Overslaan en naar de inhoud gaan

LSA Geschillencie 060122 kosten advocaat overwegend redelijk, korting € 2000,00 vanwege deel reiskosten en deel debat over kosten

LSA Geschillencie 060122 kosten advocaat overwegend redelijk, korting € 2000,00 vanwege deel reiskosten en deel debat over kosten
1.
De bevoegdheid van de Commissie

1.1
De commissie neemt het geschil in behandeling en doet daarin uitspraak, nu beide partijen hebben laten weten de uitspraak van de commissie als bindend te zullen beschouwen en zich aan deze uitspraak zullen onderwerpen.

1.2
De administratiekosten ter hoogte van € 636,-- (excl. btw) zijn door de advocaat aan de commissie betaald. Deze kosten zijn inmiddels door de verzekeraar aan de advocaat vergoed.

2.
De procedure

2.1
De commissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
(a.) de brief van de advocaat, gedateerd 30 juli 2020, met daarbij een conclusie van eis, met producties;
(b.) een e-mail van de verzekeraar, gedateerd 2 november 2020, waarin werd gereageerd op de brief van de advocaat van 30 juli 2020;.
(c.) een tweetal ordners, door de advocaat aan de commissie toegezonden op 15 januari 2021;.
(d.) de conclusie van antwoord van de verzekeraar, gedateerd 16 maart 2021.

3.
Het geschil

3.1
Het geschil betreft de vraag welk bedrag de verzekeraar verschuldigd is aan de advocaat ter zake van ten behoeve van zijn cliënt gemaakte kosten van rechtsbijstand. In geschil zijn
(a.) de hoogte van het door de advocaat gehanteerde uurtarief,
(b.) de door de advocaat in rekening gebrachte kantoorkosten en
(c.) de omvang van de werkzaamheden.

3.2
De declaraties van de advocaat hebben betrekking op de in de periode 22 januari 2016 tot en met 30 april 2020 verrichte werkzaamheden.

3.3
De advocaat verzet zich - in dit geschil - niet tegen het standpunt van de verzekeraar dat vanwege eigen schuld slechts 75% van de werkzaamheden van de advocaat wordt vergoed. Voor de kosten van de medische adviezen heeft de verzekeraar toegezegd, althans zo begrijpt de commissie uit het door de advocaat als productie 1 overgelegde overzicht, deze voor 100% te vergoeden.

3.4.
De verzekeraar heeft van de declaraties een bedrag van € 10.000,-- betaald. De inzet van het onderhavige geschil is het onbetaalde gedeelte van de declaraties voor de door de advocaat verrichte werkzaamheden ter hoogte van € 11.760,50.

4.
De feiten

4.1
De commissie gaat uit van de volgende feiten.

4.2
Op 18 oktober 2015 is een cliënt van de advocaat betrokken geraakt bij een ongeval met een zogeheten quad. Als in-/opzittende (niet-bestuurder) van de quad heeft de cliënt bij dat ongeval ernstig beenletsel opgelopen.

4.3
De advocaat behartigt de belangen van de cliënt vanaf 22 januari 2016.

4.4
Op grond van een voor de quad afgesloten verzekering (een WAM-verzekering of werkmaterieelverzekering - dat is de commissie niet duidelijk geworden) heeft de verzekeraar op 8 december 2016 aansprakelijkheid erkend. De verzekeraar stelt zich evenwel op het standpunt dat sprake is van een percentage eigen schuld ter hoogte van 25% omdat de cliënt van de advocaat tijdens het ongeval geen gordel droeg en met zijn rechterbeen buiten de quad zou hebben gehangen.

4.5
De advocaat heeft aan de verzekeraar declaraties gezonden ter hoogte van € 28.463,03 inclusief btw. Daarin is begrepen een bedrag € 2.877,38 voor medische adviezen.

