Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Dordrecht 281107 reeds voor rijden onder invloed veroordeelde man rijdt onder invloed

Rb Dordrecht 281107 reeds voor rijden onder invloed veroordeelde man rijdt onder invloed in door vrouw verzekerde auto
2.1  Op 18 oktober 2004 veroorzaakte [heer H.] als bestuurder van een aan [mevrouw K.] toebehorende auto met kenteken 04-VB-JL (verder te noemen de auto) aanrijdingen op de Krispijnseweg, het Van Baerleplantsoen en de Van Baerlestraat te Dordrecht (verder te noemen het ongeval). [heer H.] was toen onder invloed van alcohol. De door hem bestuurde auto botste achtereenvolgens tegen:
-  een stilstaande, aan Integro Betimmeringen B.V. toebehorende, auto. In deze auto zat de heer Groeneweg;
-  een lantarenpaal;
-  een aan mevrouw Snoek toebehorende tuinmuur;
-  een stilstaande, aan mevrouw Pinto toebehorende, auto.

2.2  De auto was in gebruik bij [heer H.] als bedrijfsauto. [heer H.] was veroordeeld wegens rijden onder invloed van alcohol, waarbij hem de rijbevoegdheid voor een bepaalde periode werd ontzegd. Om deze reden kon hij alleen tegen een hoge premie een ingevolge de WAM verplichte verzekering voor zijn auto afsluiten. [mevrouw K.] had destijds een relatie met [heer H.] en woonde met hem samen. Zij reed ook wel in de auto.
[heer H.] en [mevrouw K.] hebben, om huishoudelijke kosten te sparen, de auto op naam van [mevrouw K.] gezet en zij heeft in juni 2004 op haar naam een WAM verzekering voor de auto afgesloten tegen een lagere premie dan die [heer H.] verschuldigd zou zijn geweest.
De door [mevrouw K.] ondertekende aanvraag voor de verzekering vermeldt niet dat [heer H.] de auto gebruikte voor zijn bedrijf en dat [heer H.] voor rijden onder invloed is veroordeeld. (...)

2.5  In de polisvoorwaarden is bepaald, voor zover thans van belang:
Art 4   Algemene uitsluitingen
Van de verzekering is uitgesloten (…)
J  Alcohol (…)
  Indien de bestuurder van het motorvoertuig ten tijde van de gebeurtenis onder zodanige invloed van alcoholhoudende drank (…) verkeerde, dat hij niet in staat moet worden geacht het voertuig naar behoren te besturen. (…)
De uitsluiting onder A t/m F en J gelden niet voor de verzekerde, die aantoont dat de daarin bedoelde omstandigheid zich buiten zijn weten en tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem terzake van deze omstandigheden redelijkerwijs geen enkel verwijt treft. (…).

5.1  Erkenning van aansprakelijkheid.
Heinenoord bedoelt met haar eerste grondslag kennelijk dat zij een overeenkomst met [man en de vrouw] had, waarin zij erkennen aansprakelijk voor de door het ongeval toegebrachte schade te zijn. Dat een dergelijke overeenkomst bestond, leidt zij af uit het feit dat een afbetalingsregeling is getroffen, een telefoongesprek tussen haar advocaat en [heer H.] heeft plaatsgevonden en uit de fax van 1 april 2005 (zie 2.10).
Heinenoord stelt niet dat een van gedaagden expliciet (schriftelijk of mondeling) aansprakelijkheid hebben erkend. De bereidheid tot betalen en het doen van kleine betalingen leiden niet tot de conclusie dat overeenstemming bestaat over de aansprakelijkheid van gedaagden. In dit verband is van belang, dat in de brieven van de advocaat van Heinenoord (prod. 12 t/m 14 bij dagvaarding) niet valt te lezen, dat een dergelijke toezegging is gedaan. Daarbij is zeer wel mogelijk dat [man en de vrouw], die geen rechtskundige bijstand hadden toen zij onderhandelden over de afbetalingsregeling, wilde betalen cq betaalden omdat zij zich slechts moreel verantwoordelijk maar niet juridisch aansprakelijk voelden.
De eerste grondslag kan niet leiden tot het oordeel dat [man en de vrouw] aansprakelijk zijn jegens Heinenoord.

5.2  De aansprakelijkheid van [mevrouw K.].

5.2.1  Pas bij dupliek beroept [mevrouw K.] zich op de niet toepasselijkheid en de vernietigbaarheid van de (kennelijk alle) algemene voorwaarden.
Dit verweer wordt gepasseerd, omdat het in strijd is met de goede procesorde zo laat (na antwoord en na comparitie) met dit verweer te komen, terwijl deze stellingname bovendien haaks staat op het eerder bij antwoord gevoerde verweer, waarin [mevrouw K.] zelf een beroep doet op art. 4 van de polisvoorwaarden.

5.2.1.1  Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen.
[mevrouw K.] neemt, als een feit van algemene bekendheid, aan dat een verzekeraar niet uitkeert als een bestuurder van een auto onder invloed van alcohol schade veroorzaakt. Aldus is tussen haar en Heinenoord stilzwijgend deze uitsluiting overeengekomen als onderdeel van de overeenkomst.

