GEA Curaçao 191216 eenzijdige expertises kunnen als uitgangspunt dienen; verzoek onafhankelijke expertise afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
GEA Curaçao 110117 eenzijdige expertises kunnen als uitgangspunt dienen; verzoek onafhankelijke expertise afgewezen
- 4 jaar schadevergoeding voor ttv ongeval 71 en 74 jarige
2 De beoordeling
2.1.
Uit de in het geding gebrachte stukken is gebleken dat er op 1 december 2010 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden tussen eisers en de verzekeringnemer van New India. Eisers hebben New India aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden en nog te lijden schade. New India heeft op grond van de LAM aansprakelijkheid erkend.
2.2.
De verzekerde som bedraagt NAf 150.000,-.
2.3. [
Eiser 1] heeft door het ongeval zijn linker pols gebroken. Voorts was er sprake van een fractuur van het linker sleutelbeen en een breuk in de rechter heupkom. [Eiser 1] is per ambulance naar het Sehos gebracht, waar hij gedurende een opname van twee weken plat op bed moest moet liggen. Op 13 december 2010 is [eiser 1] in liggende positie en onder paramedische begeleiding naar Nederland gevlogen. Daar is hij poliklinisch behandeld.
2.4. [
Eiseres 2] heeft als gevolg van het ongeval onder meer een breuk in het midden van haar rechter bovenarm opgelopen. Deze werd operatief behandeld door middel van het inbrengen van een pen. Voorts was er sprake van een forse bloeduitstorting door de druk van de veiligheidsgordel. Er is ook een CT-scan van de hersenen gemaakt, welke geen bijzonderheden liet zien. [Eiseres 2] heeft tot 13 december 2010 in het Sehos gelegen, waarna zij onder paramedische begeleiding naar Nederland is overgevlogen. De huisarts in Nederland heeft de behandeling overgenomen.
2.5.
Eisers stellen blijvende beperkingen te ondervinden als gevolg van hun ongevalsgerelateerde letsel, waardoor zij schade lijden.
2.6.
New India heeft ten behoeve van eiseres een voorschot van NAf 5.063,43 betaald. Verdere schade wordt betwist.
3 Het geschil in conventie en in reconventie
3.1.
Eisers vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van New India tot betaling van een bedrag van € 87.790,53 vermeerderd met de PM genoteerde immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over de totale vast te stellen immateriële schade vanaf 1 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening en over de materiele schade vanaf 8 oktober 2014, zijnde dag waarop daarop aanspraak is gemaakt, tot aan de dag der algehele voldoening, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 8.052,97, vermeerderd met de kosten van buitengerechtelijke bijstand van NAf 7.367,-, kosten rechtens.
3.2.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag, verkort weergegeven, dat zij als gevolg van het auto-ongeval blijvende klachten en beperkingen ondervinden waardoor zij schade lijden. New India is in haar hoedanigheid van LAM-verzekeraar aansprakelijk voor de (letsel)schade die eisers als gevolg van het ongeval lijden.
3.3.
New India heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Kort gezegd betwist zij de door eisers gestelde beperkingen en de daaraan ten grondslag liggende medische gegevens, alsmede de gestelde materiele en immateriële schade. Voorts heeft New India een reconventionele vordering ingediend. Ten aanzien van [eiseres 2] vordert New India een onafhankelijke medisch keuring door een orthopedisch chirurg. Ten aanzien van [eiser 1] vordert New India eveneens een medische keuring. Een recente medische keuring van eisers is volgens New India noodzakelijk om de daadwerkelijke schade vast te kunnen stellen.
3.4.
Voor zover van belang wordt hierna nader ingegaan op de stellingen van partijen.
4 De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1.
Vaststaat dat New India aansprakelijk is voor de door eisers geleden schade als gevolg van het ongeval. Eisers hebben derhalve een vordering tot schadevergoeding op New India.
4.2.
