Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 211106 drie brieven verzonden aan appellante en haar verzekeraar

Hof Arnhem 21-11-06 drie brieven verzonden aan appellante en haar verzekeraar
4.10  In grief III komt [appellante] op tegen de beslissing van de kantonrechter om de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen. [geïntimeerde] stelt aanspraak te kunnen maken op de voldoening van deze kosten omdat het gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b. komen dergelijke kosten, mits redelijk, voor vergoeding in aanmerking, maar slechts voor zover niet de regels betreffende proceskosten als bedoeld in artikel 241 Rv. van toepassing zijn. Uit de door [geïntimeerde] bij de inleidende dagvaarding overgelegde specificatie blijkt dat het voornamelijk gaat om het voeren van correspondentie. Op de betwisting van [appellante] dat het in de specificatie aangegeven aantal brieven aan (de WA-verzekeraar van) [appellante] is verzonden, heeft [geïntimeerde] niet inhoudelijk gereageerd. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat meer dan drie brieven aan [appellante] en haar verzekeraar zijn verzonden. Dat de overige kosten noodzakelijk waren om de schade en de aansprakelijkheid te kunnen vaststellen, is wel gesteld, maar gegeven de gemotiveerde betwisting door [appellante] onvoldoende onderbouwd. Grief III slaagt derhalve (...)

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
wijst de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af;
.
LJN AZ6275