Hof Den Haag 070907 buitengerechtelijke kosten voldoende aangetoond
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag 070907 buitengerechtelijke kosten voldoende aangetoond
6.1 Grief 1 in het incidenteel hoger beroep betreft de afwijzing van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Tevens heeft [Werknemer] de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten vermeerderd tot € 2.874,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van de verschillende declaraties, subsidiair vanaf de datum van de dagvaarding in eerste aanleg.
6.2 Ter toelichting heeft [Werknemer] gesteld dat deze kosten betrekking hebben op onderhandelingen, aanmaning en vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Hij heeft verwezen naar de declaraties die als productie 8 bij conclusie van repliek in eerste aanleg zijn overgelegd en naar de correspondentie die als productie 49 bij memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel zijn overgelegd.
6.3 Hieromtrent overweegt het hof het volgende. De vordering betreft een declaratie van Munneke Lourens advocaten d.d. 29 januari 2003 betreffende in de periode van 15 juli 2002 tot en met eind januari 2003 verrichte werkzaamheden, vermeerderd met enkele kleinere posten, waaronder kosten van aangetekende brieven en boeken. Bijgevoegd is een urenspecificatie.
6.4 Uit de urenadministratie van Munneke Lourens advocaten blijkt dat er vijf telefonische contacten met de tegenpartij zijn geweest, op 18 oktober 2002, 13 november 2002, 20 november 2002, 3 december 2002 en 16 december 2002. Er zijn twee brieven van de tegenpartij ontvangen, op 27 september 2002 en op 15 januari 2003. [Werknemer] heeft de volgende door Munnike Lourens advocaten geschreven brieven overgelegd: de brief van 17 juni 2002, ten onrechte gedateerd 17 april 2002, aan Applera (prod. 11 bij dagvaarding), de brief van 11 september 2002 aan Aon, de brieven van 21 oktober 2002 aan Aon en aan de advocaat van Applera en de brief van 6 januari 2003 aan Aon. Verder blijkt uit de urenspecificatie dat op 21 januari 2003 een brief aan de tegenpartij geconcipieerd is.
6.5 Naar het oordeel van het hof blijkt uit de door [Werknemer] verschafte informatie voldoende duidelijk dat de door Munnike Lourens advocaten gedeclareerde werkzaamheden (productie 8 bij repliek) niet betrekking hebben op kosten ter voorbereiding van gedingstukken of ter instructie van de zaak als bedoeld in art. 241 Rv. Het hof acht het redelijk dat deze kosten zijn gemaakt en het hof acht ook de omvang van deze kosten redelijk. De vordering tot betaling van € 2.874,96 aan buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Wettelijke rente daarover met ingang van de inleidende dagvaarding, 26 juni 2003, is toewijsbaar. Nu niet gebleken is dat er een rechtsgrond is voor verschuldigdheid van wettelijke rente vanaf een eerdere datum, zal het hof de vordering tot betaling van wettelijke rente vanaf een eerdere datum dan 26 juni 2003 afwijzen. LJN BB6161