New India betwist niet dat eisers letsel hebben opgelopen als gevolg van het ongeval en dat zij daarvoor medisch zijn behandeld. New India betwist daarentegen de medische rapportages waaruit volgt dat eisers klachten en beperkingen hebben die als ongevalsgevolg zijn aan te merken en waardoor zij schade lijden en hebben geleden. New India stelt dat de medische rapportages eenzijdig zijn opgesteld en zijn verouderd en geen werkelijk beeld geven van de huidige beperkingen van eisers. Voorts heeft er bij de totstandkoming van de rapportages geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. Het gestelde causaal verband tussen ongeval en schade wordt daarom betwist. Voorts heeft New India in reconventie om die reden verzocht zowel [eiser 1] als [eiseres 2] medisch te laten onderzoeken door een deskundige.
[eiser 1]
4.2.
Ten aanzien van [eiser 1] zijn een aantal medische bescheiden overgelegd, die inzicht bieden in het verloop van het letsel van [eiser 1] als gevolg van het ongeval. In 2013 is [eiser 1] naar aanleiding van blijvende klachten onderzocht door orthopedisch chirurg R.M. Kuipers, die zijn bevindingen heeft vastgelegd in een rapport van 21 maart 2013. Voorts bevat het dossier een verslaglegging van medisch adviseur Blanken d.d. 6 juni 2013.
4.3.
Uit het rapport van R.M. Kuipers, orthopedisch chirurg d.d. 21 maart 2013 volgt dat het letsel van [eiser 1] als gevolg van het ongeval heeft geresulteerd in klachten van de schouder, pols en heup. Deze klachten kunnen als ongevalsgevolg worden beschouwd. Ten aanzien van de heup geldt dat er na het ongeval een progressieve gewrichtsspleetversmalling in het rechterheupgewricht is ontstaan. Ook is er een aanzienlijke bewegingsbeperking van het rechter heupgewricht ontstaan. Naar het oordeel van Kuipers zouden de huidige klachten niet zijn ontstaan indien [eiser 1] het ongeval niet was overkomen. De kans dat er zonder aanleiding een dergelijke progressieve coxarthrosis ontstaat is orthopedisch gezien klein te noemen. Voor wat betreft de rechter heupklachten verwacht Kuipers op termijn een toename van de arthrosis waarbij het aannemelijk is dat ook de symptomatologie zal toenemen. Voor wat betreft de problematiek van de coxarthrosis rechts zal dit binnen 1 tot 2 jaar zeer waarschijnlijk erger worden. De huidige heupklachten resulteren in beperkingen ten aanzien van lopen. Hij kan wel fietsen. Voorts zijn er beperkingen ten aanzien van de linkerpols, -arm en -schouder.
4.4.
Medisch adviseur Blanken heeft in 2013 het rapport van Kuipers beoordeeld mede in het licht van de overige beschikbare medische informatie. Hij heeft aangegeven dat op dat moment nog steeds geen sprake is van een medische eindsituatie. Het letsel resulteert op dat moment in beperkingen ten aanzien van staande en lopende activiteiten alsmede voor belastbaarheid van de linkerschouder, arm en pols. De omvang van de beperkingen moet niet worden onderschat en kan in de toekomst dus nog toenemen. [eiser 1] is uiteindelijk een kandidaat voor het laten plaatsen van een kunstheup. De berekening van het percentage blijvende functionele invaliditeit van 27% van de gehele persoon is acceptabel en kan wel als uitgangspunt dienen voor de afwikkeling van het dossier.
4.5.
Naar het oordeel van het Gerecht kunnen de medische rapportages als uitgangspunt dienen bij de vaststelling van de beperkingen van [eiser 1] als gevolg van het ongeval. Een medisch rapport moet op een begrijpelijke wijze antwoord geven op de vraag naar de beperkingen. Het rapport dient deugdelijk gemotiveerd te zijn, hetgeen onder meer inhoudt dat de deskundige inzichtelijk maakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hoe zijn oordeel zich verhoudt tot de gebruikelijke zienswijzen en richtlijnen binnen zijn beroepsgroep, alsmede dat hij een eventuele afwijking deugdelijk motiveert. Van een partij die een deskundigenbericht bekritiseert mag worden verlangd dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de andere deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Het Gerecht constateert dat New India geen bezwaren heeft geformuleerd ten aanzien van de inhoud van het rapporten van Kuipers en Blanken, noch ten aanzien van de medische conclusies betreffende ongevalsgerelateerd letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Weliswaar stelt New India, terecht overigens, dat zij niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de rapporten en dus het beginsel van hoor en wederhoor niet is nageleefd. Dat op zichzelf staat niet aan de bruikbaarheid van de rapporten in de weg. In het bijzonder niet nu New India geen concrete bezwaren tegen de (medische) inhoud van de rapporten heeft geuit. Het Gerecht stelt vast dat, bij gebreke van een gemotiveerde betwisting zijdens New India, aangenomen kan worden dat er geen verschil van mening is over de medische conclusies van de deskundigen betreffende het letsel van [eiser 1] en de daaruit voortvloeiende beperkingen als gevolg van het ongeval, zodat het Gerecht deze als uitgangspunt neemt. Het verzoek tot een onafhankelijke medische expertise ter vaststelling van het causaal verband zal om die reden worden afgewezen.
