Overslaan en naar de inhoud gaan

De Markt van Pijn en Smart

De Markt van Pijn en Smart
Het aansprakelijkheidsrecht is geen sociale zekerheid. In het aansprakelijkheidsrecht valt meer te halen en dat treft, gelet op de ontwikkelingen in de sociale zekerheid. Voor een letselschadeslachtoffer is het daarom de kunst om binnen te komen. Hij stuit echter op selectie aan de poort; niet iedereen valt in de prijzen. Hoewel er systeem in het toelatingsbeleid zou moeten zitten, wordt de werkelijkheid anders beleefd. Hardnekkig is het beeld van een loterij.

De 'geluksvogels' krijgen meer dan degenen die tot de sociale zekerheid zijn veroordeeld. Niet toevallig siert een spaarvarken met pleister de folder van het LSA Symposion 2008. Aan de hoge beloning zijn echter nadere voorwaarden verbonden, zodat eiser wordt geconfronteerd met vragen van aansprakelijkheid, causaliteit, eigen schuld, medische aard en van begroting (wat zou 'zonder ongeval' van u geworden zijn en wat kunt u eigenlijk in uw huidige situatie?). Het zijn relevante kwesties waar, gegeven ook de hoge inzet, verschillend over wordt gedacht. Het slachtoffer treft in dit verband behalve de dader en diens verzekeraar onder meer schaderegelaars, medische adviseurs en arbeidsdeskundigen. En dat eerder in een toernooi- dan in een harmoniemodel. Het slachtoffer staat daarbij meteen op achterstand: waar de anderen 'repeat players' zijn, is hij een 'one shotter' die vaak niet weet wat hem overkomt. Ook niet dat systeem, overheid en politiek geld op hem hebben gezet. Zij hebben de rechtsontwikkeling immers in belangrijke mate afhankelijk gemaakt van de vraag of individuele gedupeerden bereid zijn een zaak aanhangig te maken. Zo is de afgelopen jaren, in wezen over de rug van individuele slachtoffers, in een reeks procedures gestreden over de vraag of daders recht hebben op inzage in het gehele medische dossier van gedupeerden. En dan is er nog de functionele inzet van het aansprakelijkheidsrecht: 'we' gokken op 'prikkelwerking' en geven de voorkeur aan preventie boven vergoeding. Claims kunnen inderdaad leerzaam zijn, zij het dat de inzet van een procedure is of het bestreden gedrag 'onzorgvuldig' was en daarmee niet altijd ook is gezegd wat 'zorgvuldig' was geweest. Wanneer de rechtsstrijd ook daarover zou gaan, zou dat een zware wissel trekken op het debat tussen partijen.

En dat is nu vaak al zó lastig dat vlotte afwikkeling uitzondering lijkt. Natuurlijk klaag ik niet over reële verweren op het vlak van de voorwaarden voor aansprakelijkheid of over verschil in inzicht omtrent verantwoordelijkheid en schuld. Als waar is dat het slachtoffer 'gevoel' heeft bij het aanwijzen van de dader en het maken van een verwijt, moet er ook ruimte zijn voor de afwijkende visie van de ander daarop. Misbruik van het systeem komt echter ook voor: traineren, niet reageren, de nota van de belangenbehartiger erbij halen om hem te bewegen eiser te laten 'dimmen'.