5.
Het standpunt van de advocaat

5.1
De advocaat stelt, samengevat, het volgende.

Over de letselschadezaak van zijn cliënt:

5.2
-Op 2 februari 2016 werden zowel de bestuurder van de quad alsmede de houder/eigenaar van de quad aansprakelijk gesteld. Daarna meldde de verzekeraar zich. Vervolgens is discussie ontstaan over de dekking, omdat de eigenaar van de quad stelde dat de quad onrechtmatig werd gebruikt door de bestuurder, waarbij ook de cliënt - naar later bleek onterecht-als 'mededader' werd beschouwd. Na onderzoek heeft de verzekeraar dit verwijt en dekkingsverweer laten varen. Op 8 december 2016 heeft de verzekeraar aansprakelijkheid erkend - met inachtneming van een percentage eigen schuld van 25%. - Het letsel aan het rechterbeen is ernstig. In het ziekenhuis bleek het been op drie plaatsen gebroken. Na een eerste operatie volgde een ziekenhuisopname van 3,5 week waarbij een ontsteking van de enkel optrad. Vervolgens hebben, in 2015 en 2016, nog vier operaties plaatsgevonden, waarna bovendien een zenuwbeschadiging van het bovenbeen optrad. Om weer te kunnen lopen moest de cliënt een intensief revalidatieprogramma volgen. - Vanwege ernstige pijnklachten en beperkingen werd in 2017 besloten tot een nieuw revalidatietraject, dat in 2018 plaatsvond. Dat traject heeft helaas nauwelijks resultaat gehad; de cliënt kampt nog steeds met uitval, gevoelsstoornissen en forse beperkingen. Hij beweegt zich binnenshuis met behulp van krukken en buitenshuis met een scootmobiel die hij via de WMO heeft ontvangen. De cliënt is hulpbehoevend. Zowel bij de ADL als bijvoorbeeld huishoudelijke werkzaamheden ontvangt hij mantelzorg.
- Tijdens het schaderegelingstraject werd herhaaldelijk medische informatie opgevraagd en werden diverse medische adviezen uitgebracht.
- In 2019 is op gezamenlijk verzoek een orthopedische expertise uitgebracht. Hierin werd geconcludeerd tot een blijvende invaliditeit op orthopedisch gebied van 5% van het been, zijnde 2% van de gehele persoon. De orthopeed adviseerde tevens een neurologische expertise en vervolgens wellicht een psychiatrische expertise: - De cliënt is relatief jong; 32 jaar. Het ongeval heeft een forse impact op zijn huidige en toekomstige leven.
- De cliënt kampt met (naar de commissie begrijpt; pre-existente) geestelijke beperkingen en was om die reden juist aangewezen op lichamelijk werk, hetgeen door de ongevalsgerelateerde beperkingen zeer lastig is geworden. Een arbeidsdeskundige is (nog) niet ingeschakeld, zodat de advocaat bovendien in het kader van de terugkeer naar de arbeidsmarkt enige werkzaamheden heeft verricht. De schadepost verlies aan verdienvermogen lijkt zeer omvangrijk te worden, aldus de advocaat. - De advocaat heeft diverse besprekingen gevoerd, waaronder twee huisbezoeken met de verzekeraar. Bovendien heeft hij de schade begroot en daartoe twee keer een schadestaat opgesteld.

Over zijn uurtarief:

5.3
Het door de advocaat gehanteerde uurtarief van € 260,-- is volgens hem redelijk gezien zijn ervaring; meer dan 25 jaren als letselschadeadvocaat.

Over 'administratieve werkzaamheden':

5.4
De advocaat rekent zijn gebruikelijke uurtarief voor alle werkzaamheden. Ook voor werkzaamheden waarvoor (volgens de verzekeraar) geen specialistische kennis van letselschade nodig is, zoals het doorzenden van een brief. Immers, zo'stelt hij, zal hij die brief na ontvangst moeten beoordelen, bepalen wat de relevantie daarvan is en welke vervolgacties daar eventueel op moeten volgen. Bovendien moet hij een dergelijke brief aan de cliënt kunnen toelichten en daarover adviseren. Hiervoor is wel degelijk specialistische kennis vereist; hij kan dit niet overlaten aan zijn secretaresse.