4.6.
Een andere vraag is, tot welke schade die beperkingen leiden. In dat kader heeft New India een aantal verweren aangevoerd. Ten aanzien van het plaatsen van een kunstheup betreft dat een toekomstige gebeurtenis, waarvan nog onzeker is of die plaatsvindt. Daarmee is de daardoor gestelde schade onzeker en dus niet opeisbaar, aldus New India. New India betwist voorts dat [eiser 1] door zijn beperkingen niet meer zou kunnen fietsen en wandelen. Niet uitgesloten is dat [eiser 1] door zijn leeftijd van 79 jaar, minder mobiel is. New India betwist ten slotte dat [eiser 1] door zijn beperkingen zijn taken als voorzitter van de VVE van het appartementencomplex op Curaçao niet meer kan uitoefenen.
4.7.
De verweren van New India hebben betrekking hebben op de omvang van de immateriële schade en het begroten van de toekomstige materiele schade. Het Gerecht is van oordeel dat ter bepaling van de (toekomstige) materiele schade geen medische expertise noodzakelijk is. De voorhanden rapporten bieden, indachtig de verweren van New India, voldoende aanknopingspunten om de schade te begroten. Immers, als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding, dient [eiser 1] zoveel mogelijk in de toestand te worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis (hier: het ongeval) niet had plaatsgevonden (zie o.a. HR 5 december 2008, LJN BE9998). In geval van schending van verkeers- of veiligheidsnorm wordt de daaruit voortvloeiende schade, op de voet van artikel 6:98 BW en gelet op de literatuur en de jurisprudentie, ruim toegerekend. De schade wordt zo veel als mogelijk concreet berekend en, indien dit niet mogelijk is, zo goed als mogelijk geschat (ex artikel 6:97 BW). De toekomstige (of nog niet ingetreden) schade zal, op de voet van artikel 6:105 BW, bij voorbaat worden begroot waarbij de goede en kwade kansen tegen elkaar worden afgewogen. Zoals hiervoor reeds is overwogen staat voldoende vast wat (in 2013) de beperkingen van [eiser 1] waren als gevolg van het ongeval. Weliswaar was er toen nog geen sprake van een medische eindtoestand, maar de rapporten bieden geen enkele indicatie dat de klachten en beperkingen door de tijd zouden kunnen afnemen. De materiele schade die [eiser 1] vordert betreft enkel reeds geleden schade en is dus vast te stellen. Alleen de vordering verlies zelfwerkzaamheid ziet deels op toekomstige schade. In de onderhavige zaak komt dat neer op een inschatting van de (gezien zijn leeftijd mogelijk op enig moment aflopende) gezondheidstoestand van [eiser 1] zónder dat het ongeval had plaatsgevonden en de gezondheidstoestand waarin hij zich thans bevindt. Daarvoor is geen medische rapportage nodig.
[eiseres 2]
4.8.