Die kostenproblematiek is een belangrijk pijnpunt. Artikel 6:96 zet voor de buitengerechtelijke kosten de toon: bij aansprakelijkheid gaat de nota naar de aansprakelijkheidsverzekeraar. 'Dubbel redelijk' is dan de norm en dat terwijl één keer 'redelijk' in het recht al garant staat voor discussie. Dat kritischer wordt gekeken naar de nota's verbaast niet. Letselschade is 'big business' geworden. Op de markt van pijn en smart ziet men een wildgroei aan 'buro's' die op 'no cure no pay'-basis opereren. Omdat de advocatuur dat niet mag én de gefinancierde rechtsbijstand gaten laat vallen, wordt, in de taal van de markt, om een 'level playing field' gevraagd. Excessen domineren de discussie: waar de één afhandeling van 'harde zaken' op 'no cure no pay'-basis vreest, stelt de ander dat bij 'uurtje factuurtje' 'schrijven met een vork' voorkomt. Recent onderzoek van Faure e.a. leert dat de tarieven in deze sector geen gelijke tred houden met de inflatie en loonontwikkeling. Dat zegt iets over de werking van de markt. Dat de nota naar de verzekeraar gaat, prikkelt in ieder geval maar matig tot kostenbeperking. De wellicht onnodig hoge kosten worden door verzekeraars uiteraard 'doorgeschoven'. Uiteindelijk is het aansprakelijkheidsrecht aanmerkelijk duurder dan de sociale zekerheid. Men realisere zich dat dit kostbare systeem slechts de 'geluksvogels' dient. Dat rechtvaardigt op zijn minst aandacht voor tarificatie.

Deze focus op geld doet geen recht aan de slachtoffers. Recentelijk heeft de regering (28 781, nr. 13) onderzoek omhelsd waaruit blijkt dat het slachtoffers vrijwel steeds behalve om compensatie gaat om erkenning, de waarheid of het voorkomen dat een ander hetzelfde overkomt. Belangrijker nog dan de vergoeding zou de wijze van afwikkeling zijn. Zij kan positief uitwerken, maar ook belastend zijn en herstelbelemmerend. Op zich heeft het aansprakelijkheidsrecht met zijn procedure op tegenspraak, autonomie van partijen en de kans het eigen verhaal te doen best wat te bieden op het vlak van de emotionele behoeften. Theorie is echter geen praktijk: die 'focust' volledig op financiële afwikkeling. Voor het slachtoffer ligt de weg naar vergoeding daarbij bezaaid met voetangels en klemmen. Sommigen zien in deze 'tweede lijdensweg' aanleiding om ziek te blijven en van hun slachtofferschap, zo is wel de wrange constatering aan 'betalende' kant, een 'full time-baan' te maken.

Dit kan anders en beter. Ook hier staan duiven tegenover haviken. Die hechten aan beginselen van aansprakelijkheidsrecht en achten een conflictmodel onvermijdelijk. In deze hoek krijgt 'no cure no pay' ook wel steun. In de politiek hebben duiven de overhand: geen verdere verharding, geen 'no cure no pay' doch hooguit experimenteren met de afgezwakte variant 'no win no fee' (31 200 VI, nr. 93) en geld zetten op fatsoenlijk met elkaar omgaan. De Gedragscode Behandeling Letselschade is exemplarisch.

Dat het aansprakelijkheidsrecht geen sociale zekerheid is, beheerst de markt van pijn en smart: het hoge vergoedingsniveau brengt discussie en conflicten met zich. Niet steeds zijn zij onvermijdelijk, laat staan zinvol. Reeds nu valt veel te winnen als afstand wordt genomen van de gedachte dat een zak geld meteen problemen oplost en daarmee dat geld alle wonden heelt. De 'betalende' kant zou meer direct kunnen voorzien in behoeften door het slachtoffer bij te staan bij het vinden van adequate medische en andere begeleiding, door het direct aanbieden van huishoudelijke hulp, door ondersteuning bij re-integratie. Recente initiatieven lijken succesvol (Westerhof, TVP 2007/4). Snelle winst wordt geboekt wanneer gehandeld wordt naar het inzicht dat het, ook in het afwikkelingsproces, vrijwel steeds gaat om geld én emotie en door minder aan een zak met geld, maar juist aan directe bevrediging van behoeften te denken. Dan staat de mens ook weer centraal en niet het spaarvarken!
T. Hartlief, 'De markt van pijn en smart', NJB 2008-05 via
Rechtennieuws.nl