Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 200520 zes uitspraken over onduidelijkheid in psychiatrische rapportage; eenzijdige vragen vz niet ontoelaatbaar

RBOBR 200520 zes uitspraken over onduidelijkheid in psychiatrische rapportage; eenzijdige vragen vz niet ontoelaatbaar

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-200520

Voor eerder uitspraken zie:
www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-291216
www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-060917
- www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-010818
www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-020119
- www.letselschademagazine.nl/2019/RBOBR-060319

(zie ook hieronder)


2.
De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag hoe het verder moet gaan in deze zaak. Het gaat om de gevolgen van een verkeersongeval uit juli 2005. Partijen twisten over de rapporten van psychiater Schoutrop uit 2014 en 2016 en zijn - naar aanleiding van vragen van de rechtbank - aanvullende rapport van 2019 (hierna rapport 1, resp. 2, resp. 3). Na een beslissing over de betekenis van de rapporten staan partijen nog aan het begin van hun schaderegelingstraject .

2.2.
De vraag ligt voor in hoeverre partijen gebonden zijn aan de drie rapportages van Schoutrop, waarmee (mogelijk) het causaal verband tussen het ongeval van 2005 en de door [ X ] gestelde gevolgen kan worden vastgesteld.

2.3.
De rechtbank heeft eerder, zowel in deelgeschil als in de onderhavige procedure, beslist dat partijen niet zonder meer zijn gebonden aan het eerste rapport van Schoutrop en dat ook het tweede rapport niet geheel buiten beschouwing kan blijven. Er was behoefte aan verheldering door Schoutrop. Beoordeeld moet nu worden of het derde rapport voldoende verheldering brengt om tot gebondenheid van partijen aan de conclusies van Schoutrop te kunnen komen.

2.4.
[ X ] vordert inmiddels na eiswijziging verklaring voor recht dat NN gebonden is aan rapport 1 en 3 en dat rapport 2 buiten beschouwing. moet blijven, naast veroordeling van NN om de schade van [ X ] te vergoeden met verwijzing naar de schadestaat. NN heeft, hoewel daartoe in gelegenheid gesteld, afgezien van het geven van een reactie op deze eiswijziging.

2.5.
NN concludeert in haar laatste akte, onder verwijzing naar een beoordeling van de drie rapporten door een door haar aangezochte psychiater (G.F. Koerselman), dat zij niet gebonden kan worden aan de drie rapporten omdat zij niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen en verzoekt de rechtbank te bepalen dat de rapporten van Schoutrop niet als uitgangspunt kunnen dienen bij het vaststellen van het causaal verband tussen het eerste ongeval en de door [ X ] gestelde klachten. NN lijkt nu aan te sturen op een nieuw psychiatrisch onderzoek dooreen andere deskundige. In zoverre heeft NN kennelijk haar reconventionele eis gewijzigd. [ X ] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. In haar akte van 8 januari 2020 reageert ze inhoudelijk op dit (gewijzigde) standpunt van NN.

2.6.
Het dossier overziend komt de rechtbank tot een aantal constateringen.
[ X ] heeft zich eerder op het standpunt gesteld (en lijkt dat nog te doen) dat NN gebonden is aan het eerste rapport waarvoor zij mede wijst op de erkenning van het rapport door NN (namelijk door haar medisch adviseur De [ Y ] in zijn brief van 15 oktober 2014, prod. 58 dgv.). Zij concludeert vervolgens dat dat meebrengt dat alle schade het gevolg is van ongeval 1 (2005), dus dat alle door haar gestelde gevolgen aan het eerste ongeval van 2005 toegerekend moeten worden.
Daarvan kan naar het oordeel van de rechtbank al geen sprake zijn. De rechtbank constateert dat NN, althans haar medisch adviseur De [ Y ] , weliswaar stelt dat het rapport kan dienen als uitgangspunt voor de schaderegeling, maar wel met de in dezelfde brief genoemde kanttekeningen. De belangrijkste daarvan zijn:
- er is een duidelijk patroon van gedragingen sinds de jeugd; waardoor de diagnose persoonlijkheidsstoornis gerechtvaardigd is; ,
- het ongeval in 2005 is zeker een, belastende factor geweest, maar ze was wel weer aan het werk gekomen. Mogelijk was het evenwicht nog labieler dan voor het ongeval ( ... ) ;
- Arbitrair zou dus een derde van het percentage blijvende invaliditeit kunnen worden toegekend als gevolg van het [rb: eerste] ongeval.
Dit betekent dat gebondenheid aan het eerste rapport op grond van die gestelde erkenning, zoals door [ X ] gewenst, niet zonder meer meebrengt dat NN alle door [ X ] gestelde schadelijke gevolgen zal dienen te vergoeden. In zoverre zal toewijzing van het door [ X ] gevorderde een oplossing van het tussen partijen bestaande geschil niet dichterbij brengen.