Ten aanzien van [eiseres 2] zijn een aantal medische bescheiden overgelegd, die inzicht bieden in het verloop van haar letsel gevolg van het ongeval. Uit het medisch advies van J.A. Bos-Zijlstra van 13 november 2012 volgt er bij [eiseres 2] als gevolg van het ongeval sprake was van een breuk in de schacht van de rechterbovenarm. Doordat zich het schijngewricht heeft gevormd draaien de voormalige breukdelen ten opzichte van elkaar. Er is een frozen (bewegingsbeperking) shoulder ontstaan. De rechterschouder is ernstig beperkt. Operatief ingrijpen zou geen optie zijn vanwege de grote kans op complicaties. Wanneer een (orthopedisch) chirurg met meer ervaring een dergelijke ingreep wel zou kunnen verrichten met een grotere kans op succes zou dit de belastbaarheid aanzienlijk kunnen verbeteren. Orthopedisch chirurg D.C. Pleyte schrijft in zijn brief van 21 december 2012 op vragen van medisch adviseur Bos-Zijlstra, dat er inderdaad sprake is van een pseudo-artrose, welke operatief behandeld zou kunnen worden, maar dat in overleg met [eiseres 2] is besloten dat niet te doen in verband met de risico’s. Medisch adviseur Blanken schrijft in juni 2013 dat hij het jammer vindt dat [eiseres 2] heeft afgezien van verdere behandeling omdat zonder operatie met zekerheid kan worden gesteld dat de breuk uiteindelijk niet zal vastgroeien en daarmee ook de beweeglijkheid in de schouder beperkt zal blijven. In november 2013 schrijft Blanken dat de klachten er nog steeds zijn, maar dat [eiseres 2] ermee heeft leren omgaan. De schouder blijft minder beweeglijk en ook pijnlijk bij het bewegen. Functioneel zijn er beperkingen bij zelfverzorging, het verzorgen van de haren, aankleden, baden maar vooral van huishoudelijk functioneren en bij het transport. Voorts durft [eiseres 2] niet meer te fietsen.
4.9.
Naar het oordeel van het Gerecht kunnen deze medische rapportages als uitgangspunt dienen bij de vaststelling van de beperkingen van [eiseres 2] als gevolg van het ongeval. Het Gerecht constateert dat New India ook ten aanzien van [eiseres 2] geen bezwaren heeft geformuleerd ten aanzien van de inhoud van de medische rapportages, noch ten aanzien van de medische conclusies betreffende ongevalsgerelateerd letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Het Gerecht stelt vast dat, bij gebreke van een gemotiveerde betwisting zijdens New India, aangenomen kan worden dat er geen verschil van mening is over de medische conclusies van de deskundigen betreffende het letsel van [eiseres 2] en de daaruit voortvloeiende beperkingen als gevolg van het ongeval, zodat het Gerecht deze als uitgangspunt neemt. Het verzoek tot een onafhankelijke medische expertise ter vaststelling van het causaal verband zal om die reden worden afgewezen
4.10.
Ten aanzien van [eiseres 2] heeft New India als haar verweer aangevoerd dat uit de voorhanden medische stukken dient te worden afgeleid dat [eiseres 2] heeft afgezien van een operatie en sedert augustus 2013 het spreekuur niet meer heeft bezocht. New India stelt dat [eiseres 2] door zich niet verder te laten behandelen niet voldaan heeft aan de op haar rustende schadebeperkingsplicht. De schade die voortvloeit uit het achterwege laten van behandelingen, is niet toerekenbaar aan New India en dient, wegens eigen schuld, voor rekening van [eiseres 2] te blijven. Met dit ‘eigen-schuld’-verweer doelt New India op het bepaalde in art. 6:101 BW. Het Gerecht stelt voorop dat niemand verplicht is de door hem te lijden schade te beperken. Echter, degene die schade lijdt die betrekkelijk eenvoudig had kunnen worden vermeden door voor de hand liggende schadebeperkende maatregelen te treffen, zal het achterwege gelaten hebben van die maatregelen tegengeworpen kunnen krijgen. Dat betekent dat schade die had kunnen worden vermeden mogelijk niet of niet geheel op de aansprakelijke partij zal kunnen worden verhaald.
4.11.
Het Gerecht is van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat om een deel van de schade voor rekening van [eiseres 2] te laten. Immers, uit de voorhanden medische documentatie volgt dat een operatie mogelijkerwijs de belastbaarheid van de schouder aanzienlijk zou kunnen verbeteren. Tegelijkertijd blijkt ook dat een dergelijke operatie met aanzienlijke risico’s gepaard gaat. Van [eiseres 2] kan in het kader van de schadebeperkingsplicht niet worden verwacht dat zij dergelijke risico’s neemt. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat sprake is van schade die mede het gevolg is van een aan haarzelf toe te rekenen omstandigheid. Een medisch deskundigenbericht ter vaststelling van de situatie indien [eiseres 2] wel de operatie had ondergaan, is om die reden niet nodig.
