RBNHO 290125 bgk gevorderd € 9,591,67, niet onderbouwd en niet inzichtelijk; toegewezen 9 uur x € 280,00 + 21% = € 3.094,20
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 290125 SVI eenzijdig ongeval, geen bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld t.z.v. snelheid bij mist en duisternis;
- behoedzame hantering partijrapportage ongevallenanalyse; beroep op gordelkorting slaagt niet
- bgk gevorderd € 9,591,67, niet onderbouwd en niet inzichtelijk; toegewezen 9 uur x € 280,00 + 21% = € 3.094,20
2De feiten
2.1.
Op 18 oktober 2022 omstreeks 05:27 uur heeft zich op de snelweg A50 in Ewijk een eenzijdig verkeersongeval voorgedaan, waarbij [eiseres] als bestuurster van een personenauto (een Toyota Yaris) was betrokken. Door dit ongeval heeft [eiseres] - op dat moment 37 jaar oud - meervoudig ernstig letsel opgelopen.
2.2.
De personenauto waarin [eiseres] reed was ingevolge de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij Nh1816, met de dekkingen: WA en Volledig Casco. Daarnaast was op de personenauto een Schadeverzekering In- en Opzittenden (SVI) afgesloten. Deze zogeheten Combipolis Particulieren is ingegaan op 17 januari 2022.
2.3.
Volgens het polisblad van de Combipolis Particulieren bedragen de verzekerde bedragen onder de WA € 2.500.000,- per gebeurtenis voor materiële schade en € 6.070.000,- per gebeurtenis voor letselschade. De verzekerde Casco som bedraagt € 21.365,00 inclusief btw en de verzekerde som onder de SVI bedraagt € 500.000,- per gebeurtenis.
2.4.
Op het polisblad staat verder vermeld dat onder meer de Polismantel 5022 Pakketverzekering Motorrijtuigen (hierna: de Polismantel 5022) en de bijzondere voorwaarden A(6)B(18)E(5) van toepassing zijn. Rubriek E(5) betreft de Bijzondere Voorwaarden Schadeverzekering In- en Opzittenden (hierna: de SVI-voorwaarden).
2.5.
In artikel 2 ‘Welke schade vergoeden wij niet’ van de Polismantel 5022 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Wij vergoeden niet de schade als:
(..)
de schade het gevolg is van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld. Het maakt hierbij niet uit of de veroorzaker een ander is dan degene die een beroep op de verzekering doet (..)”
2.6.
In artikel 6 ‘Nadere omschrijvingen’ van de Polismantel 5022 zijn, voor zover van belang, de volgende begrippen gedefinieerd:
“ Bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld
Bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld is een juridische term waarmee een ernstige mate van schuld die aan opzet grenst wordt bedoeld. De vraag of iemand bewust of onbewust handelde is niet aan de orde bij merkelijke schuld.
(..)
Opzet
Als een schade ontstaat doordat een verzekerde of belanghebbende opzettelijk iets doet of nalaat wat in strijd is met de wet.”
2.7.
In artikel 2 ‘Welke schade vergoeden wij’ van de SVI-voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Wij vergoeden schade, tot maximaal het bedrag dat vermeld staat op uw polisblad per schadegebeurtenis voor alle verzekerden tezamen, die u lijdt als gevolg van een verkeersongeval, wanneer er sprake is van:
schade door lichamelijk letsel van een verzekerde, (..)”
2.8.
In artikel 3 ‘Welke schade vergoeden wij niet’ van de SVI-voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“In artikel 2 van de Polismantel Pakketverzekering Motorrijtuigen staat beschreven wat niet verzekerd is. Ook niet verzekerd is: (..)” (de daarna genoemde uitsluiting, toev. rechtbank).
2.9.
In artikel 5 ‘Hoe stellen wij de schade vast’ van de SVI-voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“ Bij overlijden en bij lichamelijk letsel
Wij stellen de schade vast volgens het Nederlands recht. We kijken dan naar de regels die gelden als iemand anders aansprakelijk is voor de schade die u lijdt door het (verkeers)ongeval. Ook als u in uw situatie niemand aansprakelijk kan worden gesteld.
(..)
5.1.
Wanneer wordt de schade-uitkering beperkt?
Als op het moment waarop het ongeval is ontstaan een verzekerde de voor hem beschikbare veiligheidsgordel niet droeg, zullen wij de schadevergoeding die wij volgens deze verzekering moeten betalen met 25% verlagen. (..)”
2.10.
Van het eenzijdige verkeersongeval is door de politie een kort proces-verbaal opgemaakt. Over de toedracht is de volgende omschrijving gegeven: “Eenzijdig ongeval op de snelweg. Voertuig is op rijstrook 1 tegen de vangrail gebotst en vervolgens gecrasht.”
In het proces-verbaal is verder bij de wegsituatie beschreven dat het een rechte weg betreft, dat de maximaal toegestane snelheid 130 km/uur betrof en dat sprake was van mist en een nat/vochtig wegdek.
2.11.