Over kantoorkosten:

5.5
De door de advocaat gehanteerde kantoorkosten zijn een forfaitaire vergoeding voor kosten die niet eenvoudig door te belasten zijn. Andere dienstverleners, zoals accountantskantoren of medisch adviseurs, hanteren vaak ook een (weliswaar lager) uurtarief voor een ondersteunend medewerker. Dat doet de advocaat niet. Bovendien heeft hij zijn kantoorkosten per 1 januari 2019 verlaagd van 6% naar 5% (en, naar de commissie begrijpt, vanaf 1 januari 2020 helemaal geschrapt).

Over de door de verzekeraar gestelde 'niet te herleiden' of te omvangrijk geschreven werkzaamheden:

5.6
Volgens de advocaat blijkt uit zijn tijdregistratie duidelijk waar de specifieke werkzaamheden betrekking op hebben. Bovendien zou de verzekeraar de specificatie onjuist interpreteren; 0.50 betreft geen 50 minuten zoals de verzekeraar vermoedt, maar vijf tijdseenheden van zes minuten, dus 30 minuten.

5.7
De door de advocaat geschreven tijd voor onderzoek, bijvoorbeeld 'onderzoek dossier', of 'onderzoek jurisprudentie' acht hij redelijk. In een jarenlang lopende zaak zal hij af en toe het dossier moeten bestuderen voordat hij een weloverwogen handeling kan verrichten. Het bestuderen van jurisprudentie was nodig gezien de vraag naar de aansprakelijkheid in dit specifieke geval krachtens de WAM en vanwege discussie met de verzekeraar over de buitengerechtelijke kosten.

Over de PIV-staffel en de verhouding totale schade en bgk:

5.8
De advocaat is niet gebonden aan de PIV-staffel. Een relatie tussen de omvang van de bgk en de persoonlijke schade van het slachtoffer is niet bepalend en zeker niet doorslaggevend, aldus de advocaat. Daarbij wijst hij op de ernstige letselschade van zijn cliënt, met blijvende invaliditeit en arbeidsongeschiktheid. Het belang van zorgvuldige behandeling van zijn zaak is groot.

5.9
De persoonlijke schade van de cliënt is in 2018 tussentijds vastgesteld op circa € 22.000,-- maar die schade zal zich helaas waarschijnlijk verder ontwikkelen en zelfs substantieel toenemen.

5.10
Volgens de advocaat is het niet acceptabel dat zijn cliënt, naast het dragen van 25% van zijn schade vanwege eigen schuld, ook nog een substantieel deel van de advocaatkosten zou moeten dragen. De toenemende onbetaalde declaraties hebben ertoe geleid dat de advocaat de kosten van zijn werkzaamheden al langere tijd zelf heeft moeten (voor)financieren. Daardoor is de advocaat zich terughoudend gaan opstellen en komt de dienstverlening aan zijn cliënt in het gedrang,

6.
Het standpunt van de verzekeraar

6.1
De verzekeraar heeft uiteenlopende bezwaren tegen de door de advocaat bij de verzekeraar gepresenteerde declaraties. Daartoe stelt de verzekeraar - zakelijk samengevat-het volgende.

Over de gang van zaken:

6.2
- De gevorderde buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets van art. 6:96 BW niet doorstaan. De verzekeraar erkent dat aan de eerste redelijkheidstoets is voldaan; het inschakelen van een advocaat was nodig. Maar de verzekeraar acht het uurtarief te hoog en de bestede tijd buitensporig.
- Begin 2017 heeft de verzekeraar twee declaraties ontvangen, met een totaalbedrag van bijna € 10.000,--. Onredelijk hoog, aldus de verzekeraar. Immers was slechts kort gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid en verder had alleen een huisbezoek plaatsgevonden.
- De volgende declaratie behelsde negen uren werk. Ook die tijdsbesteding kan de verzekeraar niet plaatsen. Dat gold ook voor de daaropvolgende declaratie.
- Een volgende declaratie maakte het totaal aan buitengerechtelijke kosten € 16.553,26. Gezien de volgens de verzekeraar beknopte correspondentie over de aansprakelijkheid, een enkel huisbezoek, het verstrekken van medische informatie en het verstrekken van informatie over het arbeidsverleden plus een beknopte schadestaat rechtvaardigen dat bedrag niet, aldus de verzekeraar.
- De volgende drie declaraties van telkens ruim € 2.000,-- hadden betrekking op werkzaamheden van die advocaat over een periode van telkens (slechts) twee tot drie maanden. De verzekeraar erkent dat een tweede huisbezoek had plaatsgevonden, dat een tweede schadestaat was gemaakt, dat informatie was ontvangen met inkomensgegevens van vijf verschillende werkgevers waar de cliënt had gewerkt, maar die werkzaamheden zijn niet te rijmen met de hoogte van de door de advocaat toegezonden declaraties.
- In de daaropvolgende periode werd een orthopedische expertise verricht en werd gediscussieerd over een eventuele neurologische expertise. De verzekeraar ontving in die periode weer drie declaraties.
- Hoewel het dossier op papier omvangrijk lijkt, is dat volgens de verzekeraar inhoudelijk niet het geval. Er heeft weinig discussie plaatsgevonden. Het is bovendien geen omvangrijke of complexe zaak, aldus de verzekeraar. - De advocaat heeft tot het moment van de aanvang van dit geschil bij de commissie € 28.463,03 gedéclareerd (gebaseerd op ruim 76 uren aan werkzaamheden) en op het moment van het opstellen van de conclusie van antwoord zelfs € 34.445,85 (90 uren aan werkzaamheden). Het geheel overziend; een onredelijk omvangrijke tijdsbesteding en te hoge bedragen, - De verzekeraar heeft € 10.000,-- op de buitengerechtelijke kosten bevoorschot en dat is volgens de verzekeraar voldoende.

Over het uurtarief

6.3.
Het door de advocaat gehanteerde uurtarief van € 260,-- is bovenmatig. Het behoort tot het allerhoogste in de markt. Een dergelijk tarief is alleen redelijk in een complexe of omvangrijke zaak. Daarvan is geen sprake. Als al een uurtarief van € 260,-- zou mogen worden gehanteerd, dan zouden de bestede uren gering(er) moeten zijn omdat bij een dergelijk hoog, specialistisch tarief een efficiënte(re) wijze van werken mag worden verwacht, aldus de verzekeraar. De verzekeraar is bereid om in deze zaak maximaal € 240,-- per uur te vergoeden.

Over de kantoorkosten

6.4
De in rekening gebrachte kantoorkosten van aanvankelijk 6% en later 5% zijn niet redelijk. De oorsprong van deze kosten is achterhaald; bijvoorbeeld papier en portokosten worden nauwelijks nog gemaakt. Illustratief is dat de advocaat vanaf 2020 geen kantoorkosten meer in rekening heeft gebracht. De kosten zijn niet meer van deze tijd.

Over 'administratieve' werkzaamheden

6.5
Volgens de verzekeraar is het onredelijk om voor alle werkzaamheden hetzelfde (hoge) tarief te rekenen. Het simpelweg doorsturen van informatie, het opvragen van medische informatie, het sturen van een herinnering, informatie inwinnen over het arbeidsverleden van de cliënten bijvoorbeeld ook reistijd mogen niet tegen een specialistisch tarief worden genoteerd.

Over cliëntencontact

6.6
De verzekeraar is verder van oordeel dat er (te) veel contact is geweest tussen de advocaat en zijn cliënt. De verzekeraar erkent dat deze specifieke cliënt mogelijk wat meer behoefte heeft aan overleg dan een andere cliënt, maar de contacten zijn bovenmatig. De behoefte van een cliënt om over de zaak te praten kan niet (altijd) op de aansprakelijke partij worden afgewenteld.