4.12.
Voorts betwist New India dat [eiseres 2] door de beperkingen aan de arm en schouder niet meer zou kunnen fietsen. Evenals bij [eiser 1], sluit New India ook bij [eiseres 2] niet uit dat zij door haar leeftijd, minder mobiel is. Voorts betwist New India dat [eiseres 2] schade lijdt doordat zij van haar man afhankelijk is voor wat betreft het autorijden. Deze verweren van New India hebben betrekking op de omvang van de immateriële schade en het begroten van de (toekomstige) materiele schade. Het Gerecht is van oordeel dat ter bepaling van de omvang van de (toekomstige) materiele schade geen medische expertise noodzakelijk is. De voorhanden rapporten bieden, ook indachtig de verweren van New India, en gelet op hetgeen het Gerecht betreffende het vaststellen en begroten van de schade hiervoor in r.o. 4.7. heeft overwogen, voldoende aanknopingspunten om de schade te begroten.
4.13.
Zoals hiervoor reeds is overwogen staat voldoende vast wat (in 2013) de beperkingen van [eiseres 2] waren als gevolg van het ongeval. Gelet op het achterwege laten van een operatie en hetgeen medisch adviseur Blanken daarover heeft aangegeven, kan worden aangenomen dat er een medische eindtoestand is bereikt. De materiele schade die [eiseres 2] vordert betreft enkel reeds geleden schade en is dus vast te stellen. Alleen de vordering verlies zelfwerkzaamheid ziet deels op toekomstige schade. In de onderhavige zaak komt dat neer op een inschatting van de (gezien zijn leeftijd mogelijk op enig moment aflopende) gezondheidstoestand van [eiseres 2] zónder dat het ongeval had plaatsgevonden en de gezondheidstoestand waarin hij zich thans bevindt. Daarvoor is geen medische rapportage nodig.
Materiele schade
4.14. [
Eiser 1] stelt dat hij zijn fiets gedwongen heeft moeten verkopen. Uit het rapport van Kuipers volgt echter dat [eiser 1] nog wel kan fietsen. Er is geen medische informatie verstrekt op basis waarvan moet worden aangenomen dat dat anders is. De kosten gepaard gaande met de gedwongen verkoop van de fiets komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
4.15.
Eisers vorderen transportkosten gemaakt door naaste familieleden ten behoeve van hun verzorging. Het gaat hier om verplaatste schade die in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt, hetgeen New India ook niet heeft betwist. Naar het oordeel van het Gerecht is het door eisers verschafte overzicht voldoende concreet om als uitgangspunt te dienen bij de berekening van deze kosten. Op het overzicht staat aangegeven wanneer er waar naar toe is gereden en waarom. Voorts is het aantal gereden kilometers daarbij aangegeven. Door New India zijn er geen concrete argumenten aangedragen om aan het overzicht van eisers te twijfelen. Het Gerecht acht het overzicht, gelet op de onvoldoende gemotiveerde betwisting zijdens New India, voldoende onderbouwd. Blijkens de Letselschaderaad is het normbedrag per gereden kilometer sedert 1 januari 2011 een bedrag van € 0,24. Daarmee komt het door eisers gevorderde bedrag van € 753,36 voor vergoeding in aanmerking.
4.16.