De opgeroepen ambulancedienst, die omstreeks 05.36 uur ter plaatse was, heeft over het incident het volgende gerapporteerd:
“Type trauma
Mechanisme Beknelling, Hoog energetisch trauma, Ongeval
Impact (km/u) 100
Vervoersmiddel auto
Contra motor
Bestuurder of passagier bestuurder
Bescherming Gordel om, Airbag geactiveerd
Assistentie Ambulances, Brandweer, Politie, Meerinzet”
Bij ‘Omschrijving van overwegingen’ is het volgende, voor zover van belang, genoteerd:
“auto op a50 na lange aanloop vol met linker zijkant in vangrail, linker zijde snelweg, bij aanrijden naar patiënt al ver voor ongeval onderdelen op snelweg. politie tp, ambu ter bescherming iets verder van incident geparkeerd. mw zit met linker been vast bij de deur en ligt met lichaam over bijrijders stoel. wel aanspreekbaar, praat wartaal en onduidelijk. kan wel opdrachten uitvoeren en beweegt alle ledematen. politie agent direct nek laten stabiliseren. en mw nrm masker gegeven (..) wachten op brandweer voor openmaken linker deur. proberen van alles maar geen beweging in te krijgen. besloten mw uit auto te trekken. (..) mw uit auto kunnen trekken en op trauma brancard. direct in ambu (..).”
2.12.
[eiseres] is rond 06.13 uur per ambulance naar het Radboud UMC in Nijmegen gebracht waar zij is geopereerd. Op de operatiekamer werd multidisciplinair besloten tot een bovenbeenamputatie links. Ook na 18 oktober 2022 is [eiseres] nog meermalen geopereerd aan haar fracturen en complicaties. Zij verbleef tot 7 november 2022 op de Verpleegafdeling Traumachirurgie van het Radboud UMC. Daarna is zij opgenomen in een revalidatiekliniek.
2.13.
In de ontslagbrief van 7 november 2022 aan de huisarts van [eiseres] heeft de physician assistent heelkunde van het Radboud UMC het medische beloop beschreven. Daarbij staat onder het kopje ‘Psychiatrie’ het volgende vermeld:
“Bij herbeoordeling minder emotioneel labiel, goed in gesprek. Er zijn geen aanwijzingen voor huidige of historische niet-reactievedepressieve of manische symptomen. Er is geen suïcidaliteit. Anamnestisch is er sprake van 5 momenten van blackouts in de afgelopen weken met tweemaal eindigen tegen de vangrail.”
2.14.
Nh1816 heeft Ongevallen Analyse Nederland (hierna: OAN) ingeschakeld om onderzoek te verrichten naar de toedracht van het eenzijdige verkeersongeval.
2.15.
OAN heeft technisch onderzoek verricht aan de Toyota Yaris van [eiseres] . De samenvatting van de bevindingen van dit onderzoek is neergelegd in een rapport aan Nh1816 van 25 november 2022. OAN concludeert hierin dat de gordel niet (op de juiste wijze) is gedragen. Verder staat in de samenvatting dat het uitlezen van de volledige boordelektronica niet meer mogelijk was, maar dat de airbagunit voorzien was van een EDR (Event Data Recorder). In de EDR bleken meerdere ‘events’ aanwezig die betrekking hebben op het verkeersongeval. Volgens de samenvatting blijkt uit de zogeheten
‘5 seconden pre-crash data’ dat er (minimaal) de laatste 5 seconden met een snelheid van 153 tot 157 km/uur is gereden, dat de cruise control niet was ingeschakeld, dat er voorafgaand aan het ongeval niet is geremd en dat er kort voor de (vermoedelijk eerste) impact licht naar links is gestuurd.
2.16.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft OAN op 28 november 2022 een aanvullende onderzoeksopdracht van Nh1816 ontvangen. Onderdeel van deze opdracht was het houden van een interview met [eiseres] .
2.17.
Op 30 januari 2023 heeft [onderzoeker] , particulier onderzoeker bij OAN, een interview afgenomen van [eiseres] , in het bijzijn van haar toenmalige advocaat. In het interviewverslag, ondertekend door [eiseres] op 22 februari 2022 (de rechtbank begrijpt: 2023), is het volgende vermeld, voor zover van belang:
“M: ik vat het even samen om te kijken of ik u goed heb begrepen:
- De auto was technisch in orde, goede banden.
- U had geen medicijnen gebruikt die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.
- U had geen alcohol, drugs of lachgas gebruikt.
- U heeft in het verleden geen gezondheidsproblemen gehad die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.
- U weet helemaal niet meer wat er die dag is gebeurd.
- U weet niet meer waarom u zo vroeg op pad was.
- U weet niet meer waar u heen ging.
A: Ik weet alleen dat ik slippers droeg. Dat hoorde ik later van mijn vriendin. Ze vertelde dat mijn slippers in de auto lagen. De kleren kreeg ik in het ziekenhuis. Ik had mijn winterjas aan en mijn huispak, een soort joggingbroek. (..)
(Vervolg samenvatting)
- U had geen gezondheidsproblemen.
- U hebt de veiligheidsgordel gedragen.
- U gaat ervan uit dat u met 100 kilometer per uur hebt gereden. Dat hebt u niet uit eigen waarneming, maar van de politie vernomen.
- Er is ongevalsanalyse van de politie ter plaatse geweest. Er zijn geen getuigen en er wordt geen proces-verbaal opgemaakt.
- U bent niet eerder bij aanrijdingen of een eenzijdig ongeval betrokken geweest.
V: Heb ik het goed samengevat?
