Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 150818 bgk: kantonrechter acht het redelijk om aan te sluiten bij de tabel behorend bij de PIV-overeenkomst tzv incassokosten

RBMNE 150818 SPW-er aangevallen door bewoners, psychiater wordt ter comparitie uitgenodigd voor nadere toelichting op gestelde "aggravatie"
- bgk: kantonrechter acht het redelijk om aan te sluiten bij de tabel behorend bij de PIV-overeenkomst tzv incassokosten

in vervolg op: rb-utrecht-200411-kanton-aansprakelijkheid-werkgever-voor-agressief-gedrag-bewoner-zorginstelling
en:
 
hof-amsterdam-150113-letsel-groepsleidster-na-duw-tijdens-werkzaamheden-zorgplicht-geschonden

Kosten rechtsbijstand

4.24.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 36.300,00 conform de maximumvergoeding op basis van de PIV-staffel.

Daarnaast verzoek [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

[eiseres] vordert tevens veroordeling in de volledige advocaatkosten en griffierechten die zij heeft moeten voldoen om (al) haar vorderingen in rechte te verhalen, te weten € 58.524,39 en € 1.303,75, een en ander verminderd met de reeds door haar ontvangen proceskostenvergoeding van € 3.590,75 en de door de rechtbank toe te wijzen buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft gesteld dat zij deze kosten bij een redelijke houding van [gedaagde] niet had hoeven maken.

4.25. 
[gedaagde] heeft de buitengerechtelijke kosten betwist. Volgens haar zijn voorafgaande aan de voorliggende procedure weinig tot geen buitengerechtelijke werkzaamheden verricht door de advocaat van [eiseres] . De werkzaamheden rechtvaardigen volgens haar in ieder geval niet een bedrag van € 36.300,00. [gedaagde] heeft verder opgemerkt dat [eiseres] een bedrag van € 476,00 aan griffierecht heeft betaald en dat dit bedrag eventueel zal worden verdisconteerd in de proceskosten.

[gedaagde] heeft tenslotte gesteld dat er geen rechtsgrond is voor toewijzing van de gevorderde advocaatkosten, omdat uitgangspunt is dat de proceskostenveroordeling wordt gebaseerd op het liquidatietarief dat door de rechtbank en gerechtshoven wordt gehanteerd en dat er geen reden is om daarvan af te wijken. Zij heeft betwist dat sprake is van een extreem onredelijke houding die maakt dat daarvoor aanleiding zou kunnen bestaan.

4.26.
De kantonrechter overweegt dat voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Uitgangspunt is dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] ten aanzien van voormelde criteria voldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen overgaan. Voor de hoogte van het gevorderde bedrag acht de kantonrechter redelijk om aan te sluiten bij de tabel behorend bij de PIV-overeenkomst. Dit betekent dat de vergoeding afhankelijk zal zijn van de het schadebedrag.

4.27.
Voor vergoeding van de door [eiseres] gevorderde advocaatkosten is naar het oordeel van de kantonrechter geen plaats. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat de houding van [gedaagde] daartoe aanleiding geeft.

Medische kosten

4.28.
[eiseres] stelt dat zij kosten heeft moeten maken in verband met het opvragen van medische informatie voor een bedrag van € 329,98. Verder is zij aan haar ziektekostenverzekeraar verschuldigd geworden een bedrag van € 2.715,00 (IZA) en € 310,00 (Menzis). [eiseres] vordert van [gedaagde] betaling van deze bedragen.

4.29. '
[gedaagde] heeft tegen deze bedragen geen bezwaar gemaakt. Wel heeft zij betwist dat de kosten van de door [eiseres] gevolgde energetische therapie gedurende de periode 1 oktober 2008 tot en met 13 september 2013 van € 15.360,00 voor vergoeding in aanmerking komen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] gesteld dat de therapie weliswaar niet is voorgeschreven door een arts, maar dat zij daarbij wel veel baat heeft. Alleen tijdens deze therapie kan [eiseres] zich ontspannen. [gedaagde] is echter van mening dat nog los van het feit dat deze therapie kennelijk niet of nauwelijks effect heeft en kennelijk niet een behandeling is die ingevolge het Besluit Zorgverzekering voor vergoeding in aanmerking komt, de bedragen niet met schriftelijke stukken zijn onderbouwd.

