Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 140520 desk.bericht na delay bij breuk hand; expertise niet door plastisch chirurg (geen beroepsgenoot) maar door traumachirurg, geen vragen t.z.v. mogelijke schade

RBNHO 140520 desk.bericht na delay bij breuk hand; expertise niet door plastisch chirurg (geen beroepsgenoot) maar door traumachirurg, geen vragen t.z.v. mogelijke schade

Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen.

2.2.
[verzoekster] stelt – kort samengevat – dat zij op 24 juni 2018 een ongeval op een waterglijbaan heeft gehad als gevolg waarvan er een breuk is opgetreden in haar rechterhand. [verzoekster] heeft zich voor de behandeling van deze breuk tot het Spaarne Gasthuis gewend. Volgens [verzoekster] heeft de behandelend arts, een chirurg, in het Spaarne Gasthuis de breuk niet juist beoordeeld, haar onterecht niet doorverwezen naar een specialist en is de breuk ten onrechte niet operatief gereponeerd en gefixeerd. Daardoor ervaart [verzoekster] tot op heden functieverlies.

2.3.
Het Spaarne Gasthuis verzet zich niet tegen het benoemen van een deskundige, maar voert wel verweer tegen de door [verzoekster] voorgestelde deskundige en de vraagstelling.

3
De beoordeling

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten behelst die met een deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen. [verzoekster] heeft voldoende belang bij haar verzoek. Het verzoek van [verzoekster] tot het benoemen van een deskundige zal dus worden toegewezen.

3.2.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de persoon en het specialisme van de deskundige en de vraagstelling. De rechtbank zal deze onderwerpen hieronder apart beoordelen.

Specialisme en persoon deskundige

3.3.
[verzoekster] stelt voor om dr. Feitz te benoemen als deskundige. Volgens [verzoekster] is dr. Feitz geschikt, omdat hij een zeer ervaren en kundig handchirurg is. Alleen een onafhankelijke gespecialiseerde (plastische) handchirurg kan de medische situatie van haar hand juist beoordelen.

3.4.
Het Spaarne Gasthuis voert als meest verstrekkend verweer aan dat dr. Feitz niet benoemd kan worden, omdat hij een plastisch chirurg is. De behandeling van [verzoekster] in het Spaarne Gasthuis is verricht door chirurgen, niet door een plastisch chirurg. De te benoemen deskundige dient hetzelfde specialisme te bekleden als de aangesproken arts. Alleen een (algemeen) chirurg is namelijk bekend met de normen die gelden voor een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot. Het Spaarne Gasthuis stelt voor om dr. J.S. de Graaf, (trauma)chirurg, te benoemen als deskundige.

3.5.
[verzoekster] maakt – kort gezegd – bezwaar tegen benoeming van dr. De Graaf, omdat hij algemeen chirurg heelkunde is en zijn praktijk voor een belangrijk deel uit de behandeling van sporters zou bestaan. De Graaf bezit niet de specifieke kennis die nodig is voor de beoordeling van deze zaak, aldus [verzoekster] .

3.6.
Het staat vast dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een gezamenlijk te benoemen deskundige. De rechtbank is van oordeel dat partijen over en weer voldoende gemotiveerd verweer hebben gevoerd tegen de door de andere partij voorgestelde deskundige. De rechtbank zal daarom niet tot benoeming van een van de door partijen voorgestelde deskundigen over gaan.

Gelet op de stelling van [verzoekster] dat de algemeen chirurg (heelkunde) in het Spaarne Gasthuis medisch onzorgvuldig heeft gehandeld, dient het onderzoek door de deskundige op dit handelen gericht te zijn.