A: Ja. Mijn broer die is in 2005 verongelukt en die reed 96, hij was op slag dood. Hij droeg geen gordel. (..)”
[eiseres] heeft daarna nog tweemaal herhaald dat zij altijd de gordel draagt, met de toevoeging dat ze haar broer is verloren.
2.18.
Het interviewverslag is als bijlage gevoegd bij het rapport van ( [onderzoeker] van) OAN van 22 februari 2023, waarin de bevindingen van het aanvullend onderzoek zijn neergelegd. In dit aanvullende rapport is ook vermeld dat contact is opgenomen met [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ), één van de verbalisanten die ter plaatse is geweest, en dat [verbalisant] aan OAN heeft verklaard dat geen van de aanwezige verbalisanten zeker weet of [eiseres] de veiligheidsgordel droeg, dat er geen VOA ter plaatse is geweest en dat er geen technisch onderzoek is verricht. Verder wordt in het aanvullende rapport ingegaan op een eerder eenzijdig verkeersongeval van [eiseres] op 28 september 2022, op de toestand van de Toyota Yaris na dit ongeval, op het schadeverleden van [eiseres] en op haar verzekeringsaanvraag.
2.19.
Nh1816 heeft bij e-mail van 7 maart 2023 het onderzoeksrapport van OAN aan de toenmalige advocaat van [eiseres] toegezonden. Nh1816 heeft daarbij bericht dat zij op grond van de door haar getrokken conclusies uit het onderzoek van OAN niet overgaat tot vergoeding van de schade van [eiseres] . Nh1816 heeft voor deze afwijzing de volgende motivering gegeven, voor zover van belang:
“Volgens de van toepassing zijnde polisvoorwaarden (..) vergoeden wij (Nh1816) niet de schade als (..) de schade het gevolg is van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld. Uit de hierboven genoemde conclusies wordt afgeleid dat hiervan sprake is, waardoor wij niet gehouden zijn de schade te vergoeden. Bovendien blijkt uit ingesloten telefoonnotitie van OAN, naar aanleiding van het telefoongesprek tussen de heer [onderzoeker] en de verbalisant, dat in de gegeven omstandigheden (code geel met dichte mist) het zeer onverantwoord was om met een hogere snelheid te rijden dan 115 km per uur. Volgens de verbalisant was het niet mogelijk om met een hogere snelheid te rijden. Daarnaast heeft mevrouw [eiseres] de wettelijke mededelingsplicht van artikel 7:928 BW geschonden door vragen behorende bij de aanvraag van de motorrijtuigverzekering over haar schadeverleden, onjuist te beantwoorden. Nh1816 is ook op deze grond niet gehouden om over te gaan tot schadeloosstelling. (..)”
2.20.
Bij e-mail van 23 november 2023 heeft de huidige advocaat van [eiseres] aan Nh1816 bericht dat [eiseres] zich niet kan vinden in het dekkingsstandpunt van Nh1816 en dat Nh1816 in rechte zal worden betrokken.
3Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Nh1816 op grond van de door [eiseres] afgesloten Cascoverzekering gehouden is tot uitkering van de door het ongeval op 18 oktober 2022 veroorzaakte voertuigschade aan [eiseres] over te gaan;
II. voor recht verklaart dat Nh1816 op grond van de Schadeverzekering in- en opzittenden (SVI) gehouden is om tot uitkering van de door [eiseres] als gevolg van het ongeval op 18 oktober 2022 geleden en te lijden letselschade over te gaan;
III. Nh1816 veroordeelt tot betaling van € 9.591,67 aan gemaakte kosten ter vaststelling van schade en verkrijging van voldoening buiten rechte, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Nh1816 veroordeelt tot betaling van de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen ten grondslag dat Nh1816 op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden bij de autoverzekering dekking moet verlenen en aldus de schade als gevolg van het ongeval op 18 oktober 2022 volledig moet vergoeden. Daartoe stelt [eiseres] , samengevat, het volgende.
3.2.1.
Nh1816 beroept zich ten onrechte op de uitsluitingsclausule in artikel 3 van de SVI-voorwaarden in samenhang met artikel 2 van de Polismantel 5022. Van ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’ in de zin van artikel 2 van de Polismantel 5022 is namelijk geen sprake. Nh1816 omschrijft dit begrip in artikel 6 van de Polismantel 5022 als een ‘ernstige mate van schuld die aan opzet grenst’. Deze door Nh1816 zelf geformuleerde strenge maatstaf is beslissend. Aan die maatstaf is niet al voldaan door de enkele gestelde snelheidsovertreding van [eiseres] . Als al van de juistheid van de door Nh1816 gestelde snelheid - die wordt betwist - wordt uitgegaan kan aan [eiseres] hoogstens een zogeheten Wet Mulder-overtreding verweten worden. Zij heeft niet zodanig harder gereden dan ter plaatse was toegestaan, dat daardoor in redelijkheid volgehouden kan worden dat het ongeval een gevolg is van een ernstige mate van schuld die aan opzet grenst. De combinatie met code geel vanwege dichte mist maakt dat niet anders. Dat maakt het gedrag van [eiseres] hoogstens onvoorzichtig en/of onverstandig. Van belang is verder dat van duisternis door de werkende verlichting geen sprake was, dat voor de gestelde black-outs van [eiseres] geen bewijs is overgelegd en dat er geen medische redenen waren op grond waarvan [eiseres] niet mocht rijden. Ook het door Nh1816 verondersteld dragen van slippers en een winterjas kwalificeert niet als een ernstige mate van schuld die aan opzet grenst, temeer niet nu uit niets blijkt dat dit oorzakelijk heeft bijgedragen aan het ongeval, aldus [eiseres] .
