Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 100615 verhaal schadevergoeding door WAM verzekeraar op verzekerde wegens alcoholgebruik; vordering toegewezen

Rb Noord-Holland 100615 verhaal schadevergoeding door WAM verzekeraar op verzekerde wegens alcoholgebruik; vordering toegewezen

Het procesverloop

1. 
Univé heeft bij dagvaarding van 19 november 2014 een vordering tegen [de verzekerde] ingesteld. [de verzekerde] heeft schriftelijk geantwoord.

2. 
Op 22 april 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Univé is verschenen mevr. [B]. Tevens is [de verzekerde] verschenen. Beide partijen werden vergezeld door hun gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van Univé heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van Univé nog stukken in het geding gebracht. [de verzekerde] is in de gelegenheid gesteld om deze stukken te bestuderen, waarna de stukken zijn toegelaten tot het procesdossier.

De feiten

3.
[de verzekerde] heeft op 31 december 2010 vanaf ongeveer 19.00 uur Oud en Nieuw gevierd in het huis van [x] (hierna: [X]), een vriend van haar, te [plaatsnaam].

4.
[de verzekerde] is op 1 januari 2011 rond 00.30 uur in haar auto vertrokken om haar dochter op te halen in Hoorn.

5. 
Op 1 januari 2011 rond 02.00 uur, is de heer [F] (hierna: [de fietser]) fietsend op [adres], aangereden door (de auto van) [de verzekerde].

6. 
Bij de aanrijding is de linkerbuitenspiegel van de auto afgebroken.

7.
Als gevolg van de aanrijding heeft [de fietser] letsel opgelopen. Het gaat om twee sneeën in het voorhoofd, twee gebroken voortanden, een hersenschudding en schaafwonden in het gezicht.

8. 
De auto van [de verzekerde] was bij Univé tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd.

9. 
Op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen is Univé, als aansprakelijkheidsverzekeraar van de betreffende auto, door [de fietser] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en te lijden letselschade.

10. 
Univé heeft aan [de fietser] ter finale kwijting een bedrag van € 4.500,- uitgekeerd. Aan de belangenbehartiger van [de fietser] heeft Univé ter zake van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 2.345,85 uitgekeerd. Aldus is in totaal € 6.845,85 uitgekeerd.

11. 
Artikel 5 van het op de aansprakelijkheidsverzekering van toepassing zijnde ‘Speciaal Reglement Personenautoverzekering PSA-3’ luidt als volgt:

‘Artikel 5 Wat is niet verzekerd?
Op de bij Univé afgesloten autoverzekering is van toepassing het speciaal reglement Personenautoverzekering PSA-3. Artikel 5 van deze voorwaarden luidt – voor zover van belang- als volgt:
Naast de in het Algemeen Reglement genoemde uitsluitingen is niet verzekerd de aansprakelijkheid voor schade aan derden, en schade of beschadiging, of verlies van de auto wanneer:
(…)

5.4
Alcohol en bedwelmende middelen

De bestuurder onder zodanige invloed van alcoholhoudende drank of enig ander bedwelmend (genees) middel verkeert, dat hij niet tot behoorlijk rijden in staat moet worden geacht, of het rijden hem bij wet of door de overheid zou zijn verboden.
Het weigeren van een ademtest, bloed- of urineproef wordt gelijkgesteld met bovengenoemde uitsluiting. Verder heeft Univé het recht om naar aanleiding van een dergelijke schade de verzekering te beëindigen.
(…)

5.5.

Verhalen van schade

1. Het is mogelijk dat wij op grond van de WAM of een soortgelijke buitenlandse wet aan een benadeelde schade moeten vergoeden, terwijl deze schade volgens de voorwaarden van het Algemeen Reglement en/of dit reglement (bijvoorbeeld vanwege een uitsluiting) niet verzekerd is. In zulke gevallen hebben wij het recht alle gedane uitkeringen en gemaakte kosten op de aansprakelijke verzekerde te verhalen.
2. Als blijkt dat wij hulpverleningskosten en/of schade hebben vergoed op grond van de WA, Beperkt Casco- of Volledig Cascoverzekering, terwijl wij daartoe volgens de voorwaarden in het Algemeen Reglement en/of dit reglement niet verplicht waren, hebben wij het recht alle gedane uitkeringen en kosten terug te vorderen of te verhalen op de verzekerde.’