De rechtbank heeft dr. A.H. van der Veen (hierna: Van der Veen), traumachirurg, verzocht het onderzoek te verrichten. De rechtbank is van oordeel dat een traumachirurg geschikt is om voornoemd onderzoek te verrichten, omdat een traumachirurg is opgeleid om patiënten te behandelen na een ongeval en te besluiten of er al dan niet geopereerd moet worden. Van der Veen heeft aangegeven bereid te zijn en vrij te staan om het onderzoek te verrichten. Partijen hebben geen concrete bezwaren aangevoerd tegen de persoon of het specialisme van Van der Veen. De rechtbank zal daarom tot benoeming van Van der Veen als deskundige overgaan.

Vraagstelling

3.7.
Over de aan de deskundige te stellen vragen zijn partijen het grotendeels eens. Partijen twisten over de door [verzoekster] voorgestelde vragen I., V., VI. en VII. zoals hieronder weergegeven:

I. Hoe beoordeelt u de huidige medische situatie van de rechterhand van [verzoekster] ?
V. Bestaat er thans een eindtoestand of verwacht u in de toekomst nog veranderingen ten gunste of ten ongunste?
VI. Hoe groot schat u de blijvende functionaliteit, uitsluitend voor zover dit het gevolg is van de beoordeling en behandeling, volgens de AMA-normen?
VII. Verwacht u dat [verzoekster] in de toekomst nog behandelingen en/of operaties zal moeten ondergaan die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van deze casus?

3.8.
Voornoemde vragen hebben betrekking op de mogelijke schade als gevolg van het handelen van de chirurg. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige alleen dient te beoordelen of de dienstdoende chirurg destijds onzorgvuldig heeft gehandeld. Alleen indien het antwoord hierop bevestigend is, is van belang wat de schade is van [verzoekster] als gevolg hiervan. Dat dient dus eventueel in een later stadium te worden onderzocht. De rechtbank ziet op dit moment daarom geen aanleiding voor het stellen van vragen aan de deskundige op dit gebied. De rechtbank zal de door [verzoekster] voorgestelde vragen I., V., VI. en VII. niet opnemen in de vraagstelling.

3.9.
Het Spaarne Gasthuis heeft in haar verweerschrift – onder meer – de volgende vragen voorgesteld:

Voelt u zich vrij om in deze casus te rapporteren?
Beschikt u over voldoende feitelijke informatie om een definitief en stellig oordeel te kunnen vormen over de hierna te stellen vragen? Zo niet, wilt u aangeven welke aanvullende gegevens u nodig heeft?

3.10.
De rechtbank overweegt dat deze vragen niet relevant zijn, aangezien de deskundige reeds heeft aangegeven dat hij vrij staat en dat onder 4.8 reeds wordt gewezen op het feit dat de deskundige, indien nodig, nadere stukken kan opvragen bij partijen.

Voorschot

3.11.
Van der Veen heeft aangegeven zijn kosten te begroten op € 5.566,00 inclusief btw. Van der Veen heeft dit bedrag onderbouwd door middel van een specificatie die door de rechtbank aan partijen is toegezonden.

3.12.
Het Spaarne Gasthuis heeft aangegeven dat de begroting van de uren (14 uur inhoudelijk en 10 uur secretariële werkzaamheden) wat aan de ruime kant lijkt, maar dat zij geen concrete bezwaren heeft tegen de hoogte van het voorschot.

[verzoekster] heeft – kort gezegd – gesteld dat het uurtarief en het begrote bedrag te hoog zijn. Een uurtarief van € 200,00 (in plaats van € 250,00) en een totaal bedrag van € 2.000,00 zou redelijk en billijk zou zijn in verband met het feit dat het medisch dossier in deze zaak zeer bescheiden van omvang is, aldus [verzoekster] .

De rechtbank heeft Van der Veen verzocht om een nadere toelichting te geven op het aantal begrote uren. Van der Veen heeft hierop – kort gezegd – aangegeven dat het voorschot ruim is begroot, omdat hij het dossier van de voren niet kent en hij standaard 10-14 uur per onderzoek begroot. Dat wil volgens Van der Veen niet zeggen dat dit aantal uren ook daadwerkelijk wordt besteed aan het onderzoek, want meestal wordt er 7-10 uur aan werkzaamheden verricht per onderzoek.

