Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 211216 kosten; gevorderd 19 uur x € 250,00; toegewezen 15 uur x 250

Rb Midden-Nederland 211216 Achteropaanrijding; geen reden af te wijken van oordeel neuroloog, neuropsycholoog en vza 
- kosten; gevorderd 19 uur x € 250,00; toegewezen 15 uur x 250 

De buitengerechtelijke kosten

4.14.
Ter onderbouwing van het de vordering van het bedrag van € 5.849,60 aan buitengerechtelijke kosten heeft [verzoekster] vier declaraties overgelegd gedateerd: 9 oktober 2015 voor een bedrag van € 2.461,61, 10 december 2015 voor een bedrag van € 1.138,16, 21 maart 2016 voor een bedrag van € 1.058,75 en 11 juli 2016 voor een bedrag van € 1.191,08. ASR stelt dat er al een bedrag van € 20.535,94 aan buitengerechtelijke kosten is voldaan. Voorts betoogt ASR dat de declaraties alle zien op werkzaamheden die zijn verricht nadat de expertiserapporten waren uitgebracht. Met deze rapporten was het volgens ASR duidelijk dat er geen verdere schade was. Omdat dit standpunt ook bij [verzoekster] bekend was, was het volgens ASR niet redelijk daarna nog zoveel buitengerechtelijke kosten te maken.

4.15.
De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk was dat [verzoekster] na het gereedkomen van de rapporten rechtskundige bijstand heeft ingeroepen om te trachten tot een buitengerechtelijke oplossing te komen. ASR heeft niet weersproken dat na het gereedkomen van de rapporten nog veelvuldig is gecorrespondeerd en dat ASR en de advocaat van [verzoekster] een gezamenlijk bezoek hebben gebracht aan [verzoekster] , waarna er is onderhandeld is over de schade. Het rapport van De Vries dateert van 3 februari 2015. Het is aannemelijk dat de declaraties van 9 oktober 2015 en 21 december 2015 betrekking hebben op de hiervoor door [verzoekster] genoemde werkzaamheden. Ook de brief van de advocaat van [verzoekster] van 17 februari 2016, waarin wordt verwezen naar een overleg dat heeft plaatsgevonden op 9 december 2015, duidt op buitengerechtelijke onderhandelingen ná het tot stand komen van de medische rapporten. De vergoeding van de kosten voor de werkzaamheden waar de declaraties van 9 oktober 2015 en 10 december 2015 op zien zal de rechtbank daarom toewijzen. In de brief van 17 februari 2016 deelt de advocaat van [verzoekster] mee dat hij “ondanks het duidelijke standpunt van ASR” toch nog een poging wil doen om tot een vergelijk te komen. Een dergelijke laatste poging om tot een vergelijk te komen is niet onredelijk te achten.
Voor zover de declaratie van 21 maart 2016 betrekking heeft op het schrijven van de brief van 17 februari 2016, valt echter niet in te zien dat daarvoor in redelijkheid een bedrag van € 1.058,75 wordt gedeclareerd. De factuur is niet gespecificeerd en [verzoekster] heeft geen aanknopingspunt gegeven welke andere door ASR te vergoeden werkzaamheden er zijn verricht. Voorts is gesteld noch gebleken dat na het schrijven van de brief van17 februari 2016 nog buitengerechtelijke handelingen zijn verricht. Het verzoek tot vergoeding van de factuur van 21 maart 2016 en van 11 juli 2016 zal de rechtbank daarom afwijzen.
De kosten van het deelgeschil
4.16.
[verzoekster] begroot de kosten van het deelgeschil op 19 uur tegen een tarief van € 250,00 vermeerderd met 5% kantoorkosten en 21% BTW. ASR stelt dat er ten onrechte zeer veel tijd wordt gerekend voor het opstellen van de pleitnota.

4.17.
De rechtbank is met ASR van oordeel dat een tijdsbesteding van ruim zeven uur voor het opstellen van de pleitnota en de voorbereiding van de zitting in de gegeven omstandigheden te ruim is berekend. Het verweerschrift is overzichtelijk en er worden geen argumenten naar voren gebracht die geheel nieuw waren voor (de advocaat van) [verzoekster] . Het gehanteerde specialistische uurtarief veronderstelt ook een snelle en efficiënte voorbereiding van de zaak. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank worden begroot op 15 uren x € 250,- exclusief BTW en kantoorkosten, derhalve op € 4.764,- inclusief BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 288,- ECLI:NL:RBMNE:2016:7085