Ten aanzien van de gevorderde medische kosten hebben eisers voldoende gemotiveerd onderbouwd waar de kosten op zien. De bonnen zijn weliswaar slecht leesbaar maar duidelijk blijkt dat het drogisterijbonnen zijn. Voorts valt zeker van een deel van de bonnen af te leiden dat het om pijnstilling en soortgelijke medicatie gaat, hetgeen in verband is te brengen met de pijnklachten van eisers. Door eisers is ook aangegeven om welke medicatie het gaat. Door New India is niet gemotiveerd betwist dat deze medicatie wordt gebruikt bij pijnklachten zoals [eiseres 2] en [eiser 1] hebben (gehad). Dat de medicatie niet is voorgeschreven is geen voorwaarde voor de vergoeding daarvan. Het toont slechts aan dat de medicatie zonder recept verkrijgbaar is. Voor zover (per abuis) producten zijn meegenomen die geen verband houden met het ongeval, zal het daarbij behorende bedrag verwaarloosbaar klein zijn. Het Gerecht ziet geen aanleiding dat als een kwade kans in de vaststelling van de schade mee te nemen. De overzichten van Univé bevatten een klantnummer. Er is geen enkel argument aangevoerd om aan te nemen dat het geen overzichten van eisers betreffen. Op de overzichten staat voldoende duidelijk aangegeven waar de kosten op zien. Ten aanzien van de (fysio)therapiebehandelingen heeft het Gerecht, gelet op overige overgelegde medische documentatie en de aard van de klachten van eisers, geen reden om te twijfelen aan het verband tussen eisers en deze kosten. Voorts wordt op de overzichten verwezen naar apotheekkosten die door [eiser 1] en [eiseres 2] weer nader zijn omschreven. Ook daarover zijn door New India geen argumenten aangedragen om aan het verband met het ongeval te twijfelen. Op de overzichten van Univé staat uitdrukkelijk genoteerd welk deel van het bedrag door eisers zelf betaald dient te worden. Dit bedrag is door eisers in rekening gebracht. De eigen bijdrage voor de thuiszorg volgt voldoende duidelijk uit de overgelegde bescheiden. Het Gerecht zal de vordering medische kosten toewijzen voor een bedrag van € 3.656,73.
4.17.
Eisers hebben schade verlies zelfwerkzaamheid gevorderd, in de vorm van huishoudelijke hulp en bijstand ten aanzien van werkzaamheden in en om het huis. Voor zover New India stelt dat eisers moeten bewijzen dat zij daadwerkelijk hulp hebben ingeschakeld, stelt het Gerecht het volgende voorop. Vaste rechtspraak is dat in geval van letselschade de kosten van huishoudelijke hulp en/of verzorging door de aansprakelijke partij aan de benadeelde moet worden vergoed indien deze niet langer in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voorzover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin de benadeelde verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dit is niet anders indien die werkzaamheden in feite worden verricht door personen die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen (vgl. HR 5 december 2008, LJN BE9998; HR 6 juni 2003, LJN AF5891 en HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564).
4.18.
Voldoende is gebleken dat eisers voor het ongeval in een normale gezondheid verkeerden en zonder beperkingen leefden. Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit de medische documentatie dat eisers, gelet op de aard van hun letsel aan arm en/of heup, schouder en/of pols, zodanig beperkt zijn geweest dat zij volledige bijstand behoefden. Voorts is bij de begroting van deze schadepost van belang dat beide personen uit het twee-persoons-huishouden gelijktijdig beperkt waren door het ongeval en dus beiden niet in staat waren noch elkaar te verzorgen, noch werkzaamheden thuis te verrichten. In dat licht acht het Gerecht een vergoeding voor volledige bijstand gedurende de eerste zes maanden na het ongeval gerechtvaardigt. Echter, zoals New India terecht opmerkt dient het normbedrag van 1 januari 2011, te weten € 160,- per week, als uitgangspunt te gelden. Na de eerste zes maanden vorderen eiseres huishoudelijke hulp voor drie ochtenden van vier uur per week, gedurende een looptijd van 7 jaar. Daarover merkt het Gerecht het volgende