Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 160518 KBR: gevorderd en toegewezen 22,2 uur x € 225,00 + 6 % reiskosten € 0,50 x 132 km

RBGEL 160518 politie aansprakelijk voor aanrijding door politieauto bij staandehouding; geen overmacht; geen e.s.
- KBR: gevorderd en toegewezen 22,2 uur x € 225,00 + 6 % reiskosten € 0,50 x 132 km
- kosten gevorderd 39,1 x 225 bovenmatig, toegewezen 28,4 x € 225,00 
+ 69 km x € 0,50

Buitengerechtelijke incassokosten

3.20.
[verzoeker] vordert vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, waarvan zij stelt dat deze € 6.486,46 bedragen. Dit bedrag bestaat, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van [verzoeker] , uit 22,2 uur aan advocaatwerkzaamheden, maal een uurtarief van € 225,00 = € 4.995,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten en een kilometervergoeding van € 0,50 x 132 kilometer, hetgeen in totaal een bedrag van € 5.360,70 exclusief btw en € 6.486,46 inclusief btw oplevert. Nu de aansprakelijkheid van Achmea vast staat, staat vast dat Achmea op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW de buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] aan hem moet vergoeden, voor zover die kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen. Anders dan de eerder besproken betwisting van de aansprakelijkheid heeft Achmea niet concreet betwist dat de kosten zijn gemaakt, dat deze redelijk zijn en dat deze voor [verzoeker] noodzakelijk waren om schadevergoeding te krijgen. Niet betwist is dat de incassokosten in een zodanig verband met het ongeval staan dat zij aan Achmea, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kunnen worden toegerekend (vgl. HR 11 juli 2003, NJ 2005,50). Gelet hierop zal de rechtbank de gevorderde incassokosten tot een bedrag van € 6.486,46 toewijzen, vermeerderd met rente als gevorderd.

Kosten deelgeschil,

3.21.
De rechtbank zal op de voet van artikel 1019aa Rv overgaan tot de begroting van de kosten van [verzoeker] bij de behandeling van het verzoek. [verzoeker] heeft verzocht deze kosten te begroten op € 11.367,16 (39,1 uur tegen een uurtarief van € 225,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten, 69 km x € 0,50 aan kilometervergoeding en btw), te vermeerderen met griffierecht.

3.22.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te de zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18).

3.23.
Achmea verzet zich tegen de redelijkheid van het aantal opgevoerde uren en wijst er daarbij op dat blijkens het urenoverzicht uren worden gedeclareerd die al vanaf 6 september 2016 zijn gemaakt. Zij maakt geen bezwaar tegen het berekende uurtarief.

3.24.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de eerste gedeclareerde uren zien op werkzaamheden in september 2016 er niet zonder meer op duidt dat deze kosten niet zien op de behandeling van dit deelgeschil, nu niet ongebruikelijk is dat ook reeds in de onderhandelingsfase een concept van een verzoekschrift wordt gemaakt.

De rechtbank stelt vast dat blijkens het urenoverzicht van de daarin verantwoorde uren 19,0 uren zien op de post “opstellen verzoekschrift”, 2,2 uur op de post “opstellen dagvaarding” 4,2 uur op de post “opstellen processtukken” en 0,3 uur op de post “opstellen stukken”. Er al vanuit gaande dat met de term ‘dagvaarding’ in dit verband eveneens het verzoekschrift is bedoeld en dat ook het opstellen van (proces)stukken ziet op het verzoekschrift (nu anders sowieso, zonder uitleg, die ontbreekt, niet valt in te zien dat deze in redelijkheid als kosten van het deelgeschil kunnen worden aangemerkt) acht de rechtbank het totaal van 25,7 uur dat daaraan is besteed bovenmatig. Gelet op de complexiteit en omvang van het dossier en het verzoekschrift, van 9 pagina’s, acht de rechtbank in totaal voor het opstellen van de met het verzoekschrift samenhangende stukken 15 uur redelijk, naast de begrote 4 uur voor de voorbereiding van en aanwezigheid bij de mondelinge behandeling, alsmede de 9,4 uur aan overige werkzaamheden als briefwisselingen en telefonische contacten en besprekingen met [verzoeker] , wat leidt tot een totaal van 28,4 uur. Het te begroten bedrag wordt vastgesteld op € 8279,30 (28,4 uur x € 225 vermeerderd met btw, 6% kantoorkosten en € 34,50 kilometervergoeding) + € 79,00 aan griffierecht = € 8.358,30, inclusief btw.

3.25.
Nu vaststaat dat Achmea aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het ongeval leidt zal Achmea, zoals verzocht, tot betaling aan [verzoeker] van het aldus begrote bedrag, vermeerderd met rente, worden veroordeeld zoals gevorderd. ECLI:NL:RBGEL:2018:2354