Rb Den Haag 040210 whiplash; kbr onvoldoende onderbouwd en te hoog
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 040210 whiplash; kbr onvoldoende onderbouwd en te hoog
Buitengerechtelijke kosten
4.29. Deze post begroot [Eiseres] op totaal € 19.014,46, waarop € 7.068,75 is bevoorschot, zodat € 11.945,89 resteert. Dit blijken alleen de kosten van [Eiseres]s belangenbehartiger te zijn. Met Reaal is de rechtbank van oordeel dat deze vordering de dubbele redelijkheidstoets van art. 6:96 BW niet kan doorstaan. Zij neemt daarbij in aanmerking het thans toe te wijzen bedrag en het feit dat [Eiseres] nut en noodzaak van deze kosten met name vanaf 2006 niet deugdelijk heeft onderbouwd. Of hierbij kosten ten behoeve van het deskundigenbericht zijn opgevoerd die al niet elders betaalbaar zijn gesteld, maakt [Eiseres] niet duidelijk. De belangenbehartiger heeft verder ter zitting aangegeven [Eiseres] nog steeds bij elk gesprek te begeleiden, zonder de noodzaak daarvan aan te geven. Bovendien moet worden aangenomen dat een deel van die kosten door eigen toedoen zijn gemaakt omdat blijkens de overgelegde correspondentie tussen de schaderegelaar van Reaal en [Eiseres]s belangenbehartiger deze laatste zich ondanks herhaalde aanmaning kennelijk niet aan gemaakte afspraken met betrekking tot het verstrekken van de huisartsenstatus heeft gehouden. In deze situatie begroot de rechtbank, gelet op het bepaalde in art. 6:96 BW, de nog toewijsbare vergoeding op € 5.000,-.
4.30. Al met al is van [Eiseres]s vordering tot schadevergoeding toewijsbaar een bedrag van in totaal € 37.713,-. De ingangsdatum van de wettelijke rente daarover bepaalt de rechtbank op datum dagvaarding, 18 februari 2009, omdat het voorschot onder algemene titel in elk geval toereikend was om de verschenen vav en een deel van de overige schade te dekken en voor het overige geen eerdere ingangsdatum bepaalbaar is. Gelet op de toewijzing van dit onderdeel van de vordering heeft [Eiseres] geen belang bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. Piv-site