3.2.2.
Het beroep van Nh1816 op vermindering van schadevergoeding wegens het niet (juist) dragen van de autogordel slaagt evenmin. Hoewel [eiseres] geen herinnering meer heeft aan de omstandigheden waaronder het ongeval op 18 oktober 2022 heeft plaatsgevonden, heeft zij steeds consistent en consequent verklaard dat en waarom zij altijd de autogordel draagt: haar broer is in 2005 als gevolg van het niet dragen van een autogordel bij een verkeersongeval overleden. In de rittenadministratie van de ambulancedienst is eveneens beschreven dat de autogordel door [eiseres] gedragen werd. Nh1816 heeft onvoldoende bewijs geleverd om een beroep op de gordelkorting van artikel 5.1 van de SVI-voorwaarden te kunnen dragen.
3.3.
Nh1816 voert verweer. Samengevat houdt het verweer van Nh1816 het volgende in.
3.3.1.
[eiseres] heeft geen dekking voor haar schade, omdat haar een uitsluiting kan worden tegengeworpen. De tijdens het toedrachtonderzoek gebleken feiten en omstandigheden leiden namelijk tot de conclusie dat er sprake is van ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’ in de zin van artikel 3 van de SVI-voorwaarden in samenhang met artikel 2 van de Polismantel 5022. [eiseres] reed kort voor het ongeval 23 tot 27 km te hard, terwijl het donker was en er sprake was van dichte mist. Het zicht was minder dan wel maximaal 200 meter. Dat kan [eiseres] niet zijn ontgaan. Het was in ieder geval dusdanig mistig dat de politie zelf niet harder reed dan 115 km/uur. [eiseres] is na een korte nacht de weg opgegaan, op slippers en met haar winterjas achter het stuur gaan zitten zonder een kennelijke bestemming en met de wetenschap dat zij enkele weken vóór het ongeval achter het stuur in slaap was gevallen en met haar auto tegen een vangrail was gereden. Ook bij deze aanrijding kan [eiseres] niet uitsluiten dat zij achter het stuur in slaap is gevallen. Door onder deze omstandigheden over de weg te scheuren, heeft [eiseres] met ook de kennis van eerder achter het stuur in slaap te zijn gevallen c.q. een black-out te hebben gehad de aanmerkelijke kans op een ongeval in het leven geroepen, hetgeen als roekeloos moet worden beschouwd. Minst genomen had zij zich bewust behoren te zijn dat er een aanmerkelijke kans op een - al dan niet eenzijdig - ongeval was, aldus Nh1816.
3.3.2.
Indien het beroep op de uitsluitingsclausule niet slaagt, geldt volgens Nh1816 dat haar uitkeringsverplichting op grond van artikel 5.1 van de SVI-voorwaarden met 25% moet worden verminderd, omdat zij genoegzaam heeft aangetoond dat [eiseres] haar autogordel niet als bescherming droeg. De notering ‘gordel om’ op het ritformulier van de ambulancedienst kan niet juist zijn. OAN concludeerde na onderzoek namelijk dat de gordel achter de rug van [eiseres] om was vastgeklikt en ook een verbalisant van de politie concludeerde na bestudering van fotomateriaal dat de autogordel niet is gedragen. De verklaring van [eiseres] dat zij gewoonlijk haar autogordel wel droeg, kan niet afdoen aan deze objectieve onderzoeksbevindingen, aldus Nh1816.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat Nh1816 voorafgaand aan deze procedure op meerdere gronden uitkering van de door [eiseres] geleden en te lijden schade heeft geweigerd. Het beroep dat Nh1816 heeft gedaan op verzwijging en schending van de mededelingsplicht door [eiseres] heeft Nh1816 echter in deze procedure niet langer als zelfstandige gronden aan haar afwijzing ten grondslag gelegd. Dit beroep speelt dus geen rol meer.
4.2.
Het geschil tussen partijen gaat primair over de vraag of de schade van [eiseres] door ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’ in de zin van de toepasselijke polisvoorwaarden is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is, zodat het verweer van Nh1816 dat zij niet gehouden kan worden dekking te verlenen, faalt. Dit licht de rechtbank hierna toe.
Het beroep op de uitsluitingsclausule ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’
4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of de schade onder de verzekering was gedekt is van belang welke polisvoorwaarden van toepassing waren ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis op 18 oktober 2022. Tussen partijen is niet in geschil dat de Polismantel 5022 en de SVI-voorwaarden op de door [eiseres] afgesloten combipolis van toepassing zijn verklaard, zodat ook de rechtbank daarvan uitgaat.
4.4.
In artikel 2 van de Polismantel 5022 is een uitsluitingsclausule opgenomen, waarin staat dat de schade die het gevolg is van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld niet wordt vergoed. In artikel 3 van de SVI-voorwaarden wordt voor de vraag ‘Welke schade vergoeden wij niet’ naar artikel 2 van de Polismantel 5022 verwezen.
4.5.
