RBROT 070820 Vordering m.b.t. buitengerechtelijke kosten na aanrijding; niet-ontvankelijk; geen rechtsgeldige overdracht van de gestelde vordering
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 070820 Vordering m.b.t. buitengerechtelijke kosten na aanrijding; niet-ontvankelijk; geen rechtsgeldige overdracht van de gestelde vordering.
2.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Op 16 september 2010 heeft een aanrijding plaatsgevonden waarbij mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en een bij Allianz verzekerd voertuig betrokken waren. [naam 1] heeft daarbij letsel opgelopen. Allianz heeft aansprakelijkheid voor het verkeersongeval erkend en een bedrag van € 6.500,00 aan [naam 1] betaald aan voorschotten op schadevergoeding.
2.2
Aanvankelijk heeft Interpolis (als SVI-verzekeraar) de schadekwestie in behandeling genomen. Vervolgens is [naam 1] juridisch bijgestaan door Pals Letselschade en daarna door Joosten Advocaten. Laatstelijk heeft Cortet juridische bijstand verleend aan [naam 1] .
2.3
Partijen hebben gezamenlijk een medisch deskundige aangezocht, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), orthopedisch chirurg. In opdracht van [naam 1] en Allianz heeft [naam 2] in 2016 een deskundigenonderzoek uitgevoerd en zijn bevindingen in een rapport vastgelegd.
[naam 1] kan zich niet verenigen met de bevindingen van [naam 2] .
2.4
Bij facturen van 16 november 2016 (factuurnummers 20160203 en 20160202) heeft Cortet bij Allianz in rekening gebracht bedragen van respectievelijk € 7.260,00 (inclusief btw) met betrekking tot buitengerechtelijke kosten en € 980,00 (inclusief btw) met betrekking tot de kosten van een medisch adviseur. Allianz heeft de facturen op 9 januari 2017 tot een bedrag van € 6.000,00 voldaan.
2.5
Allianz heeft in totaal een bedrag van € 14.750,00 aan buitengerechtelijke kosten met betrekking tot de letselschadekwestie vergoed. Naast de hierboven onder 2.4 genoemde betaling van € 6.000,00 aan Cortet heeft Allianz eerst nog een bedrag van € 3.250,00 aan Interpolis, € 1.000,00 aan Pals Letselschade en € 4.500,00 aan Joosten Advocaten voldaan.
2.6
Bij verzoekschrift van 16 oktober 2019 (bekend onder zaaknummer 8106719 VZ VERZ 19-18896) heeft [naam 1] de kantonrechter te Rotterdam verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen als bedoeld in artikel 202 Rv en een medisch deskundige te benoemen voor het verrichten van een neurologisch onderzoek.
Bij beschikking van 7 februari 2020 (geen publicatie bekend, red LSA LM) heeft de kantonrechter mr. I.K. Rapmund het verzoek afgewezen en [naam 1] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Allianz begroot op € 600,00.
Aan de beschikking wordt het volgende ontleend:
“Concluderend is niet gebleken dat het deskundigenrapport van [naam 2] inhoudelijk gebreken vertoont of dat [naam 2] bij het verrichten van het onderzoek alsmede bij het opstellen van zijn rapport niet de daarvoor geldende regels en normen in acht heeft genomen. ( ... )
In feite strekt het verzoek van [naam 1] ertoe om een ander, haar welgevallig medisch oordeel te verkrijgen teneinde haar stellingen in de eventueel aanhangig te maken bodemprocedure kracht bij te kunnen zetten. [naam 1] kan reeds op basis van het op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebrachte deskundigenrapport van [naam 2] een inschatting maken van haar proceskansen in een eventueel nog aanhangig te maken bodemprocedure. Het verzoek tot het gelasten van een neurologisch onderzoek is derhalve in strijd met een goede procesorde en zal worden afgewezen.”
2.7
Bij e-mail van 11 december 2019 heeft Cortet het volgende - voor zover thans van belang - aan de gemachtigde van Allianz meegedeeld:
“( ... ) De verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden beslaan de periode 22 november 2013 t/m 4 april 2019. De totale kosten zijn nog niet bij uw cliente in rekening gebracht en dus ook niet meegenomen in de gerechtelijke procedure inzake de bgk ( ... ).
