Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 031006 geringe schade, onderzoek nodig vanwege weggooien bonnen

Hof Den Bosch 03-10-2006 zeer gering schadebedrag; onderzoek schade was nodig wegens gedrag geïntimeerde die bonnen had weggegooid
12.6.3. In r.o. 9.2 heeft het hof reeds overwogen dat het maken van onderzoekskosten en kosten voor juridische bijstand op zichzelf in dit geval zonder meer redelijk geacht kan worden, en dat in dit bijzondere geval een discrepantie tussen het uiteindelijk toe te wijzen bedrag en de hoogte van deze kosten, op zichzelf nog niet meebrengt dat die kosten niet, of tot een lager bedrag dan realiter gemaakt, toewijsbaar zijn. In zoverre gaat een vergelijking met de uitspraak HR 9 december 1994, NJ 1995, 250, waarop [geïntimeerde] zich heeft beroepen (antwoordakte sub 3) dan ook niet op. Veeleer valt voor het ten laste van [geïntimeerde] brengen van de kosten van [onderzoeker] een argument te ontlenen aan HR 11 juli 2003, NJ 2005, 50, waar is geoordeeld dat redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid op grond van art. 6:98 BW ook voor vergoeding in aanmerking kunnen komen wanneer uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden. De kosten moeten wel als gevolg van de gebeurtenis zijn gemaakt, en aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend.
In het onderhavige geval - waarin een schadebedrag, zij het zeer gering, wèl is komen vast te staan - is het onderzoek noodzakelijk geworden als gevolg van het gedrag van [geïntimeerde] (het buiten de administratie houden van contante betalingen en het met opzet buiten de administratie houden van bedragen door de bonnen daarvan weg te gooien). Los van de hoogte van het bedrag dat daarmee is gemoeid is dergelijk gedrag zodanig ernstig dat zonder meer te billijken valt dat De Maas serieus en professioneel heeft laten onderzoeken of de verdenkingen op waarheid berusten, alvorens een werknemer daarvan te beschuldigen en consequenties te trekken voor het dienstverband.
(...)
Declaratie mr. [naam]:
13. Dit betreft de declaratie van mr. [naam] van 19 maart 2003 (prod. 11 en 12 bij akte van 6 juni 2006) ad E. 13.794,88 (incl. btw). Het hof acht met overlegging van de specificatie waarbij De Maas vrijwel geen toelichting heeft gegeven, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat 79.5 uren rechtsbijstand in rechtstreeks verband staan met het aan [geïntimeerde] verweten onrechtmatig handelen. Uit de, op de declaratie aangegeven periode waarop de rechtsbijstand betrekking heeft leidt het hof wel af dat deze kennelijk mede ziet op het onderzoek door [onderzoeker], de nasleep daarvan, en advisering omtrent de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde]. Het hof zal daarvoor een redelijk geacht aantal van 15 uren tegen het kennelijk gehanteerde, en redelijk te achten, uurtarief van E. 135,-- per uur (excl. btw), derhalve E. 2.035,-- toewijzen en de vordering voor het overige afwijzen.
LJN AZ0556