Bij de uitleg en toepassing van deze uitsluitingsclausule is relevant of Nh1816 van het hierin opgenomen begrip ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’ een definitie heeft gegeven in de polisvoorwaarden. De rechtbank stelt vast dat Nh1816 dat heeft gedaan. Nh1816 heeft in artikel 6 van de Polismantel 5022 bepaald dat met het begrip ‘bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld’ wordt bedoeld ‘een ernstige mate van schuld die aan opzet grenst’ waarbij de vraag of iemand bewust of onbewust handelde niet aan de orde is bij merkelijke schuld.
Het begrip ‘opzet’ wordt in artikel 6 van de Polismantel 5022 als volgt omschreven: ‘Als een schade ontstaat doordat een verzekerde (..) opzettelijk iets doet of nalaat wat in strijd is met de wet.’
4.6.
Daarmee is Nh1816 in de polisvoorwaarden afgeweken van de wettelijke uitsluitingsgrond van artikel 7:952 BW, dat van regelend recht is. De rechtbank zal daarom aansluiten bij de door Nh1816 zelf geformuleerde maatstaf; die is in dit geval maatgevend. Dit leidt ertoe dat Nh1816 zich (slechts) met succes kan beroepen op de uitsluitingsclausule als [eiseres] zich als bestuurster zodanig laakbaar heeft gedragen dat dit grenst aan opzet. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.7.
Hoewel de boordelektronica in de Toyota Yaris van [eiseres] maar beperkt kon worden uitgelezen door OAN gaat de rechtbank er op basis van de data van de EDR en de reconstructie van OAN veronderstellenderwijs van uit dat [eiseres] in de vijf seconden vóór het ongeval met een snelheid van 153 tot 157 km/uur reed, waar een maximum snelheid van 130 km/uur gold. Dit is op zichzelf een stevige snelheidsovertreding, maar niet een exorbitante. Daarbij betrekt de rechtbank dat [eiseres] op een rechte (snel)weg reed, op de meest linkerrijstrook (van vier rijstroken), waar weinig of geen ander verkeer aanwezig was. Deze snelheidsovertreding is op zichzelf beslist onvoldoende voor de conclusie dat sprake is geweest van bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld in de zin van de polisvoorwaarden.
4.8.
Ook in samenhang met het feit dat er beperkt zicht was vanwege dichte mist, waarvoor het KNMI code geel had afgegeven, kan die conclusie niet worden getrokken. Code geel betekent dat er kans is op gevaarlijk weer, waarbij het raadzaam is (extra goed) op te letten als men onderweg is. Bij deze weersituatie is [eiseres] met de door haar gereden snelheid op een vochtige rijbaan weliswaar erg onvoorzichtig geweest, maar dat betekent nog niet dat haar verkeersgedrag zodanig gevaarlijk was dat gesproken kan worden van een mate van schuld die bijna net zo ernstig is als opzet, en daarmee dus aan opzet grenst. Om daarvan te kunnen spreken zouden er naar het oordeel van de rechtbank meer (verzwarende) omstandigheden, die [eiseres] te verwijten zijn, zoals bijvoorbeeld drank-, drugs- en/of telefoongebruik tijdens het rijden, aan de orde moeten zijn, maar dat is niet het geval.
4.9.
Dat [eiseres] op 18 oktober 2022 in slaap zou zijn gevallen (zoals bij het eenzijdige verkeersongeval op 28 september 2022 het geval was) dan wel een black-out zou hebben gehad kan niet worden uitgesloten, maar in rechte kan dit bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing niet als vaststaand worden aangenomen. Nergens blijkt verder uit dat er lichamelijke of psychische belemmeringen waren op grond waarvan [eiseres] niet mocht autorijden. Anders dan Nh1816 aanvoert kan dan ook niet worden gezegd dat [eiseres] met de kennis van eerder achter het stuur in slaap te zijn gevallen c.q. een black-out te hebben gehad de aanmerkelijke kans op een (nieuw) ongeval in het leven heeft geroepen.
4.10.
De rechtbank begrijpt dat het voor beide partijen onbevredigend is dat cruciale vragen rondom (de toedracht van) het ongeval op 18 oktober 2022 onbeantwoord blijven, zoals die over de bestemming van de autorit, het vroege tijdstip waarop [eiseres] op de snelweg reed, de precieze toedracht van de botsing, het daaraan voorafgaand niet remmen en het dragen van slechts slippers en een winterjas door [eiseres] , en dat er daardoor een zekere neiging bestaat om achteraf zaken in te vullen en te reconstrueren. De rechtbank moet zich echter van veronderstellingen en speculaties verre houden. Feit is nu eenmaal dat niemand precies weet wat er kort vóór en ten tijde van het ongeval op 18 oktober 2022 is gebeurd. Er is geen VOA ter plaatse uitgevoerd, geen technisch onderzoek verricht en [eiseres] heeft consistent verklaard dat zij zich niets meer van het ongeval en wat daaraan is voorafgegaan kan herinneren.
4.11.
Kortom, de feiten en omstandigheden die Nh1816 heeft aangevoerd zijn, gelet op het voorgaande, onvoldoende om te oordelen dat de schade van [eiseres] het gevolg is van (haar) bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld in de zin van artikel 3 van de SVI-voorwaarden in samenhang met artikel 2 van de Polismantel 5022. Dit leidt ertoe dat het beroep van Nh1816 op de uitsluitingsclausule faalt. De schade van [eiseres] is op grond van de gecombineerde autoverzekering niet van dekking uitgesloten.