Concrete bezwaren per declaratie

6.7
Hoewel de verzekeraar van oordeel is dat het voorgaande voldoende aanleiding is voor matiging, heeft de verzekeraar vervolgens nog per declaratie bezwaren geuit tegen de daarop vermelde tijdsbesteding. Mede gezien de omvang van het betoog van de verzekeraar worden die specifieke bezwaren tegen door de advocaat geschreven tijd hier niet weergegeven maar wordt daarop - voor zover relevant-door de commissie ingegaan in de beoordeling van het geschil.

7.
Beoordeling van het geschil

a. Beoordelingsmaatstaf

7.1
De commissie stelt voorop dat de (hoogte van de) door de verzekeraar te vergoeden buitengerechtelijke kosten, conform vast gebruik van de commissie, wordt beoordeeld aan de hand van de criteria van art. 6:96 BW. De commissie laat de declaraties op zich in stand, omdat de commissie niet oordeelt over het bedrag dat de advocaat aan zijn cliënt in rekening brengt, doch uitsluitend oordeelt over de vraag welke kosten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de verzekeraar dienen te worden vergoed.

7.2
De commissie acht zich door de schriftelijke stukken die partijen hebben ingediend voldoende geïnformeerd om te kunnen beslissen.

b. Inhoudelijke beoordeling

7.3
In geschil zijn het door de advocaat gehanteerde uurtarief, de door de advocaat gehanteerde kantoorkosten en de omvang van de bij de verzekeraar in rekening gebrachte tijd.

Het uurtarief

7.4
Het door de advocaat gehanteerde uurtarief van € 260,--acht de commissie, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk. De advocaat heeft onbetwist gesteld dat hij meer dan 25 jaren ervaring heeft als letselschadeadvocaat, Bovendien betreft het naar het oordeel van de commissie geen eenvoudige zaak maar een complexe zaak, Het betreft een jong slachtoffer met ernstig en gecompliceerd beenletsel. De expertisearts, een orthopeed, adviseerde tevens een neurologische en wellicht ook een psychiatrische expertise te laten verrichten. Naast lichamelijke beperkingen kampt het slachtoffer bovendien met geestelijke (naar de commissie begrijpt; pre-existente) beperkingen.

Kantoorkosten

7.5
De commissie is bekend met de discussie die niet alleen in deze zaak wordt gevoerd over de redelijkheid van kantoorkosten. De advocaat heeft de hoogte daarvan eerst teruggebracht van 6% naar 5% en vanaf 2020 brengt de advocaat geen kosten meer in rekening. Dat komt de commissie niet onredelijk voor. Daarmee kan de discussie over kantoorkosten in deze zaak achterwege blijven. Voor de periode voor 2020 worden de kosten door de commissie als gebruikelijk en redelijk beschouwd.

'Administratieve' werkzaamheden

7.6
De commissie volgt de advocaat in zijn betoog over (wat de verzekeraar beschrijft als) 'administratieve werkzaamheden. De stelling van de verzekeraar over het (slechts) doorzenden van stukken, dient te worden genuanceerd. Het is de taak van een advocaat een stuk of brief te beoordelen en toe te lichten aan een cliënt.of andere partij. Dat werk kan niet worden overgelaten aan een secretaresse en bovendien heeft niet iedere advocaat secretariële ondersteuning. Hetzelfde geldt voor het opvragen van medische informatie. Dat is niet altijd alleen maar administratief en/of standaard werk. Het draait om de vraag of de voor deze werkzaamheden in rekening gebrachte tijdsbesteding en bedragen redelijk zijn. Volgens de commissie is dat in deze zaak het geval.

7.7
Bovendien acht de commissie het redelijk (en bovendien gebruikelijk) dat de advocaat minimumeenheden in zijn tijdschrijfsysteem hanteert, namelijk 0,10; naar de commissie begrijpt zes minuten. Overigens constateert de commissie dat de advocaat veel van zijn werkzaamheden tegen de laagste eenheid (dus 0,10) heeft genoteerd.

