Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 220408 Rb weigert nadere vragen aan desk. en staat ook geen nieuw deskundigenbericht toe

Rb Utrecht 220408 Rb weigert nadere vragen aan deskundige en staat ook geen nieuw deskundigenbericht toe
2.1. (benadeelde) is op 7 en 26 maart 2002 ten val gekomen door een gebrek in een stoel, geproduceerd door Beenhakker.

Fortis ASR Schadeverzekering N.V., de aansprakelijkheidsverzekeraar van Beenhakker, heeft aansprakelijkheid erkend voor de schade die (benadeelde) ten gevolge van die valincidenten lijdt.

2.2. (benadeelde) had eerder een heupprothese rechts gekregen. Na de val op 26 maart 2002 is zij opnieuw geopereerd in verband met een luxatie van haar kunstheup en in de periode daarna heeft zij schouderklachten gekregen en is zij aan beide schouders geopereerd. Vervolgens is een ontsteking aan de schouder ontstaan.

2.3. Op gezamenlijk verzoek (buiten rechte) hebben partijen orthopedisch chirurg J.H. Postma (hierna te noemen Postma), verbonden aan het Neuro-orthopedisch Centrum te Bilthoven, een expertise laten uitvoeren om de ongevalsgevolgen in kaart te brengen. Op 4 maart 2005 was de gevraagde rapportage gereed.

2.4. Omdat (benadeelde) (en de betrokken medisch adviseur) zich niet in de rapportage van Postma kon vinden, heeft haar raadsman hetzelfde dossier en dezelfde vragen voorgelegd aan dr. A. de Gast (hierna te noemen De Gast), als orthopedisch chirurg verbonden aan het VU Medisch Centrum. Het (concept)rapport van De Gast was gereed in november 2005.

2.5. Op verzoek van (benadeelde) heeft de revalidatiearts A.E. Langezaal-Flobil vervolgens zowel de rapportage van Postma als de rapportage van De Gast bekeken en beoordeeld.

2.6. Op 25 april 2006 heeft verzoekster bij deze rechtbank om een voorlopig deskundigenbericht verzocht, waarna partijen overeenstemming hebben bereikt over de te benoemen orthopedisch chirurg - de door verzoekster voorgestelde chirurg - en de aan deze voor te leggen vragen, namelijk de vraagstelling van de Interdisciplinaire Werkgroep Medisch Deskundigen (IMWD).

2.7. Bij beschikking van 5 juli 2006 heeft de rechtbank dr. M.C. de Waal Malefijt (hierna te noemen De Waal Malefijt) als deskundige benoemd. De Waal Malefijt heeft op 11 januari 2007 de conceptrapportage aan partijen gezonden en heeft hen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

2.8. Op 16 februari 2007 heeft verzoekster schriftelijk commentaar geleverd op de rapportage van De Waal Malefijt en aanvullende vragen gesteld. Van de kant van Fortis is bezwaar gemaakt tegen de aanvullende vragen en vervolgens heeft de rechtbank partijen en De Waal Malefijt bij brief van 14 maart 2007 bericht dat de aanvullende vragen van mr. Zandijk buiten het kader van de door de rechtbank aan de deskundige voorgelegde vraagstelling vallen en dat de deskundige deze vragen buiten beschouwing kan laten.

2.9. De Waal Malefijt heeft vervolgens op 20 maart 2007 zijn definitieve rapport gedeponeerd. In dat rapport zijn alle bij beschikking van 5 juli 2006 gestelde vragen beantwoord.

2.10. Bij beschikking van 9 mei 2007 heeft de rechtbank vervolgens het verzoek van (benadeelde) van 10 april 2007 om nadere vragen te stellen aan de deskundige afgewezen.

3. Beoordeling van het verzoek

3.1. (benadeelde) vraagt de rechtbank opnieuw een orthopedisch chirurg als deskundige te benoemen, opdat die aan de hand van de IWMD vraagstelling onderzoek doet naar de ongevalsgevolgen. Daartoe is aangevoerd dat het in juli 2006 door de rechtbank bevolen onderzoek niet naar behoren is afgerond omdat de deskundige niet op de vragen en opmerkingen van de kant van (benadeelde) is ingegaan.

3.2. Beenhakker verzet zich tegen een nieuw onderzoek door een orthopedisch chirurg en heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen.

3.3. Bij de beoordeling van het geschil stelt de rechtbank het volgende voorop. Doelstelling van een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) is (onder meer) om een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten.

3.4. Om zicht te krijgen op de ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen op orthopedisch gebied is reeds op gezamenlijk verzoek van partijen een expertise verricht en gerapporteerd door een orthopedisch chirurg (Postma) begin 2005 en door een door (benadeelde)zelf aangezochte orthopedisch chirurg (De Gast) eind 2005, en vervolgens door een door de rechtbank benoemde orthopedisch chirurg (De Waal Malefijt) eind 2006/2007.

Nu niet is gebleken dat er sinds begin 2005 veranderingen zijn opgetreden in haar medische situatie, gaat de rechtbank er vanuit dat (benadeelde) op grond van deze rapporten voldoende in staat moet worden geacht om haar proceskansen te beoordelen.

Daarbij is van belang dat (benadeelde) geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen die de conclusie rechtvaardigen dat de benoemde deskundige niet deskundig is ten aanzien van de gestelde vragen of dat de in antwoord op de gestelde vragen beschreven bevindingen en conclusies niet begrijpelijk zijn. Dat (benadeelde)het niet eens is met de beslissing van de rechtbank dat de deskundige de nadere vragen niet behoefde te beantwoorden betekent niet dat het inmiddels definitieve rapport terzijde moet worden geschoven en geen rol kan spelen.

3.5. De rechtbank is van oordeel dat ontevredenheid naar aanleiding van de uitkomst van het reeds verrichte onderzoek en het niet beantwoord zijn van nadere vragen onvoldoende reden is om opnieuw onderzoek, met een zelfde vraagstelling, te laten verrichten. Zou dat anders zijn, dan zou vervolgens ontevredenheid aan de kant van verzoekster of verweerster over het volgende onderzoeksrapport, aanleiding kunnen zijn om een derde en eventueel nog verdere onderzoeken te gelasten, terwijl gelet op hetgeen onder 3.4. is overwogen, partijen reeds beschikken over diverse expertiserapporten waarmee zij

zijn voorgelicht omtrent de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden. Een dergelijke gang van zaken verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met de eisen van een goede procesorde. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. Piv-site