Het (niet) dragen van de autogordel
4.12.
Nu Nh1816 op grond van de verzekering wél tot uitkering gehouden is, komt de rechtbank toe aan het subsidiaire verweer van Nh1816 dat haar uitkeringsverplichting op grond van artikel 5.1. van de SVI-voorwaarden met 25% mag worden verminderd, omdat [eiseres] haar autogordel niet (juist) droeg voorafgaande aan en ten tijde van de aanrijding op 18 oktober 2022.
4.13.
Nh1816 beroept zich ter onderbouwing van haar verweer op de rapporten van OAN die na onderzoek concludeerde dat de autogordel achter de rug van [eiseres] om was vastgeklikt. Nh1816 wijst daarnaast op een aan verbalisant [verbalisant] gerichte e-mail van hoofdagent [hoofdagent] (hierna: [hoofdagent] ) van 30 mei 2023, die na de aanrijding ter plaatse was en na (latere) bestudering van enig fotomateriaal op zijn telefoon concludeerde dat [eiseres] de gordel niet had gedragen maar volledig achterlangs had gehad. Volgens Nh1816 kan de notering ‘gordel om’ op het ritformulier van de ambulancedienst daarom niet juist zijn, ook niet vanwege de positie van [eiseres] na het ongeval. [eiseres] lag namelijk met haar lichaam over de bijrijdersstoel, wat bij een juist gedragen gordel niet aan de orde is. Met het lichaam over de bijrijdersstoel, terwijl het lichaam niet in beweging te krijgen was, zou de gordel moeten zijn doorgeknipt. Daarvan was geen sprake. Het is onvoorstelbaar dat de gordel zou zijn losgemaakt en, nadat [eiseres] uit de auto was gehaald, weer zou zijn vastgeklikt. Er waren ook geen sporen zichtbaar op de gordel die wijzen op het dragen daarvan, aldus Nh1816.
4.14.
[eiseres] stelt daartegenover dat zij altijd de autogordel draagt (vanwege een eerder noodlottig ongeval van haar broer) en dat de ambulancedienst, die haar uit de auto heeft getrokken, dat ook heeft geconstateerd. Op het ritformulier van de ambulancedienst is namelijk vermeld dat de autogordel gedragen werd. Het bewijs van het tegendeel kan volgens [eiseres] niet worden ontleend aan de onderzoeksbevindingen van OAN. Zij was niet betrokken bij het OAN-onderzoek, zodat de rapportage van OAN als partijrapportage is aan te merken waaraan geen verdere bewijswaarde toekomt dan aan een partijverklaring. Nergens blijkt ook uit dat de ter plaatse aanwezige verbalisanten van de politie daadwerkelijk hebben waargenomen dat [eiseres] de autogordel niet heeft gedragen. Het is goed mogelijk dat de hulpverleners via de rechterkant de bestuurdersgordel hebben los geklikt om haar meer ademhalingsvrijheid te geven en haar uit de auto te trekken. Verder is het onderzoek van OAN circa een maand na het ongeval uitgevoerd, zodat ook niet kan worden uitgesloten dat tijdens het vervoer van de ongevalslocatie naar de berger of door de berger de gordel weer is vastgeklikt. Gelet op de uiterlijke schade aan de auto is het bovendien niet zonder meer goed voorstelbaar dat zij zonder gordel niet door de auto geslingerd zou zijn en/of met haar hoofd tegen of door de voorruit of zijruit zou zijn geslagen, aldus [eiseres] .
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. OAN heeft de Toyota Yaris van [eiseres] op 15 november 2022, dus bijna een maand na het ongeval, fysiek onderzocht. De samenvatting van haar bevindingen is neergelegd in een rapport van 25 november 2022. Over de bestuurdersgordel is hierin het volgende vermeld, voor zover van belang:
“De bestuurdersgordel werd vastgeklikt aangetroffen. De gordelband is vastgeslagen als gevolg van de geactiveerde gordelspanner en kon niet meer worden afgerold. De afgerolde lengte waarbij de gordelspanner is geactiveerd, duidt op een gordel die ten tijde van het ongeval achter het lichaam was vastgeklikt, en dus niet (op de juiste wijze) is gedragen. Dit wordt bevestigd door (i) het feit dat de gordelband bij de bevrijding van het slachtoffer niet door hulpverleners is doorgesneden (dit was dus kennelijk niet nodig) en (ii) de ‘dubbelgevouwen’ wijze waarop de gordelband bij het activeren van de gordelspanner door de sluitpal is getrokken.”
In het aanvullende rapport van 23 februari 2023 heeft OAN beschreven dat [eiseres] op 30 januari 2023 heeft verklaard dat zij wél de gordel heeft gedragen en dat verbalisant [verbalisant] , één van de verbalisanten die ter plaatse is geweest, desgevraagd heeft verklaard dat geen van de aanwezige verbalisanten zeker weet of [eiseres] de veiligheidsgordel droeg. OAN heeft vervolgens, zonder nadere motivering, met verwijzing naar haar rapport van 25 november 2022 geconcludeerd dat op grond van haar onderzoek is vastgesteld dat ‘ [eiseres] tijdens het eenzijdig ongeval op 18 oktober 2022 geen veiligheidsgordel heeft gedragen’.
