Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 160414 aannemelijk dat onbetaald bedrag BGK van € 8.966,32 aan vso in de weg staat; geen reden voor afwijking gebruikelijk toetsingskader BGK

Rb Zeeland-West-Brabant 160414 verlies aanspraak op Wwb-uitkering is schade die aan zkh dient te worden toegerekend;
- aannemelijk dat onbetaald bedrag BGK van € 8.966,32 aan vso in de weg staat; geen reden voor afwijking gebruikelijk toetsingskader BGK; vordering toegewezen;
- kosten gevorderd en toegewezen € 3.942,24

Buitengerechtelijke kosten

4.13.
Ten aanzien van het verzoek betreffende de buitengerechtelijke kosten overweegt de rechtbank het volgende. Uit hun stellingen blijkt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat een geschil betreffende de tussentijdse vergoeding van buitengerechtelijke kosten zich kan lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w Rv. Zulks blijkt ook uit de wetsgeschiedenis waarin een geschil over tussentijdse vergoeding van buitengerechtelijke kosten uitdrukkelijk als voorbeeld van een mogelijk deelgeschil wordt genoemd.
Gelet op het verweer van het ziekenhuis en het bepaalde in artikel 1019z Rv dient te worden beoordeeld of een beslissing ten aanzien van dit geschilpunt voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite dient aldus te worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. In casu is door [verzoekster] gesteld dat (ook) dit discussiepunt in de weg staat aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst en dat een beslissing op dit punt een belangrijke bijdrage zal leveren aan het vervolgen van de onderhandelingen en het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank overweegt dat aan de hand van de stellingen van partijen en de als productie 4 bij het verweerschrift gevoegde brief d.d. 29 januari 2014 van Centramed, de verzekeraar van het ziekenhuis, duidelijk is dat tussen hen discussie bestaat over met name de hoogte van het door mr. Minekus gehanteerde uurtarief. Uit het feit dat Centramed in genoemde brief ook aangeeft dat het goed is dat omtrent dit discussiepunt een oordeel van de deelgeschilrechter wordt gevraagd, blijkt dat partijen er niet in geslaagd zijn hieromtrent in onderling overleg een oplossing te vinden. Door het ziekenhuis is niet betwist dat de declaraties van mr. Minekus betreffende in deze zaak verrichte werkzaamheden tot een bedrag van € 8.966,32 onbetaald zijn gebleven. De rechtbank acht het, mede gelet op het aanzienlijke bedrag dat onbetaald is gebleven, voldoende aannemelijk de discussie hieromtrent een factor is die in de weg kan staan aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. 
Dit alles afgewogen tegen de investering in tijd, geld en moeite, bestaat er geen grond om dit verzoek op voorhand af te wijzen.
De rechtbank komt dan ook toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [verzoekster] betreffende betaling van de niet vergoede buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 8.966,32.
4.14.
Uit met name de inhoud van het verweerschrift en de ter zake door het ziekenhuis overgelegde stukken volgt dat het debat tussen partijen zich toespitst op de vraag of het door mr. Minekus gehanteerde uurtarief van € 200,-- exclusief kantoorkosten en BTW, redelijk dient te worden geacht. Daarbij gaat het om de vraag of er bij de beoordeling van de redelijkheid van het uurtarief reden is om af te wijken van het toetsingskader zoals gebruikelijk gehanteerd in de jurisprudentie. Dit toetsingskader houdt in dat beoordeeld wordt of het in casu door de advocaat gehanteerde uurtarief marktconform is, dat wil zeggen in overeenstemming met de gebruikelijk door advocaten gehanteerde tarieven, waarbij bij het bepalen van de hoogte van het uurtarief dat in het betreffende specifieke geval redelijk wordt geacht, aspecten zoals de ervaring en specialisatie van de advocaat en de ingewikkeldheid van de materie en het belang van de zaak een rol spelen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in casu af te wijken van de gebruikelijke toetsingsmaatstaf. Daartoe is door het ziekenhuis onvoldoende aangevoerd. De enkele stelling dat het logischer is om in de letselschademarkt te kijken naar tarieven in vergelijkbare markten, waarbij het tarief wél door een marktmechanisme tussen de particuliere cliënt en de betrokken dienstverlener tot stand komt volstaat daartoe in ieder geval niet.
4.15.
Uitgaande van het gebruikelijke toetsingskader acht de rechtbank het door mr. Minekus gehanteerde uurtarief van € 200,--(exclusief kantoorkosten en BTW) redelijk, gelet op de tarieven in de markt, het aantal jaren dat mr. Minekus advocaat is, zijn specialisatie, het belang van de zaak en de ingewikkeldheid van de materie. Een dergelijk uurtarief strookt ook met het referentietarief van de Orde van Advocaten.
Nu de enkele stelling dat Centramed in haar brief d.d. 7 juni 2012 heeft aangegeven dat soms tijdsbesteding niet als redelijk kan worden beschouwd, althans niet in die zin dat alle kosten daarvan voor rekening van de laedens gebracht kunnen worden, niet kan worden aangemerkt als een betwisting van de aard en inhoud van de gedeclareerde werkzaamheden, zal het verzoek het ziekenhuis te veroordelen tot voldoening van de niet vergoede buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 8.966,32 op onderstaande wijze worden toegewezen.
ECLI:NL:RBZWB:2014:4520