Cliëntencontacten

7.8
De commissie acht het aantal cliëntencontacten en de daarvoor geschreven tijd - alle omstandigheden in aanmerking genomen in deze zaak niet onredelijk. Daarbij is relevant dat het slachtoffer vele medische ingrepen heeft ondergaan, een aantal revalidatietrajecten heeft doorlopen, kampt met serieuze lichamelijke beperkingen en daarnaast met geestelijke beperkingen, arbeidsongeschikt is, en dat bij hem en zijn advocaat (klaarblijkelijk) grote zorgen over zijn toekomst bestaan.

Reistijd en reiskosten

7.9
De commissie is bekend met de discussies die niet alleen in deze zaak maar ook daarbuiten plaatsvinden over de vraag of reistijd wel of niet volledig in rekening kan worden gebracht. Vaak is het voor een slachtoffer - zeker als deze kampt met serieuze beperkingen - plezierig om bij hem thuis af te spreken. Bovendien vindt vaak op uitdrukkelijk verzoek van de verzekeraar een huisbezoek plaats. In de gegeven omstandigheden kan het redelijk zijn om ook reistijd tegen een gebruikelijk advocatentarief te schrijven. Het draait - ook op dit punt - om de vraag of het geheel als redelijk kan worden bestempeld. De door de advocaat in deze zaak geschreven tijd voor een huisbezoek bij de cliënt met een tijdbesteding van circa vier uren - waarin tevens reistijd is opgenomen-komt de commissie, mede het oog op de hiervoor genoemde omstandigheden, redelijk voor,

7.10
De commissie acht het evenwel onredelijk om daarnaast nog reiskosten in rekening te brengen. Die reiskosten worden geacht te zijn begrepen in een redelijk advocatentarief.

Overige punten

7.11
De verzekeraar stelt op zich terecht dat de (exacte) tijdsbesteding van een aantal werkzaamheden niet valt te verifiëren. Evenwel heeft de commissie geen reden te twijfelen aan de juistheid van de geschreven tijd en komt deze bovendien niet vreemd of onredelijk voor. Daar komt bij dat de wel door de commissie - aan de hand van de dossierstukken- geverifieerde tijdsbesteding, bijvoorbeeld een deel van de correspondentie en de daarvoor geschreven tijd, door de commissie als redelijk wordt beschouwd.

7.12
De commissie acht de geschreven tijd voor bestudering van het dossier en jurisprudentie niet bovenmatig. Bestudering van het dossier en de meest recente jurisprudentie is, zeker in een langlopende zaak, niet overbodig. Bovendien komt enige bestudering van (jurisprudentie over) WAM aspecten met betrekking tot de quad niet onredelijk voor.

7.13
De commissie volgt de verzekeraar wel in de stelling dat het onredelijk is om alle correspondentie en discussie over buitengerechtelijke kosten en bovendien de bestudering van jurisprudentie over die kosten bij de verzekeraar in rekening te brengen. Om deze reden zal de vordering van de advocaat worden gematigd.

7.14
De commissie zal zich niet uitlaten over de declaraties die betrekking hebben op de periode na de conclusie van eis, zoals door de verzekeraar is gevraagd. Die declaraties maken geen deel uit van het geschil zoals dat door de advocaat - in samenspraak met de verzekeraar - aan de commissie is voorgelegd. De commissie laat de door de verzekeraar onder 5.9 van de conclusie van antwoord gememoreerde betaling van € 5.181,04 geheel buiten beschouwing.

7.15
De overige stellingen en verweren van partijen kunnen, als niet of onvoldoende relevant voor de beoordeling van het geschil, buiten beschouwing blijven.

7.16
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, acht de commissie het redelijk dat een bedrag van € 2.000,-- inclusief btw in mindering wordt gebracht op de declaraties, zodat van de vordering van de advocaat ter hoogte van € 11.760,50 inclusief btw nog € 9.760,50 inclusief btw voor rekening van de verzekeraar komt.

7.17
Daarnaast acht de commissie het redelijk dat de door de advocaat betaalde administratiekosten voor rekening van de verzekeraar komen.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/lsa-geschillencie-060122