Overslaan en naar de inhoud gaan

GHDHA 170919 geen letsel; geschil over hoogte advocatendeclaratie in WIA zaak, benoeming deskundige met ervaring met begroten van declaraties ihkv art. 32 WTBZ

GHDHA 170919 geen letsel; geschil over hoogte advocatendeclaratie in WIA zaak, benoeming deskundige met ervaring met begroten van declaraties ihkv art. 32 WTBZ

31.
Zoals hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] zich ten aanzien van het bezwaar tegen de verhaalsbesluiten 1 tot en met 8 had kunnen beperken tot het indienen van zogeheten pro-forma bezwaren en komen de kosten in verband met de bezwaren tegen het verhaalsbesluit 9 en daarop volgende verhaalsbesluiten niet voor betaling in aanmerking.

32.
Voor zover werkzaamheden in rekening zijn gebracht die geen betrekking hebben op de inhoudelijke behandeling van het geschil tussen HSS en het UWV maar hun grondslag vinden in het geschil tussen [geïntimeerde] en SRK over, kort gezegd, de opdrachtverstrekking en het volharden in het niet (geheel) voldoen van de declaraties kunnen deze werkzaamheden niet als onderdeel van de aan [geïntimeerde] verstrekte opdracht worden gedeclareerd. Dit sluit ook aan bij gedragsregel 27 lid 5, waarin is bepaald dat indien de cliënt om een specificatie van de declaratie vraagt de declaratie daardoor niet op een hoger bedrag mag uitkomen dan de oorspronkelijke declaratie. Naar het hof uit de toelichting van [geïntimeerde] begrijpt gaat hierbij om 53.7 uur van de 61.7 uur die door SRK in de Notitie Declaraties [geïntimeerde] wordt betwist (en betreffen deze werkzaamheden een totaal bedrag van € 17.992,31). Het hof tekent nog aan dat voor zover (gedeeltelijk) sprake is van buitengerechtelijke kosten een beroep had kunnen worden gedaan op de in artikel 6:96 lid 1 c BW genoemde regeling. Hierbij geldt overigens de zogeheten dubbele redelijkheidstoets. Dit is echter een andere grondslag dan hier wordt gesteld.

33.
SRK heeft er tot slot op gewezen dat het in deze zaak om een zeer beperkt (financieel) belang gaat, omdat HSS ten aanzien van het in geding zijnde eigen risicodragerschap van HSS een verzekering heeft afgesloten. Dit is door [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd betwist en dient bij de beoordeling van de redelijkheid van het salaris te worden betrokken.

34.
Uit het voorgaande blijkt dat de door [geïntimeerde] in rekening gebrachte declaraties niet voldoen aan het uitgangspunt dat deze, alle omstandigheden in aanmerking genomen redelijk moeten zijn. [geïntimeerde] heeft immers kosten in rekening gebracht, die – zoals hiervoor is overwogen – niet voor vergoeding in aanmerking komen. Welk salaris wel redelijk is moet (met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten) worden beantwoord aan de hand van het volledige (proces)dossier van [geïntimeerde] in de zaak van HSS tegen het UWV met de declaraties (en creditdeclaraties) en de daarop betrekking hebbende urenspecificaties. Het hof heeft ten aanzien van deze beoordeling behoefte aan deskundige voorlichting. Bij deze beoordeling kan tevens worden betrokken de stelling van SRK dat, kort gezegd, de bezwaarschriften (vrijwel) identiek zijn.

35.
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich, bij voorkeur na onderling overleg, bij akte uit te laten over de naam cq namen van (een) te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen. Het hof tekent hierbij aan dat de voorkeur van het hof uitgaat naar een deskundige die (aantoonbaar) ervaring heeft met het begroten van advocaten declaraties in het kader van artikel 32 Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken (oud). Gelet op het bepaalde in artikel 195 Rv ligt het in de rede dat [geïntimeerde] , als eisende partij, met het voorschot van de deskundige zal worden belast.

36.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.ECLI:NL:GHDHA:2019:2392