op. Het is het Gerecht bekend dat in de praktijk vaak wordt uitgegaan van een eindleeftijd van 70 jaar voor huishoudelijke hulp. Die eindleeftijd wordt ook gehanteerd voor verlies zelfredzaamheid. Ten aanzien van laatstgenoemde schadepost geldt dat de Richtlijn Zelfwerkzaamheid van de Letselschaderaad, uitgaat van een eindleeftijd van 70 jaar (overigens zonder sterftekanscorrectie). Er is echter een ontwikkeling gaande dat ouderen tot op hogere leeftijd in staat worden geacht zelfredzaam te zijn. In combinatie met de fors toegenomen levensverwachting acht het Gerecht, in het onderhavige geval, gelet op de wijze van leven voorafgaand aan het ongeval, het op zijn plaats om voor de vergoeding van kosten van huishoudelijke hulp (en van zelfredzaamheid) een eindleeftijd van 75 jaar als uitgangspunt te nemen. Daarin is dan voorts verdisconteerd dat eisers ook in de hypothetische situatie zonder ongeval op enig moment huishoudelijke hulp nodig zouden hebben gehad. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die met zich brengen dat van een lagere eindleeftijd dient te worden uitgegaan. [eiseres 2] was ten tijde van het ongeval 71 jaar. [eiser 1] was 74 jaar. Gelet op het versterkende effect van twee personen wiens belastbaarheid gelijktijdig is afgenomen, zal het Gerecht uitgaan van een looptijd van in totaal vier jaar. Aangezien het gaat om huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid, acht het Gerecht drie ochtenden per week van drie uur gerechtvaardigd. Wel dient te worden uitgegaan van een uurtarief van € 8,50,- conform de het normbedrag van januari 2011. Inmiddels is die schade reeds verschenen, zodat de contante waarde factor geen rol (meer) speelt bij de berekening. In totaal gaat het dus om een bedrag van € 4.160,- gedurende de eerste zes maanden en een bedrag van € 15.912,- voor de daarop volgende vier jaar.
4.19.
Zoals eerder aangegeven dient het slachtoffer zoveel mogelijk in de toestand te worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis (hier: het ongeval) niet had plaatsgevonden. De door eisers gevorderde rentekosten, renteverliezen en koersverschillen komen om die reden voor vergoeding in aanmerking. Het betreft in dit geval immers kosten die verband houden met ongevalsgerelateerde betalingen. Dat de kosten feitelijk zijn ontstaan door te late betaling door Univé, doet niet ter zake aangezien de kosten er niet zouden zijn geweest zonder ongeval. Het gaat in totaal om een bedrag van € 116,- en € 280,87.
4.20.
Uit de facturen van Europrotector enerzijds en Bureau Personenschade anderzijds blijkt genoegzaam dat er geen dubbele werkzaamheden in rekening zijn gebracht. Daartoe is van belang dat het ongeval zich op Curaçao heeft voorgedaan, alwaar ook de verzekeraar gevestigd is, maar dat eisers in Nederland wonen, zij aldaar medische bijstand hebben gehad en zij daar de schade lijden. Europrotector heeft zich met name gericht op de Nederlandse kant van de zaak. Bureau Personenschade heeft de belangen van eisers op Curaçao behartigd. Niet uit het oog moet worden verloren dat de kosten van Bureau personenschade aanzienlijk hoger zouden zijn geweest indien zij de werkzaamheden van van Europrotector vanuit Curaçao zouden hebben moeten uitvoeren. De kosten van zowel Europrotector als Bureau Personenschade, maar ook de factuur van dr. Kuipers, die de orthopedische expertise heeft afgenomen, zijn voorts voldoende onderbouwd en kunnen de dubbele redelijkheidstoets ex artikel 6:96 BW doorstaan. In totaal gaat het om € 8.052,97 en NAf 7.367,-.
Immateriële schade
4.21. [
Eiser 1] heeft een bedrag van € 40.000,- aan smartengeld gevorderd. Hij legt daaraan – kort gezegd – ten grondslag de beperkingen als gevolg van het ongeval en de impact daarvan op zijn leven, die resulteren in een mate van blijvende invaliditeit van het gehele lichaam van 27%. Met zijn 74 jaar ten tijde van het ongeval was hij nog sterk en mobiel. Hij hield van fietsen en wandelen. Hij reisde geregeld naar Curaçao. Thans kampt hij met een verminderde mobiliteit en een verschraling van de levensvreugde.