5.2.2  Niet in geschil is dat [heer H.] ten tijde van de aanrijdingen zodanig onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, dat hij niet in staat moest worden geacht het voertuig naar behoren te besturen.
[mevrouw K.] voert aan dat deze omstandigheden zich buiten haar weten en haar wil hebben voorgedaan en dat haar terzake geen verwijt treft. Zij stelt dat zij destijds niet aanwezig was en dat zij [heer H.] had verboden te rijden onder invloed.

5.2.2.1  Op [mevrouw K.] rust de stelplicht van deze uit het slot van art. 4 van de polisvoorwaarden afkomstige mogelijkheid tot verontschuldiging.
Uit het proces-verbaal van de politie (prod 2 bij dagvaarding) blijkt dat [heer H.] zelf heeft verklaard dat hij in de periode van 6 uur voor het ongeval (maandag 18 oktober 2004 om 18.45 uur) tien flesjes bier had gedronken. [mevrouw K.] laat het drinkgedrag van [heer H.] ten onrechte geheel onbesproken. Van haar had verwacht mogen worden dat zij uitlegt dat deze omstandigheid voor haar niet voorzienbaar was. [mevrouw K.] wist immers dat aan [heer H.] in het verleden de rijbevoegdheid was ontzegd wegens rijden onder invloed. Niettemin stelt zij [heer H.] haar auto duurzaam ter beschikking. [mevrouw K.] heeft hiermee een grote verantwoordelijkheid op zich genomen, waarvan zij zich niet licht kan ontdoen. [mevrouw K.] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen oordelen dat haar geen verwijt treft.

5.2.3  De schade die is veroorzaakt door de aanrijdingen is niet door de verzekering gedekt. Heinenoord heeft als WAM verzekeraar deze uitsluiting niet aan de benadeelden kunnen tegenwerpen (art 11 WAM). Op grond van het bepaalde in art. 15 van de WAM kan Heinenoord de uitbetaalde schade op de aansprakelijke persoon verhalen.

5.2.4  [mevrouw K.] is ingevolge art 185 Wegenverkeerswet 1994 als eigenares van de auto verplicht schade die met haar auto is toegebracht te vergoeden. Bevrijdende omstandigheden heeft [mevrouw K.] niet aangevoerd. Voor zover zij ook in dit verband bedoelt aan te voeren, dat zij niet zelf heeft gereden ten tijde van het ongeval, en dat zij [heer H.] geen toestemming heeft gegeven om onder invloed van alcohol te rijden, wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 5.2.2.1 is overwogen.
[mevrouw K.] is aan te merken als aansprakelijke persoon als bedoeld in art. 15 WAM, zodat Heinenoord de betaalde schade op haar kan verhalen.

5.3  De aansprakelijkheid van [heer H.]

5.3.1  [heer H.] voert bij dupliek aan, dat [mevrouw K.] de nietigheid van algemene voorwaarden zal inroepen. Dit beroep leidt evenwel niet tot het oordeel dat de uitsluiting in art. 4 sub J van de polisvoorwaarden niet van toepassing is (zie 5.2.1).

5.3.2  Niet in geschil is dat [heer H.] ten tijde van de aanrijdingen zodanig onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, dat hij niet in staat moet worden geacht het voertuig naar behoren te besturen.

5.3.3  De schade die is veroorzaakt door de aanrijdingen is niet door de verzekering gedekt. Heinenoord heeft als WAM verzekeraar deze uitsluiting niet aan de benadeelden kunnen tegenwerpen (art 11 WAM). Op grond van het bepaalde in art. 15 lid 1van de WAM kan Heinenoord de uitbetaalde schade op de aansprakelijke persoon verhalen.

5.3.4  [heer H.] is, anders dan Heinenoord aanvoert, niet aan te merken als verzekeringnemer. [heer H.] voert aan dat hij te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. Dit verweer wordt gepasseerd. Vast staat dat [heer H.] en [mevrouw K.] vanwege de problemen die [heer H.] door alcoholgebruik in het verkeer had ondervonden, hadden besloten dat niet hij, maar zij de verzekering zou afsluiten. Onder deze omstandigheden mocht [heer H.] er niet zonder meer op vertrouwen dat schade, veroorzaakt door een bestuurder die onder invloed is van alcohol, gedekt was door een verzekering. Het had op zijn weg gelegen bij [mevrouw K.] te informeren onder welke voorwaarden de aan [mevrouw K.] toebehorende auto, die hij duurzaam in gebruik had, verzekerd was.
Ook op [heer H.] kan Heinenoord op grond van art. 15 lid 1 WAM regres nemen.

5.4  Hoofdelijke aansprakelijkheid
Nu uit de wet voortvloeit dat [man en de vrouw] ten aanzien van dezelfde schuld ieder voor het geheel aansprakelijk zijn, zijn zij hoofdelijk jegens Heinenoord verbonden.
LJN BB9732