Rb Midden-NL 180913 mishandeling klant door onbekend gebleven winkelbediende; geen rechtsverwerking of schending klachtplicht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-NL 180913 mishandeling klant door onbekend gebleven winkelbediende; geen rechtsverwerking of schending klachtplicht; wg-er aansprakelijk
4.3.2.
[gedaagde] heeft zich er voorts op beroepen dat het tijdsverloop in haar nadeel heeft gewerkt. Zo zou zij nu niet meer kunnen achterhalen wie op 2 januari 2009 in het filiaal heeft gewerkt. De rechtbank begrijpt hieruit de[gedaagde] een beroep doet op rechtverwerking, dan wel schending van de klachtplicht door[eiser]. De rechtbank passeert dat verweer. Vaststaat dat de politie ter plaatse is geweest en heeft gesproken met de medewerkers van[gedaagde]. Kennelijk hebben die ervoor gekozen om het incident stil te houden. Dat is een omstandigheid die voor risico van[gedaagde] komt.[eiser] heeft bovendien vrij snel (op 4 januari 2009) aangifte gedaan van de gebeurtenis en hij mocht erop vertrouwen dat de zaak daarna verder zou worden onderzocht. Op 18 april 2011 heeft[eiser] een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor bij deze rechtbank ingediend. Die termijn is niet zodanig lang dat[gedaagde] redelijkerwijs niet meer in staat zou zijn om zelf ook getuigen te zoeken c.q. te achterhalen wie op dat moment in het filiaal werkzaam was. Bovendien was vanaf dat moment voor[gedaagde] kenbaar dat zich iets had voorgedaan dat mogelijk ernstige consequenties zou kunnen hebben.[gedaagde] heeft geen getuigen laten horen in contra-enquête, ondanks dat de rechtbank haar daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.[gedaagde]
4.3.3.
[gedaagde] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vestiging van [naam] per 1 augustus 2010 is gesloten en dat de aansprakelijkheidsverzekering van (deze vestiging van)[gedaagde] is beëindigd per 1 januari 2011. De rechtbank begrijpt uit het standpunt van[gedaagde] dat het een polis betrof die alleen dekking biedt op het moment dat de verzekering nog van kracht is. Het standpunt van[gedaagde] dat het vervallen van verzekeringsdekking leidt tot afwijzing van aansprakelijkheid, volgt de rechtbank niet. Er zijn vele situaties denkbaar – zeker in het zakelijke en menselijke verkeer – waarin ondanks het ontbreken van verzekeringsdekking toch aansprakelijkheid kan worden aangenomen. Het bestaan van dekking is slechts één van de gezichtspunten, maar geen voorwaarde voor het aannemen van aansprakelijkheid. Bovendien had[gedaagde] dienen te beseffen dat na de beëindiging van een vestiging c.q. een bedrijfsonderdeel er nog claims kunnen opdoemen. Het had op haar weg gelegen met haar verzekeraar daarover nadere afspraken te maken, wat zij kennelijk heeft nagelaten. Dat is een omstandigheid die voor haar risico komt.