4.22. [
Eiseres 2] heeft een bedrag van € 20.000,- en een PM-post aan smartengeld gevorderd. Ook zij legt daar – kort gezegd – aan ten grondslag de beperkingen als gevolg van het ongeval en de impact daarvan op haar leven. Weliswaar wenst [eiseres 2] een medische expertise teneinde de mate van blijvende invaliditeit vast te stellen ter bepaling van de hoogte van het smartengeld, het Gerecht gaat echter aan dat verzoek voorbij. Naar het oordeel van het Gerecht bieden de beschikbare medische stukken voldoende aanknopingspunten om de hoogte van het smartengeld te bepalen. Vaststaat immers dat [eiseres 2] kampt met een frozen shoulder. Daardoor ondervindt zij beperkingen die haar mobiliteit, maar ook haar onafhankelijkheid in de zin van zelfverzorging en transport beïnvloeden.
4.23.
Het Gerecht stelt voorop dat de hoogte van immateriële schadevergoeding of smartengeld (ex artikel 6:106 lid 1 BW) naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor eisers en zoals hierboven omschreven. De blijvende beperkingen van eisers zijn aanzienlijk. Eisers waren respectievelijk 71 en 74 jaar ten tijde van het ongeval. Zij verkeerden in goede gezondheid toen het incident plaatsvond. De gevolgen van het ongeval hebben grote impact op de wijze waarop eisers hun dagelijks leven invulden. Zij haalde veel levensgeluk uit buitenactiviteiten en reizen, terwijl de blijvende beperkingen hen verhinderen hun leven nog op die manier in te richten. Door de beperkte mobiliteit heeft het ongeval eisers in een klap hun vrijheid en onafhankelijkheid ontnomen. Het Gerecht is verder enerzijds van oordeel dat de leeftijd van eisers en daarmee de duur van “het lijden” wel invloed heeft op de omvang van de vergoeding, in die zin dat die vergoeding lager zou moeten uitvallen omdat sprake is van een beperkte lijdensduur. Anderzijds stonden eisers nog actief in het leven en was er een redelijke verwachting zij nog een aantal jaren in kwalitatief goede gezondheid had kunnen leven als het ongeval niet had plaatsgevonden. Dat is hen door het ongeval ontnomen. Voorts acht het Gerecht relevant eisers gelijktijdig beperkt werden in hun belastbaarheid, waardoor zij weinig steun c.q. hulp hadden van elkaar, hetgeen het leed vergroot. Het Gerecht kent verder gewicht toe aan het feit dat eisers in Nederland woonachtig zijn en dat het ongeval tijdens hun verblijf op Curaçao heeft plaatsgevonden. Zij zijn beiden opgenomen geweest in het Sehos, hetgeen een angstige en onzekere tijd is geweest. Vervolgens zijn zij beiden onder begeleiding naar Nederland gevlogen en hebben zij een langdurige revalidatie achter de rug, waarbij zij beiden afhankelijk zijn geweest van derden. Bij de beoordeling van de hoogte van het bedrag neemt het Gerecht tenslotte mede in aanmerking de bedragen die door Nederlandse rechters enerzijds en die op Curaçao anderzijds in vergelijkbare gevallen zijn toegekend .
4.24.
Op grond van het vooroverwogene stelt het Gerecht naar billijkheid de schadevergoeding voor de immateriële schade die [eiser 1] lijdt vast op een bedrag van € 25.000,-- en de schadevergoeding voor de immateriële schade die [eiseres 2] lijdt vast op een bedrag van € 15.000,--.
Resumerend
4.25.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat New India zal worden veroordeeld tot betaling aan eisers van een bedrag van € 24.878,42 aan materiele schade en een bedrag van € 8.052,97 en NAf 7.367,- aan buitengerechtelijke kosten. Aan immateriële kosten zal een bedrag van totaal € 40.000,- aan eisers worden toegekend. In Antilliaanse guldens komt dit neer op een bedrag van NAf 46.023,- aan materiele schade, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van NAf 14.897,- en NAf 7.367,- resulteert dat in een bedrag van NAf 68.287,--. Het smartengeld resulteert in een bedrag van NAf 73.000,-- in Antilliaanse guldens. Daarmee blijft de schade, rekening houdende met het reeds betaalde voorschot, nog onder de verzekerde som van NAf 150.000,-.
4.26.
De vordering in reconventie zal worden afgewezen, gelet op hetgeen het Gerecht hiervoor hierover heeft overwogen. ECLI:NL:OGEAC:2016:132