2.7.
Op haar beurt heeft NN zich op het standpunt gesteld (althans haar opvolgend medisch adviseur [ Z ] , zie prod. 78 dagv.) dat het tweede rapport tot de conclusie leidt dat er geen blijvende gevolgen zijn door het eerste ongeval.
Ook dat is naar het oordeel van de rechtbank niet vol te houden, omdat het een zeer beperkte lezing van rapport 2 geeft. Ook in rapport 2 wordt het eerste ongeval van 2005 immers aangewezen als één van de factoren die heeft bijgedragen aan het ontstaan van het klachten patroon na ongeval 2.

2.8.
NN stelt in haar laatste akte dat alle drie de rapportages buiten beschouwing moeten blijven omdat zij niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Voor het geval de rechtbank NN daarin zou volgen, Iijkt NN aan te sturen op een nieuw psychiatrisch onderzoek. Het is naar het oordeel van de rechtbank echter de vraag - daargelaten of NN in haar kritiek op de rapporten van Schoutrop kan worden gevolgd - of een nieuwe rapportage (die dan moet plaatsvinden nadat 15 jaar na het eerste ongeval zijn verstreken en 12 jaar na het tweede ongeval) daadwerkelijk nieuw en bruikbaar licht op de onderhavige zaak zal kunnen laten schijnen.

2.9.
Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste constateringen heeft de rechtbank de drie rapporten aan een nadere beschouwing en analyse onderworpen om te onderzoeken of zij - in onderlinge samenhang bezien - al of niet voldoende houvast geven om tot één of meerdere conclusies in deze zaak te kunnen komen en daarmee aan partijen houvast te bieden om verdere stappen in het schaderegelingstraject te kunnen zetten.

2.10.
De rechtbank stelt vast dat partijen sterk de nadruk leggen op de vraag of ongeval 1 of ongeval 2 de oorzaak is van de in 2008 tot uiting gekomen psychiatrische problematiek van [ X ] . De rechtbank begrijpt de psychiatrische rapportages, in samenhang beschouwd en gezien de toelichting in het derde rapport, aldus dat noch het een noch het ander het geval is. De ongevallen op zichzelf hebben die problematiek niet veroorzaakt. Waar daarin wordt gesproken over de na het tweede ongeval tot uiting gekomen problematiek wordt bedoeld het tot uiting komen van die problematiek in de tijd te plaatsen na het tweede ongeval. Er wordt daarmee niet gezegd dat het tweede ongeval de oorzaak is van die problematiek. Als de deskundige spreekt over de problematiek die na het eerste of het tweede ongeval is ontstaan, dan plaats hij dat ontstaan van problematiek als gebeurtenis in de tijd, te weten na het betreffende ongeval. Dat wil niet zeggen dat de problematiek door dat eerste of tweede ongeval is ontstaan.
Consequent spreken alle drie de rapporten in de kern erover dat [ X ] al van kindertijd af, dus (ruim) voor het eerste ongeval van 2005, behept was met een psychische/psychiatrische problematiek. Die was evenwel nog zodanig dat [ X ] in staat was die, zij het met grote inspanning, onder controle te houden en daarmee te functioneren. Het eerste ongeval in 2005 is een factor geweest die heeft bijgedragen aan het (verder) uit balans raken van [ X ] . Het tweede ongeval is eveneens een factor geweest die heeft bijgedragen aan het (verder) uit balans raken van [ X ] . Het uit balans raken door het eerste ongeval was nog zodanig dat [ X ] daarmee nog behoorlijk kon functioneren. Het tweede ongeval was de druppel die de emmer deed overlopen. Zonder tweede ongeval was [ X ] niet zo gedecompenseerd als is gebeurd. De rechtbank begrijpt ook dat zonder (de bijdrage aan het in onbalans raken door) het eerste ongeval de situatie na het tweede ongeval niet zo ernstig was geweest. Het eerste ongeval is dus niet dé oorzaak van de psychiatrische problematiek.
Ook het tweede ongeval is daarvan niet dé oorzaak. Het zijn de gevolgen van beide ongevallen samen die hebben bijgedragen aan het verslechteren van de psychische toestand van [ X ] , een toestand die al aanwezig was vóór de ongevallen.
De rechtbank begrijpt het anders gezegd zo, dat het vat psychiatrische problematiek van [ X ] al deels was gevuld vóór 2005, door het eerste ongeval verder werd gevuld, maar nog niet vol was en door het tweede ongeval overvol raakte. Zonder tweede ongeval was het vat niet overstroomd, maar dat was ook niet gebeurd als het eerste ongeval niet had plaatsgevonden maar het tweede wel. Zodoende heeft het eerste ongeval bijgedragen aan de psychiatrische problematiek die eerst in 2008 volop tot uiting is gekomen.