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat OAN uitsluitend namens Nh1816 is opgetreden. OAN heeft in die rol niet alleen (technisch) onderzoek naar de Toyota Yaris uitgevoerd, maar zij heeft als onderzoeker van het ongeval ook [eiseres] en een verbalisant van de politie bevraagd en onderzoek gedaan naar het schadeverleden van [eiseres] , naar haar verzekeringsaanvraag, naar haar rijbewijs en de alcoholuitslag. Dit moet leiden tot een behoedzame hantering van dit partijrapport door de rechtbank.
4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het rapport van OAN van 25 november 2022 bij de getoonde foto’s van de bestuurdersstoel betrekkelijk summier en niet bepaald duidelijk beschreven dat er aanwijzingen zijn die erop duiden dat de gordel achter het lichaam van [eiseres] was vastgeklikt (en dus niet juist was gedragen). Deze gevolgtrekking is noodzakelijkerwijs gemaakt op basis van een reconstructie achteraf, die bijna een maand na het ongeval heeft plaatsgevonden. Onbekend is wat er in de tussentijd met de auto is gebeurd en of er toen door derden bepaalde handelingen met de gordel zijn verricht. Nh1816 beroept zich in dit verband op een mailbericht van verbalisant [hoofdagent] van 30 mei 2023, die bij het opruimen van zijn fotogalerij op zijn mobiele telefoon foto’s van het ongeval tegenkwam. Deze - niet overgelegde - foto’s laten volgens [hoofdagent] zien dat ‘de gordel nog vastgeklikt zat toen [eiseres] eruit was’. De daarop gebaseerde aanname van [hoofdagent] dat [eiseres] dus de gordel volledig achterlangs heeft gehad kan echter allerminst als vaststaand feit worden aangenomen. [hoofdagent] en de andere verbalisanten van de politie die na het ongeval ter plaatse waren, weten immers niet zeker of [eiseres] , toen zij nog in de auto zat, al dan niet haar gordel droeg, zo blijkt uit het aanvullende rapport van OAN. Het is de ambulancedienst geweest die [eiseres] uit de auto heeft kunnen trekken en op het ritformulier heeft genoteerd dat [eiseres] toen haar gordel om had.
4.18.
De rechtbank vindt, gelet op het voorgaande, de bevindingen van OAN en de e-mail van verbalisant [hoofdagent] van onvoldoende gewicht om de notitie van de ambulancedienst dat [eiseres] haar autogordel om had, ter zijde te schuiven, te meer omdat de enige directe waarneming ter plaatse met betrekking tot het dragen van de gordel door personeel van de ambulancedienst is gedaan. Verder kent de rechtbank enige betekenis toe aan de consistente en met redenen omklede verklaring van [eiseres] over het dragen van de autogordel. Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel dat [eiseres] linkerbeen vast zat bij de linker deur, dat zij met haar lichaam over de bijrijdersstoel lag en dat zij door de hulpdiensten vanaf de rechterzijde uit de auto is getrokken (waarbij het niet nodig was de gordel door te snijden). Zonder gordel kan men bij een botsing vrij door de auto bewegen en alle kanten op worden geslingerd. Daarvoor zijn hier geen concrete aanwijzingen. Het lag onder de gegeven omstandigheden op de weg van Nh1816 om aanvullende feiten en omstandigheden naar voren te brengen die haar (andersluidende) standpunt over het niet dragen van de autogordel onderbouwen. Dat heeft Nh1816 niet gedaan.
4.19.
Hieruit volgt dat niet is komen vast te staan dat op het moment waarop het ongeval is ontstaan [eiseres] de voor haar beschikbare veiligheidsgordel niet droeg en dat de schade dus mede een gevolg is van een omstandigheid die aan haar kan worden toegerekend. Het beroep van Nh1816 op de gordelkorting van 25% van artikel 5.1 van de SVI-voorwaarden slaagt daarom niet.
Slotsom
4.20.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht over het verlenen van dekking onder de verzekering van de voertuigschade én van de geleden en te lijden letselschade als gevolg van het ongeval op 18 oktober 2022 toewijsbaar zijn. Daarbij volgt de rechtbank het (onweersproken) verweer van Nh1816 dat de verklaring voor recht wat betreft de uitkering van de letselschade moet worden beperkt tot de verzekerde som.
4.21.
De rechtbank wijst erop dat met deze toewijzing nog niets is gezegd over de omvang van de schade en evenmin over de vraag in welke mate deze is te relateren aan het ongeval van 18 oktober 2022. Die kwesties zijn geen onderdeel van dit geschil. De rechtbank geeft partijen nadrukkelijk in overweging om de zaak verder onderling in der minne te regelen en zodoende een langdurige, kostbare volgende procedure te voorkomen.
Buitengerechtelijke kosten
4.22.
[eiseres] vordert verder nog een bedrag van € 9.591,67 inclusief btw aan gemaakte kosten ter vaststelling van schade en verkrijging van voldoening buiten rechte (artikel 6:96 BW). Het gaat om werkzaamheden van haar advocaten die volgens [eiseres] meer hebben omvat dan enkel werkzaamheden ter voorbereiding van gedingstukken of instructie van de zaak. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] een factuur van 25 januari 2024 met urenoverzicht van het advocatenkantoor overgelegd.