Het totale bedrag over de periode 22 november 2013 t/m 4 april 2019 bedraagt € 11.917,75 incl. btw (dit is exclusief de kosten van de medisch adviseur). Hierop het betaalde voorschot van € 6.000,- in mindering gebracht resteert een bedrag van € 7.160,48 incl. btw. ( ... )”
3.
De vordering
3.1
Cortet heeft, na wijziging van eis, gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat Allianz gehouden is tot vergoeding van de door Cortet in kaart gebrachte buitengerechtelijke kosten over de periode 22 november 2013 tot en met 4 april 2019;
b. voor recht te verklaren dat Allianz ten aanzien van de bgk declaraties met kenmerken 20160203 en 20160202 onverschoonbaar tekort is geschoten in haar betalingsverplichting jegens Cortet van het restantbedrag van € 2.240,00;
c. Allianz te veroordelen aan Cortet te betalen een bedrag van € 2.240,00, vermeerderd met de wettelijke rente over declaraties 20160203 en 20160202 vanaf 16 november 2016, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
d. Allianz te veroordelen aan Cortet te betalen een bedrag van € 1.236,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
alles met veroordeling van Allianz in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2
Cortet heeft aan haar (gewijzigde) vordering het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd.
Allianz is in gebreke gebleven met de volledige en tijdige betaling van de hierboven onder 2.4 genoemde facturen van 16 november 2016. Cortet heeft aan buitengerechtelijke werkzaamheden tot op heden een totaalbedrag van (€ 7.260,00 + € 980,00, aldus) € 8.240,00 (inclusief btw) bij Allianz in rekening gebracht. Hoewel Allianz die kosten volledig is verschuldigd, heeft zij daarvan slechts € 6.000,00 voldaan. De betalingsachterstand bedraagt derhalve tot op heden € 2.240,00 (inclusief btw). Ook is Allianz de nog te factureren buitengerechtelijke kosten vanaf 17 november 2016 verschuldigd. Ook in dat verband is een verklaring voor recht gevorderd.
Aangezien Allianz het bedrag van € 2.240,00 niet tijdig heeft voldaan, is zij in verzuim geraakt en zag Cortet zich genoodzaakt om buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten van € 1.236,00 dienen voor rekening van Allianz te komen. Daarnaast maakt Cortet aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente.
3.3
Cortet heeft gesteld dat de vordering door [naam 1] aan Cortet is gecedeerd.
3.4
Op hetgeen verder nog door Cortet is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.
4.
Het verweer
4.1
Allianz heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van Cortet in haar vordering dan wel deze haar te ontzeggen, met veroordeling van Cortet in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Allianz heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.2
Primair heeft Allianz zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. Allianz heeft daartoe aangevoerd dat de (uiteindelijk) door Cortet bij conclusie van repliek overgelegde akte van cessie niet is ondertekend. Daarnaast bevat die akte diverse (zowel juridische als feitelijke) onjuistheden en is deze ook daarom niet rechtsgeldig. Allianz beschikt niet over de noodzakelijke zekerheid dat zij bevrijdend aan Cortet kan betalen, voor zover Allianz nog enig bedrag verschuldigd zou zijn. Cortet dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
4.3
Subsidiair heeft Allianz zich op het standpunt gesteld dat zij met de betaling van het bedrag van € 6.000,00 aan buitengerechtelijke kosten aan Cortet en nu Allianz in totaal reeds € 14.750,00 aan buitengerechtelijke kosten heeft betaald, Allianz (ruimschoots) aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Cortet heeft niet aangetoond dat de gestelde werkzaamheden onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten staan niet meer in verhouding tot de schade van [naam 1] van € 6.500,00, die eveneens al is vergoed. [naam 1] heeft niet onderbouwd dat die schade hoger zal uitvallen. Ook de door Cortet (uiteindelijk) bij conclusie van repliek overgelegde urenspecificatie en alle daarin door haar geschreven tijd is niet correct.
De werkzaamheden van Cortet rechtvaardigen niet het aan buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag.
4.4
Gelet op dit alles heeft Allianz de facturen van 16 november 2016 terecht tot een bedrag van in totaal € 6.000,00 betaald. Allianz is niets meer aan Cortet verschuldigd. Voor zover Allianz toch nog enig bedrag is verschuldigd, dan dient dat bedrag verrekend te worden met de in de hierboven aangeduide verzoekschriftprocedure jegens [naam 1] uitgesproken proceskostenveroordeling van € 600,00. Die proceskosten zijn nog niet aan Allianz voldaan.