2.11.
De rechtbank oordeelt dat de drie rapporten het hiervoor gerelateerde consequent en consistent naar voren brengen, zij het in het ene wat duidelijker dan in het andere, soms in andere bewoordingen en met andere argumenten. De uitleg die de deskundige geeft in het derde rapport verheldert hetgeen in de andere rapporten al staat. De rechtbank wijst op de volgende passage (rapport 3, p. 4):
'Het beoordelen van de problematiek van betrokkene is moeilijk en complex of dat er meerdere factoren door elkaar spelen. Ik begrijp de behoefte aan zekerheden bij de betrokken partijen en bij de Rechtbank. Ik vrees echter dat wanneer de
verschillende factoren in relatie tot elkaar moeten worden beoordeeld, er in deze casus slechts gesproken mag worden over de mate van waarschijnlijkheid. Uitgangspunt is dat betrokkene een kwetsbare vrouw is, die vanaf haar kinderleeftijd sociaal/relationele problemen heeft gehad. Ze heeft ondank" haar beperkingen en kwetsbaarheden altijd redelijk gefunctioneerd. Voor een deel was dat te danken aan haar intelligentie, doorzettingsvermogen en de energie die zij daarin heeft gestoken. Er is altijd een bedreigd evenwicht geweest. De stress in de werksituatie en de ongevallen waren de factoren waardoor het bestaand evenwicht begon te wankelen ende bestaande psychische problemen konden toenemen. De weging van de verschillende-factoren die een rol hebben gespeeld is en blijft een moeilijke zaak
'

2. 12.
De rechtbank constateert dat ook de door NN geconsulteerde deskundige (Koerselman) net als partijen bij de beoordeling van de rapportages ten onrechte uitgaat van de vraag of het eerste of tweede ongeval oorzaak is van de problematiek in plaats van de ongevallen en het ontstaan van de problematiek als in de tijd te plaatsen gebeurtenissen te zien. Hij komt dan tot de conclusie dat de deskundige niet consequent en zonder goede onderbouwing tegengestelde conclusies lijkt te trekken. Naar het oordeel van de rechtbank dus ten onrechte, zoals uit het voorgaande blijkt.

2.13.
Het valt de rechtbank wel op dat de deskundige op het punt van het wel of niet aanwezig zijn van (gemaskeerde) psychische klachten tussen 2005 en 2008 in het tweede rapport zegt dat hij het het meest waarschijnlijk vindt dat de lichamelijke klachten tussen 2005 en 2008 myogeen waren en niet een gevolg van somatisatie, terwijl hij in het derde rapport (van 2019) stelt dat er toen waarschijnlijk al sprake is geweest van een somatische symptoomstoornis. De rechtbank constateert evenwel dat het gaat om een waarschijnlijkheidsoordeel en dat de deskundige er in zijn derde rapport op wijst dat het moeilijk is om met terugwerkende kracht die diagnose nu nog te kunnen stellen. Schoutrop heeft zijn oordeel dus met de nodige voorzichtigheid omgeven.
Hoe dan ook, het is naar het oordeel van de rechtbank niet van doorslaggevend belang. Een andere psychiater zal daar vermoedelijk ook weel' een eigen interpretatie aan geven die tot discussie tussen partijen zal kunnen leiden, waarbij de beoordeling door een volgende psychiater ook nog eens zeer bemoeilijkt wordt door het grote tijdsverloop.