4.23.
Nh1816 betwist dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten voor integrale vergoeding in aanmerking komen, omdat deze de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Volgens Nh1816 is door de advocaten van [eiseres] een bovenmatig uurtarief gehanteerd. Dit uurtarief is ten onrechte ook aangehouden voor administratieve werkzaamheden. Het uurtarief is verder niet gerechtvaardigd voor het bijwonen van het door OAN afgenomen interview. Veel verrichtingen zijn bovendien voor Nh1816 niet controleerbaar terwijl de belangrijkste verrichtingen te kwalificeren zijn als ‘verrichtingen ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak’ die onder het regime van artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vallen. In dit verband wijst Nh1816 op werkzaamheden die voor een belangenbehartiger noodzakelijk zijn om zich een beeld van de zaak te vormen, zoals feitengaring, gesprekken met de cliënt, bestudering van de aangeleverde stukken en verdere ordening van deze informatie.
4.24.
De rechtbank overweegt als volgt. Of buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, hangt ervan af of die kosten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan en of de regeling met betrekking tot de proceskosten daarop geen betrekking heeft. Bij de dubbele redelijkheidstoets gaat het erom of het in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van het ongeval redelijk was om buitengerechtelijke rechtsbijstand in te roepen, en of de in dat verband gemaakte kosten qua hoogte redelijk zijn.1
De schuldeiser die dergelijke kosten vordert dient te stellen en te specificeren dat deze kosten zijn gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor artikel 241 Rv een vergoeding pleegt in te houden. Het moet daarbij gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een – niet aanvaard – schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier.
4.25.
[eiseres] heeft een urenoverzicht overgelegd van werkzaamheden van haar toenmalige advocaat (mr. Oude Vrielink-Langhout) in de periode van 18 november 2022 tot en met 7 november 2023 en van haar huidige advocaat (mr. Keizer) op 23 november 2023. Er is een uurtarief gehanteerd tot en met 31 december 2022 van € 280,00 exclusief btw en vanaf 1 januari 2023 van € 295,00 exclusief btw.
4.26.
Zoals de rechtbank de stellingnames van Nh1816 begrijpt, bestrijdt Nh1816 niet dat het in deze zaak redelijk was dat [eiseres] buitengerechtelijke rechtsbijstand inschakelde. Nh1816 betoogt (alleen) dat de gemaakte kosten qua omvang niet redelijk zijn of vallen onder de regeling met betrekking tot de proceskosten. De rechtbank volgt Nh1816 daarin. Daarvoor is het volgende van belang.
4.27.
Uit de buitengerechtelijke correspondentie blijkt dat Nh1816 op 7 maart 2023 aan mr. Oude Vrielink-Langhout heeft bericht dat de door [eiseres] gevorderde schade niet wordt vergoed. Voor zover kenbaar uit de processtukken was het eerstvolgende bericht tussen partijen het e-mailbericht van mr. Keizer van 23 november 2023 met de mededeling dat een gerechtelijke procedure werd voorbereid. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de werkzaamheden na 7 maart 2023 dan ook worden aangemerkt als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak, althans zijn zij van kleur verschoten met het starten van de gerechtelijke procedure, zodat zij onder het regime van artikel 241 Rv vallen. De vordering tot vergoeding van het honorarium van mr. Keizer op 23 november 2023, zijnde een bedrag van (0,70 uur x € 295,00 =) € 206,50 exclusief btw, zal daarom worden afgewezen.
4.28.
De werkzaamheden van mr. Oude Vrielink-Langhout zijn in het urenoverzicht voor een groot deel niet nader onderbouwd en inzichtelijk gemaakt. Het gaat veelal om administratief werk, zoals ontvangen e-mails die zijn doorgezonden. Het urenoverzicht geeft van inhoudelijke juridische verrichtingen van mr. Oude Vrielink-Langhout (ter incasso van de vordering) weinig blijk. Dat is ook te verklaren tegen de achtergrond dat buitengerechtelijk het juridisch debat tussen partijen summier is geweest. De kosten van mr. Oude Vrielink-Langhout ten bedrage van € 7.720,50 exclusief btw vindt de rechtbank dan ook niet redelijk, te meer niet nu het door mr. Oude Vrielink-Langhout in 2023 gehanteerde uurtarief bovenmatig is en zeker niet gerechtvaardigd is voor administratieve werkzaamheden.
4.29.
De rechtbank zal de redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW schatten. Daarbij acht de rechtbank in deze zaak een uurtarief van € 280,00 exclusief btw aanvaardbaar. Dit tarief sluit aan bij de bedragen die in de rechtspraak van de laatste jaren als redelijk worden beschouwd, al zit het wel aan de bovenkant van de gemiddelde ‘praktijkrange’. De rechtbank vindt het verder redelijk om de opgevoerde tijdsbesteding van mr. Oude Vrielink-Langhout te matigen naar 9 uur (1/3 van de gedeclareerde tijd).
De rechtbank zal de redelijke kosten aldus begroten op een totaalbedrag van € 3.049,20
(= 9 uur x € 280,00 x 21% btw). Deze kosten komen voor toewijzing in aanmerking.
4.30.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 1 maart 2024. Rechtbank Noord-Holland 29 januari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:854
1Hoge Raad 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586, NJ 2015/145.