] duidelijk moeten zijn dat bij [eiser] op dat moment de teller weer op nul stond. In reactie op dit standpunt heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat van een duidelijke overgang van werkzaamheden geen sprake is. Na het vonnis in eerste aanleg, zit je op een soort rijdende trein. Er is meteen gesproken over het hoger beroep, er zijn inhoudelijke memo’s gemaakt, er is contact geweest met de advocaat in Frankrijk, enzovoort. Dat de kosten voor deze werkzaamheden niet onder de capped fee zouden vallen omdat ze niet inhoudelijk zouden zijn, betwist [gedaagde] .

4.7

De kantonrechter is van oordeel dat er geen duidelijk verschil zit in het soort werkzaamheden dat voor 25 januari 2022 en vanaf die datum voor het hoger beroep zijn gedaan. Voor de stelling dat de werkzaamheden die voor 25 januari 2022 zijn verricht minder inhoudelijk zijn en daarom niet onder de capped fee zouden vallen, zijn geen aanknopingspunten te vinden in de communicatie die tussen partijen heeft plaatsgevonden. In het e-mailbericht van 23 januari 2022 wordt in algemene zin gesproken over de behartiging van de belangen in hoger beroep.

Het e-mailbericht van 20 januari 2023

4.8

Tussen partijen is verwarring ontstaan over het e-mailbericht van 20 januari 2023 van [eiser] aan [gedaagde] waarin staat: ‘We hebben een fixed fee afgesproken van EUR 25.000,-- ex B.T.W., maar momenteel staat de teller op EUR 28.000,--‘. [eiser] geeft aan dat de kosten voor de werkzaamheden tot en met 20 januari 2023 € 25.000,- bedroegen en daarom op dat moment het maximum van de capped fee was bereikt. In dat e-mailbericht vraagt [eiser] aan [gedaagde] een akkoord voor het in rekening brengen van een bedrag van € 3.000,- bovenop de capped fee wegens extra werkzaamheden. Op dat verzoek heeft [gedaagde] akkoord gegeven. Zij heeft daarbij niet aangegeven dat volgens haar het maximum van de capped fee al eerder was bereikt. [gedaagde] heeft op dit standpunt gereageerd en aangegeven dat zij na ontvangst van het e-mailbericht heeft nagekeken wat er op dat moment door [eiser] in rekening was gebracht. Dat was voor de tot dat moment verrichte werkzaamheden exclusief verschotten en btw een bedrag van € 25.000,-. Dat het maximum van de capped fee was bereikt, was naar mening van [gedaagde] dan ook juist.

4.9

Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat één en ander op een misverstand berust. Op met moment van het schrijven van het e-mailbericht, waren nog niet alle werkzaamheden die tot dat moment waren verricht, door [eiser] in rekening gebracht bij [gedaagde] . [eiser] heeft gekeken naar de kosten voor de door haar verrichte werkzaamheden vanaf 25 januari 2022 tot 20 januari 2023. Dat was een bedrag van € 25.000,- ex btw. [gedaagde] heeft gekeken naar de werkzaamheden die vanaf 14 juli 2021 tot en met 20 januari 2023 in rekening waren gebracht. Dit betreft toevalligerwijs ook een bedrag van € 25.000,- ex btw. Naar het oordeel van de kantonrechter is duidelijk dat er tussen partijen een misverstand over de inhoud van het e-mailbericht van 20 januari 2023 is ontstaan. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet kan worden tegengeworpen dat zij niet op de opmerking van [eiser] , dat op dat moment het maximum van de capped fee zou zijn bereikt, niet afwijzend heeft gereageerd. Evenmin kan uit het e-mailbericht geconcludeerd worden dat de behandelend advocaat van [eiser] ervan uitging dat de capped fee ook betrekking had op de werkzaamheden van voor januari 2022. Het gaat hier dan ook niet om een gedraging van een van partijen na het sluiten van de overeenkomst die voor de uitleg van de overeenkomst van belang is.

Conclusie

4.10

De kantonrechter is van oordeel dat het voor de uitleg van de bedoeling van partijen over wat zij zijn overeengekomen aankomt op de e-mailberichten die zij tussen 7 januari 2022 en 25 januari 2022 naar elkaar hebben gestuurd. De gezichtspunten die partijen verder naar voren hebben gebracht, zijn daarbij niet van doorslaggevend belang. In het e-mailbericht van 23 januari 2022 spreekt [eiser] over de behartiging van de belangen in het hoger beroep. Daarbij heeft zij niets gezegd over de werkzaamheden die op dat moment al waren verricht en die te maken hadden met het hoger beroep en zij heeft ook niet gezegd dat de capped fee zou gelden voor de werkzaamheden vanaf dat moment. Daarmee is [eiser] onvoldoende duidelijk geweest. Als zij heeft bedoeld dat de kosten van voor het e-mailbericht van 23 januari 2022 verrichte werkzaamheden buiten de capped fee zouden vallen, had het op haar weg gelegen dit in het voorstel aan te geven. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] er niet van uit mogen gaan dat het voor [gedaagde] duidelijk was dat de capped fee alleen betrekking had op de kosten voor de werkzaamheden die na het e-mailbericht van 23 januari 2022 en/of het akkoord van [gedaagde] van 25 januari 2022 verricht zouden worden. Het gevolg is dat het verweer van [gedaagde] dat zij aan haar volledige betalingsverplichting heeft voldaan, slaagt. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen. ECLI:NL:RBZWB:2024:4792