12.
[x] heeft op 20 juni 2011 als getuige tegen de politie onder meer het volgende verklaard:

‘[a] en [verzekerde] waren al vroeg op de avond bij mij thuis. Ik denk rond een uur of zeven à acht. (...) [verzekerde] had tijdens het eten al een paar wijntjes gedronken. Gedurende de rest van de avond heeft zij ook een halve fles jenever opgedronken. Ze dronk jenever met cola.’
en:
‘Op een bepaald moment ging ik naar beneden. Ik zag toen dat [verzekerde] weg was. Ik ging naar beneden omdat ik [verzekerde] hoorde wegrijden. Ik hoorde dat zij echt wegscheurde. Het ging met veel geluid gepaard. (...) Ik heb vervolgens direct met mijn mobiele telefoon geprobeerd om [verzekerde] te bellen. Ik wilde haar vragen waar ze heen ging en zeggen dat ze in haar toestand echt niet kon rijden. Zoals ik al aangaf had ze namelijk veel te veel gedronken.’

13.
[Y] die op het moment van het ongeval naast [de fietser] fietste en het ongeluk zag gebeuren, vermeldt in zijn schriftelijke getuigenverklaring van 13 januari 2011 ten behoeve van het Waarborgfonds Motorverkeer dat het ongeval plaatsvond op 1 januari 2011 rond 2:15 uur.

De vordering

14. 
Univé vordert dat de kantonrechter [de verzekerde] veroordeelt tot betaling van € 6.845,85. Zij legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [de verzekerde] verkeerde onder invloed van alcohol ten tijde van het ongeval. Daarom heeft Univé op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden het recht om de in verband met het ongeval aan [de fietser] uitgekeerde schadevergoeding en vergoeding voor buitengerechtelijke kosten op [de verzekerde] te verhalen.

Het verweer

15.
[de verzekerde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de uitsluitingsclausule in de algemene voorwaarden waar Univé zich op beroept, niet van toepassing is omdat zij ten tijde van het ingeval niet onder invloed van alcohol verkeerde.

De beoordeling

16. 
Niet in geding is dat [de verzekerde] als bestuurder van een personenauto betrokken is geweest bij het ongeval op 1 januari 2011 waarbij [de fietser] gewond is geraakt. De kantonrechter merkt voor de volledigheid op dat [de verzekerde] ook heeft niet betwist dat zij aansprakelijk is voor de door [de fietser] als gevolg van de aanrijding geleden schade. Voorts begrijpt de kantonrechter uit de verklaring van [de verzekerde] ter zitting -nadat zij de bewijstukken van Univé inzake de hoogte van de uitgekeerde bedragen had ingezien- dat zij de hoogte van de uitgekeerde bedragen niet langer betwist. Het voorgaande betekent dat voor de uitkomst van dit geding beslissend is of [de verzekerde] ten tijde van het ongeval onder zodanige invloed van alcohol verkeerde dat zij niet tot rijden in staat was of het rijden haar bij wet of de overheid verboden zou zijn. In dat geval kan Univé zich namelijk op de uitsluitingsclausule beroepen en is [de verzekerde] gehouden tot terugbetaling van het uitgekeerde schadebedrag.

17. 
Univé heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [de verzekerde] onder zodanige invloed van alcohol dat zij – kort gezegd – niet tot rijden in staat was, een tegenover de politie afgelegde verklaring van [X] overgelegd. [X] heeft blijkens die verklaring, aan de politie medegedeeld dat [de verzekerde] tijdens het eten een paar glazen wijn heeft gedronken en gedurende de rest van de avond nog een halve fles jenever. Voorts verklaart [X] dat hij [de verzekerde], net nadat zij wegreed, nog heeft proberen te bellen om haar te waarschuwen niet met de auto te rijden.
Univé wijst er tevens op dat uit de verklaringen van de getuigen [de fietser] en Sijmen opgemaakt kan worden dat sprake was van een rijgedrag dat duidt op alcoholgebruik.

18. 
[de verzekerde] heeft hier tegenin gebracht dat zij niet zodanig onder invloed van alcohol verkeerde dat zij niet meer tot rijden in staat was, omdat zij gedurende de hele avond slechts twee glazen wijn en een glas champagne heeft gedronken. Volgens [de verzekerde] berust de door [X] afgelegde verklaring niet op waarheid en heeft [X] uit wraak een belastende verklaring afgelegd. Haar manier van rijden verklaart [de verzekerde] doordat zij in paniek was omdat zij gebeld werd door een vriendin van haar dochter die dacht dat iemand iets in het drankje van de dochter van [de verzekerde] had gedaan.

