GHAMS 170216 591a Sv; nota's van 5 verschillende advocaten; marginale toetsing op billijkheid leidt tot zeer aanzienlijke korting
- Meer over dit onderwerp:
GHAMS 170216 591a Sv; nota's van 5 verschillende advocaten; marginale toetsing op billijkheid leidt tot zeer aanzienlijke korting
1 Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
1. kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer, door de navolgende advocaten:
- mr. Brada, in de periode van 2007-2014, ten bedrage van € 186.044,92;
- Van Stratum & Jansen, in de periode van 2007 – 2011, ten bedrage van € 38.760,43;
- Nauta Dutilh, op 2 februari 2011, ten bedrage van € 946,05;
- mr. Italianer en mr. De Bont, op 7 april 2011 en 15 juli 2011, ten bedrage van € 7.749,38;
- Stibbe, in de periode van 2011 – 2014, ten bedrage van € 165.524,68;
2. schade ten gevolge van tijdsverzuim door de vervolging en behandeling van de zaak ter terechtzitting, ten bedrage van € 80.000,00;
3. kosten van de onderhavige verzoekschriftprocedure.
2 Procesverloop
De voorzitter heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 27 januari 2016 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van zijn overgelegde pleitnotitie betoogd, kort en zakelijk weergegeven, dat de kosten rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. Er is sprake geweest van een chronologische opvolging van raadslieden, waarbij de aard en inhoud van de werkzaamheden evolueerde van “procesbeheersing temidden van mediageweld” (mr. Brada) naar “bijdragen aan waarheidsvinding in voorfase”(mr. Van Stratum) tot “beoordeling verdedigingspositie bij dreigende zitting” (mrs. De Bont en Italianer) culminerend in definitieve keuze procesvertegenwoordiger in eerste aanleg en in hoger beroep (mr. Doorenbos). Daarnaast is nauwelijks sprake geweest van tegelijkertijd optredende raadslieden en, voor zover dat wel aan de orde was, is geen dubbel werk verricht. Ten aanzien van de gedeclareerde studie-uren dient, naast dat daadwerkelijk veel studie-uren zijn verricht, in ogenschouw te worden genomen dat het tijdregistratiesysteem van de advocatenkantoren beperkte registratiemogelijkheden kent. Voorts geldt ten aanzien van de hoogte van de uurtarieven dat specialistische kantoren aan de Zuid-As uurtarieven van gemiddeld € 500,00 hanteren, zodat deze marktconform en daarmee redelijk zijn. Vorenstaande, alsook door de strafvervolging van verzoeker veroorzaakte publicitaire (blijvende) schade brengt mee dat ruimhartige toekenning van de gevraagde vergoeding, ook met betrekking tot de schade ten gevolge van tijdverzuim, op zijn plaats is, aldus de advocaat.
De advocaat-generaal heeft onder verwijzing naar het schriftelijk advies van 27 augustus 2015 geconcludeerd tot matiging van de verzochte vergoeding van de kosten rechtsbijstand, nu deze bovenmatig zijn. De door verzoeker gestelde schade ten gevolge van tijdsverzuim dient te worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd met stukken.
3 Beoordeling van het verzoek
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
De voorzitter stelt voorop dat de rechter bij het beoordelen van een verzoek ex artikel 591a Sv niet gebonden is aan de door de advocaat opgestelde declaratie, ook niet indien deze is voorzien van een gedetailleerde urenspecificatie.
De voorzitter is met andere gerechten (vgl. Gerechtshof Arnhem 22 januari 2007, ECLI:NL:GHARN:2007:BE8953 en Gerechtshof Arnhem 8 oktober 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BY0240) van oordeel dat een dergelijke declaratie niet meer is dan een uitgangspunt en dat de rechter mitsdien de ruimte heeft daarvan af te wijken indien en voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Die gronden van billijkheid kunnen bijvoorbeeld zijn gelegen in de mate waarin de verzoeker aan zichzelf te wijten heeft dat hij de desbetreffende kosten heeft gemaakt, maar ook kunnen zij zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet in dat laatste geval naar het oordeel van de voorzitter wel gaan om bovenmatigheid die in meer of mindere mate in het oog springt. Is daarvan geen sprake, dan dient de rechter de omvang van de in rekening gebrachte kosten marginaal te toetsen (vgl. Gerechtshof Leeuwarden 3 februari 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BL8539).
Naar het oordeel van de voorzitter zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van rechtsbijstand, maar is in het onderhavige geval sprake van een bovenmatig aantal gedeclareerde uren, nu uren zijn gedeclareerd ten aanzien van uiteenlopende werkzaamheden door een vijftal raadslieden van diverse kantoren in verschillende en soms overlappende perioden. Hoewel het eenieder vrijstaat zich in een aanhangige strafzaak te laten bijstaan door een team van advocaten, acht de voorzitter het billijk slechts die kosten te vergoeden die in verband met de strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep zijn gemaakt en in rekening zijn gebracht door een deskundige, in het strafrecht gespecialiseerde advocaat. Om die reden zal de voorzitter slechts de door mr. Doorenbos (Stibbe) in rekening gebrachte advocaatkosten vergoeden.
De voorzitter overweegt ten aanzien van de schade ten gevolge van tijdsverzuim door de vervolging en behandeling van de zaak ter terechtzitting dat deze kostenpost slechts een schatting betreft en niet is geconcretiseerd door middel van enig bewijsstuk. Gelet hierop zal dat verzoek worden afgewezen.
De voorzitter zal voorts toewijzen het op artikel 591a Sv gebaseerde verzoek van de advocaat tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van de kosten van rechtsbijstand voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het ingediende verzoekschrift, ten bedrage van € 550,00, zijnde het geldende standaardbedrag.
4 Beslissing
De voorzitter:
Kent uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van € 166.074,68 (honderdzesenzestigduizend vierenzeventig euro en achtenzestig eurocenten).ECLI:NL:GHAMS:2016:4950