2.14.
In welke mate het eerste ongeval precies heeft bijgedragen aan de in 2008 ontstane situatie is moeilijk te bepalen. Uit het voorgaande volgt dat in ieder geval een deel van de bestaande problematiek kan worden toegerekend aan het eerste ongeval (zoals ook door de medisch adviseur van NN, [ Y ] , reeds in 2014 was verondersteld).

de vorderingen in conventie

2.15.
De vordering van [ X ] om voor recht te verklaren dat het rapport van Schoutrop van 4 april 2016, rapport 2, buiten beschouwing moet worden gelaten wijst de rechtbank gelet op en met inachtneming van het voorgaande af.
Op de vordering van [ X ] om voor recht te verklaren dat NN gebonden is aan de rapporten van Schoutrop van 5 september 2014 en 23 september 2019, rapport 1 en rapport 3, oordeelt de rechtbank dat NN daaraan gebonden is met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de rapporten onder r.o. 2.10 en 2.11 . Daaruit volgt tevens op welke wijze en in welke mate NN gebonden is aan rapport 2.

2.16.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen komt naar voren dat NN in ieder geval een deel van de door [ X ] gestelde schade dient te vergoeden, Hoewel nog niet duidelijk is in welke mate ongeval 1 precies heeft bijgedragen aan de gestelde schade (die vraag is niet aan de rechtbank voorgelegd), acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat dat in ieder geval in zodanige mate is dat met de betaling door NN van het bedrag aan schadevergoeding . van € 69.500 de door [ X ] geleden en nog te lijden schade niet volledig is vergoed, De rechtbank zal daarom, zoals gevorderd, de zaak verwijzen naar de schadestaat.

2.17.
NN zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ X ] worden begroot op:
- dagvaarding € 97,31
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 287,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0;00
- salaris advocaat 1.629 00 (3,0 punten x tarief € 543,00)
Totaal € 2.013,31

2.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

de vorderingen in reconventie

2. 19.
Gelet op hetgeen.in conventie wordt besloten, dient de primaire vordering in reconventie, kort gezegd verklaring voor recht dat met de betaling van € 69,500,- alle schade aan [ X ] is vergoed, te worden afgewezen.
Ook de subsidiaire vordering (voor zover door NN gehandhaafd), kort gezegd verklaring voorrecht dat rapport 1 buiten beschouwing blijft en bij de beoordeling van (medisch) causaal verband uit moet worden gegaan van rapport 2, treft dat lot.
Bij de meer subsidiaire vordering van NN, kortgezegd het stellen van aanvullende vragen aan Schoutrop. heeft NN geen belang meer, nu die aanvullende vragen al zijn gesteld en beantwoord. Ook die vordering wordt daarom afgewezen.
De vordering zoals verwoord in de laatste akte van NN, te bepalen dat de rapporten van Schoutrop niet als uitgangspunt kunnen dienen bij het vaststellen van het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde klachten, dient te worden afgewezen.
Voor zover NN heeft willen verzoeken een nieuw psychiatrisch onderzoek te gelasten, wordt dat afgewezen.

2.20.
NN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ X ] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 271 50 (1,0 punt x factor 0,5 x tarief ê 543.00)
Totaal € 271,50

2.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

2.22.
Ten slotte-overweegt de rechtbank dat NN ook de kosten voor het (aanvullend) deskundigenbericht van Schoutrop heeft te dragen. De rechtbank stelt echter vast dat de uiteindelijk gefactureerde kosten van Schoutrop gelijk zijn aan het al door NN gedeponeerde
voorschot. NN heeft daarmee de kosten van Schoutrop al volledig voldaan.

Met dank aan mr. Y. Boendermaker, Boendermaker Letselschade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBOBR-200520