19. 
De kantonrechter overweegt als volgt. In het licht van de stelling van Univé dat de verklaring van [X] op waarheid berust omdat hij juist door het afleggen van die verklaring financieel nadeel over zich heeft afgeroepen, ligt het op de weg van [de verzekerde] om haar verweer dat [X] onbetrouwbaar is, nader te onderbouwen. Het enkele stellen dat op het moment van afleggen van die verklaring door [X] de verhoudingen al verstoord waren is daartoe onvoldoende. Het voorgaande klemt temeer aangezien [X], alvorens naar de politie te gaan, [de verzekerde] telefonisch heeft aangespoord zich zelf te melden bij de politie, hetgeen juist niet duidt op kwade intenties.

20. 
Gelet op betrouwbaar te achten en gedetailleerde verklaring van [X], is de motivering van het verweer van [de verzekerde] onvoldoende en had het op haar weg gelegen haar verweer nader te onderbouwen door bijvoorbeeld verklaringen in haar voordeel van haar man en dochter in het geding te brengen of anderszins te onderbouwen dat zij niet zodanig onder invloed van alcohol verkeerde dat zij niet meer tot rijden in staat was.

21. 
Daarbij komt het volgende. Uit de stellingen van Univé en de verklaring van [X] blijkt dat [de verzekerde] na het ongeval heeft verzocht aan [X] om de auto in diens loods te mogen stallen. Deze stelling is niet betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan uitgaat. De kantonrechter is van oordeel dat dit verzoek er op duidt dat [de verzekerde] wilde voorkomen dat de politie haar te snel op het spoor zou komen om zo het onderzoek naar de toedracht van de zaak te bemoeilijken, in het bijzonder het alcoholonderzoek van de politie, welk onderzoek na betrekkelijk korte tijd immers niet meer zinvol is.

22. 
Voorts is van belang dat [de verzekerde] op de zitting desgevraagd heeft verklaard dat het ongeval plaatsvond op de heenreis (van [plaatsnaam] naar Hoorn) terwijl de conclusie van antwoord vermeldt dat het ongeval plaatsvond op de terugreis van Hoorn naar [plaatsnaam] – nadat [de verzekerde] haar dochter had opgehaald. [de verzekerde] heeft geen verklaring gegeven voor deze verandering van standpunt. Een standpunt dat ook in strijd is met de verklaringen van de getuigen Sijm en [de fietser] die immers vermelden dat het ongeval rond 2.00 uur is gebeurd, terwijl, uitgaande van de lezing van [de verzekerde], het ongeval rond 00.35 uur moet zijn gebeurd, immers de plaats van aanrijding ligt op vijf minuten rijden van de woning van [X]. Daarbij komt dat de kantonrechter het ongeloofwaardig acht dat [de verzekerde] niets, althans niet meer dan een tik, van het ongeval heeft gemerkt, omdat uit de stukken blijkt dat de linkerbuitenspiegel bij de aanrijding is afgebroken. Uitgaande van de stelling van [de verzekerde] dat het ongeluk op de heenweg is gebeurd, dan heeft zij een flink stuk zonder linkerbuitenspiegel gereden zonder dat dat haar is opgevallen. Dat het een bestuurder niet opvalt dat de linkerbuitenspiegel is verdwenen acht de kantonrechter niet goed voorstelbaar en valt eigenlijk alleen te verklaren doordat [de verzekerde] onder invloed van alcohol verkeerde.

23. 
De stelling van [de verzekerde] dat haar rijgedrag op andere gronden dan alcoholgebruik te verklaren valt, wordt verworpen. Het verweer van [de verzekerde] dat zij in paniek was over de gezondheidstoestand van haar dochter acht de kantonrechter onaannemelijk omdat er voor die dochter geen medische hulp is gezocht, terwijl dat toch in de rede ligt wanneer die paniek zo groot is dat aanrijdingen met fietsers niet meer worden opgemerkt.

24. 
De kantonrechter stelt dan ook vast dat [de verzekerde] de door [X] genoemde hoeveelheid alcohol heeft genuttigd voorafgaand aan het ongeval. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand als gevolg van het nuttigen van enkele glazen wijn en een halve fles jenever, zodanig onder invloed van alcohol verkeert dat hij niet meer tot behoorlijk rijden in staat moet worden geacht of het rijden hem bij wet of van overheidswege zou zijn verboden. De vordering zal worden toegewezen.

25. 
De proceskosten komen voor rekening van [de verzekerde], omdat zij ongelijk krijgt. ECLI:NL:RBNHO:2015:4755