[verzoekster] heeft vervolgens volhardt in haar standpunt dat het uurtarief fors is en dat de secretariële en onvoorziene kosten in het uurtarief van de traumachirurg zouden dienen te zijn verdisconteerd.

3.13.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundige het begrote voorschot voldoende heeft onderbouwd. De deskundige beschikt op dit moment, voor aanvang van het onderzoek, namelijk niet over het medisch dossier en kan in die zin slechts een algemene inschatting geven van het aantal uren dat zal worden besteed aan het onderzoek. Dat de deskundige de secretariële en onvoorziene kosten als aparte posten heeft opgenomen in de offerte acht de rechtbank juist, aangezien dit inzicht geeft in de verdeling van het aantal uren tussen werkzaamheden de traumachirurg en het secretariaat en aangeeft dat niet voor alle werkzaamheden het hogere uurtarief van de traumachirurg in rekening wordt gebracht. Het uurtarief van de traumachirurg komt de rechtbank ook redelijk voor. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het voorschot vaststellen op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.566,00 inclusief btw.

3.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Omdat [verzoekster] met een toevoeging procedeert, zal echter aan haar geen voorschot worden opgelegd.

De rechtbank wijst er wel op dat nadat het onderzoek door de traumachirurg heeft plaatsgevonden en in het geval er geen bodemprocedure wordt ingesteld, de rechtbank op grond van artikel 205 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient te bepalen wie van beide partijen de kosten van de deskundige uiteindelijk dient te betalen. Voor deze beslissing is de inhoud van het rapport van de deskundige van belang. Indien de uitkomst van het onderzoek door de traumachirurg daartoe aanleiding geeft, kan dit tot gevolg hebben dat [verzoekster] alsnog de kosten van de deskundige zelf zal moeten betalen.

Onderzoek

3.15.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

3.16.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

4
De beslissing

De rechtbank

4.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Wilt u aangeven of naar uw mening bij de behandeling van [verzoekster] in het Spaarne Gasthuis in de periode 24 juni tot 11 oktober 2018 in overeenstemming met de op dat moment geldende professionele standaard is gehandeld?
Wilt u uw antwoord zoveel mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen etc.?
2. Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven hoe er wel gehandeld had moeten worden?
Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren en daarbij zo mogelijk verwijzen naar literatuur, protocollen, richtlijnen etc.?
3. Indien u tot het oordeel komt dat er niet in overeenstemming met de professionele standaard is gehandeld, wilt u dan aangeven in welke zin het beloop voor betrokkene anders zou zijn geweest? Welke beperkingen ervaart betrokkene nu, die zij dan niet zou hebben ervaren?
Het begrip ‘professionele standaard’ dient u hierbij op te vatten als: het geheel van kennis, regels en normen waaraan een medische beroepsbeoefenaar is gehouden, blijkend uit de opleiding(seisen), inzichten ui de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen, gedragsregels, wettelijke bepalingen en jurisprudentie.
U dient deze vraag zo feitelijk mogelijk te beantwoorden. Het is niet de bedoeling dat u in uw antwoord aangeeft in hoeverre een eventuele afwijking in uw ogen aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is. Wat hier wordt gevraagd, is derhalve geen subjectief maar een zo objectief mogelijk oordeel.

4. Indien in uw ogen sprake is geweest van een afwijking van de medisch-professionele standaard, wilt u dan zo uitvoerig en gemotiveerd mogelijk aangeven waaruit dit handelen of nalaten heeft bestaan en hoe wel gehandeld had moeten worden? Wilt u bij uw antwoord zo mogelijk relevante literatuur vermelden?
Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vraag met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vraag kunt antwoorden.

ECLI:NL:RBNHO:2020:3629