4.30.
De kantonrechter overweegt dat om voor vergoeding in aanmerking te komen niet vereist is dat komt vast te staan dat de behandelingen medisch noodzakelijk zijn. Beslissend is of de betrokkene in de gegeven omstandigheden – waaronder de persoonlijke omstandigheden – redelijk handelde door de desbetreffende behandeling te ondergaan en verder of de kosten daarvan naar hun omvang redelijk zijn. Op grond van één van de kernbeginselen van het schadevergoedingsrecht – het slachtoffer moet zoveel mogelijk worden gebracht in een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van het voor het ongeval – is er alle reden om het slachtoffer bij dit soort kosten het voordeel van de twijfel te geven en om in ieder geval belang te hechten aan de perceptie van het slachtoffer ten aanzien van het – door hem ervaren – effect van de ter discussie staande behandelingen. Als de verzekeraar zich tegen vergoeding van bepaalde medische kosten verzet, dienen hoge eisen gesteld te worden aan het verweer van de verzekeraar; de verzekeraar zal gemotiveerd dienen aan te geven waarom in dit geval, gelet op de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer, de medische behandeling niet wenselijk is. Naarmate de met de behandeling gemoeide kosten lager zijn, zijn de aan de stelplicht van de verzekeraar te stellen eisen hoger. (NJ 1963, 61 en NJ 1991, 26)

4.31.
[eiseres] zal tijdens de nader te bepalen comparitie van partijen in gelegenheid worden gesteld om haar vordering op dit onderdeel nader te onderbouwen. [gedaagde] zal daar vervolgens op kunnen reageren.

Toekomstige (belasting)schade

4.32.
De door [eiseres] gevorderde belastingschade van € 10.120,56 is niet toewijsbaar nu [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat zij bereid is om - voor zover daaraan wordt toegekomen – een belastinggarantie af te geven.

De beslissing

De kantonrechter:

5.1.
beveelt partijen, in persoon (rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd), desgewenst vergezeld van een gemachtigde, om voor de kantonrechter te verschijnen in verband met een door [C] te geven nadere toelichting op zijn rapport en het geven van inlichtingen over wat is vermeld onder 4.10, op een nader, in overleg met partijen en [C] , vast te stellen dag en tijdstip;

5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 september 2018 te 9.30 uur; op deze rolzitting hoeven partijen niet te verschijnen;

5.3.
bepaalt dat beide partijen en [C] voor of uiterlijk op de hiervoor vermelde rolzitting schriftelijk aan de kantonrechter kunnen opgeven op welke dagen zij in de vier maanden nadien verhinderd zijn; daarvoor gelden de volgende regels:
- bij de opgave dienen partijen ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop de comparitie zou kunnen plaatsvinden;
- indien partijen bij hun opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen vrij laten, zal de comparitie kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel;
- vervolgens zal een datum en tijdstip voor de comparitie worden bepaald;
- indien partijen geen gebruik maken van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven zal de kantonrechter een datum bepalen waarvan dan in beginsel geen uitstel meer mogelijk is;
- voor het opgeven van verhinderdata zal geen uitstel worden verleend;

5.4.
bepaalt voorts dat de comparitie in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;

5.5.
bepaalt dat, indien partijen stukken in het geding willen brengen, zij deze tenminste één week voor de comparitie in kopie aan de kantonrechter en aan de wederpartij dienen toe te zenden;

de kosten

5.6.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot ter zake van de kosten van [C] het volgende:
- [C] dient binnen drie weken na de datum van dit vonnis een begroting van zijn kosten op te geven aan kantonrechter, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij de kantonrechter schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot terzake van de kosten van [C] reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;

5.7.
bepaalt dat [gedaagde] het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie heeft ontvangen; ECLI:NL:RBMNE:2018:5642