4.5
Er bestaat evenmin grond voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Het is niet mogelijk om buitengerechtelijke incassokosten over buitengerechtelijke kosten te vorderen, zoals Cortet doet. Ook de gevorderde rente moet worden afgewezen.
4.6
Op hetgeen verder nog door Allianz is aangevoerd, ook voor wat betreft de gevorderde verklaringen voor recht, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.
5.
De beoordeling van de vordering
5.1
Voorop gesteld moet worden dat tussen partijen uiteindelijk niet in geschil is dat Allianz de facturen van 16 november 2016 van in totaal € 8.240,00 (inclusief btw) al op 9 januari 2017, derhalve bijna 3 jaar voor het uitbrengen van de dagvaarding, tot een bedrag van
€ 6.000,00 heeft voldaan. In het midden kan blijven aan welk van partijen het te verwijten valt dat die betaling aanvankelijk niet (correct) in de administratie van Cortet was afgeboekt (hoewel partijen het erover eens zijn dat het factuurnummer bij de betaling ontbrak, heeft Cortet niet betwist dat zowel het dossiernummer als de naam van haar cliënte [naam 1] wel waren vermeld). Gelet op deze betaling heeft Cortet haar vordering met datzelfde bedrag verminderd. Zij vordert thans nog een bedrag van € 2.240,00 (inclusief btw) aan hoofdsom.
5.2
Het meest verstrekkende verweer van Allianz is dat er geen rechtsgeldige overdacht van de gestelde vordering door [naam 1] aan Cortet heeft plaatsgevonden. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
5.2.1
Een akte is een ondertekend geschrift bestemd om tot bewijs te dienen, aldus artikel 156 lid 1 Rv. De kantonrechter stelt vast dat Cortet bij dagvaarding geen akte van cessie heeft overgelegd. Weliswaar heeft Cortet uiteindelijk bij conclusie van repliek wel een dergelijke akte van 14 oktober 2019 in het geding gebracht, maar die akte van cessie is niet ondertekend. Cortet heeft dat in de conclusie van repliek ook niet gesteld. In die akte is bepaald dat deze in tweevoud zou zijn ondertekend. Daarvan is niets gebleken.
Nu de handtekeningen ontbreken, kan er niet van worden uitgegaan dat er sprake is van een rechtsgeldige akte van cessie. Reeds hierom kan niet worden vastgesteld dat er een rechtsgeldige overdracht van de gestelde vordering door [naam 1] aan Cortet heeft plaatsgevonden. Dit klemt temeer nu [naam 1] zich in de afgelopen jaren al door diverse gemachtigden heeft laten bijstaan met betrekking tot de schadekwestie. Het voorgaande leidt ertoe dat alleen al hierom Cortet niet-ontvankelijk is in haar vordering.
5.2.2
Bij het voorgaande komt nog dat in de akte van cessie wordt uitgegaan van een door [naam 1] verschuldigd bedrag van € 8.240,00 over de periode van 22 november 2013 tot 17 november 2016. Dat is exact de periode waarop de onderhavige twee facturen betrekking hebben. Hiervoor is reeds overwogen dat Allianz op 9 januari 2017 al een bedrag van€ 6.000,00 aan Cortet heeft betaald met betrekking tot deze facturen. Met die betaling is in de akte geen rekening gehouden. Ook wordt in de akte van cessie gesproken over een overdracht in de zin van artikel 7:633 lid 1 BW. Dat artikel(lid) heeft betrekking op de overdracht van loon. Een en ander heeft niets te maken met de hier gestelde overdracht van de vordering met betrekking tot buitengerechtelijke kosten. Dit alles leidt tot de conclusie dat (ook) niet is voldaan aan het in artikel 3:84 lid 2 BW neergelegde bepaalbaarheidsvereiste. Dit betekent dat ook gelet hierop niet is gebleken van een rechtsgeldige overdracht van de gestelde vordering door [naam 1] op Cortet.
5.3
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.
5.4
Cortet zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De door Allianz gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:335) de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich ook vooraf laten begroten. De wettelijke rente over de proces- en nakosten zal eveneens worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze. ECLI:NL:RBROT:2020:8450