Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb A.dam 300610 arbeidsongeschikte is uit hoofde van de schadebeperkingsplicht niet verplicht om werk in het kader van de WSW op zich te nemen.

Rb A.dam 300610 arbeidsongeschikte is uit hoofde van de schadebeperkingsplicht niet verplicht om werk in het kader van de WSW op zich te nemen.
4.2.  Niet in geschil is dat de verzekerde aansprakelijk is voor het ongeval. Evenmin is in geschil dat het Uwv een regresrecht heeft op Amlin als verzekeraar in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM). Amlin stelt echter dat het thans door het Uwv gevorderde bedrag het civiele plafond overschrijdt, omdat dit schade zou betreffen die [A] niet zelf van Amlin had kunnen vorderen.

4.3.  Daartoe heeft Amlin in de eerste plaats aangevoerd dat deze schade niet als gevolg van het ongeval aan de verzekerde kan worden toegerekend. Het causaal verband tussen het ongeval en de schade ontbreekt, aldus Amlin, nu deze schade uitsluitend verband houdt met de persoonlijke keuze van [A] om zijn werkzaamheden bij Caparis te beëindigen.

4.4.  Vast staat dat [A] als gevolg van het ongeluk arbeidsongeschikt is geraakt. Dit blijkt onder meer uit het onder 2.7 geciteerde rapport, waarin neuroloog [C] vaststelt dat alle door hem beschreven verschijnselen en problemen een rechtstreeks ongevalsgevolg zijn. Genoemde verschijnselen, met name de beperkingen van de rechterarm en de beperkte mobiliteit, zijn blijkens de rapportage van het Uwv van 4 november 2002 de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van [A].

4.5.  Eveneens staat vast dat [A] ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid inkomensschade heeft geleden. Het feit dat [A] in 2004 binnen het kader van de WSW aan het werk is gegaan bij Caparis, heeft aan het causaal verband tussen het ongeval en zijn inkomensschade geen afbreuk gedaan. Wel zorgde de nieuwe arbeidsrelatie voor een beperking van de inkomensschade. [A] had immers voor het eerst sinds het ongeval weer eigen inkomsten uit arbeid.

4.6.  Met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in 2007 is ook een einde aan deze schadebeperkende omstandigheid gekomen. Daarmee is echter niet het causaal verband tussen het ongeval en de inkomensschade van [A] doorbroken. Anders dan Amlin betoogt, houdt de thans gevorderde inkomensschade niet uitsluitend verband met de keuze van [A] om zijn werk bij Caparis te beëindigen. Zonder toedoen van de verzekerde was de schade immers in het geheel niet ontstaan. De inkomensschade moet dan ook nog altijd als een gevolg van het ongeval aan de verzekerde worden toegerekend.

4.7.  Of al dan niet sprake was van een medische noodzaak of anderszins dringende reden voor het ontslag is in het kader van de causaliteit niet van belang. Evenmin is in dit kader van belang het door Amlin gestelde tijdsverloop van vijf jaar tussen het ongeval en de ontslagname van [A].

4.8.  In de tweede plaats heeft Amlin aangevoerd dat [A] niet voldaan heeft aan de op hem rustende schadebeperkingsplicht. Daartoe heeft Amlin gesteld dat [A] ondanks zijn beperkingen in staat is gebleken om bij Caparis passend werk te verrichten waarmee hij ook inkomsten genereerde. Door vrijwillig bij Caparis ontslag te nemen heeft [A] zijn schade vergroot terwijl van hem verwacht mocht worden dat hij zijn werk zou voortzetten. Nu de schade geheel is ontstaan door het handelen van [A] moet de schade geheel in mindering worden gebracht op de schadevergoedingsplicht van de verzekerde, aldus Amlin.

4.9.  Het is een gegeven dat de schade die thans door het Uwv wordt gevorderd niet was ontstaan indien [A] voor Caparis was blijven werken. De schade is dan ook mede een gevolg van het besluit van [A] te stoppen met zijn werkzaamheden. Dit besluit betreft, in de bewoordingen van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een omstandigheid aan de zijde van [A]. De vraag is of deze omstandigheid ook aan [A] kan worden toegerekend.

4.10.  Van toerekening aan [A] kan alleen sprake zijn indien ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs van [A] kon worden gevergd dat hij zijn werk bij Caparis zou voortzetten ter beperking van zijn inkomensschade. De vraag wat redelijkerwijs van [A] kon worden gevergd dient te worden beoordeeld op grond van alle omstandigheden van het geval. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.

4.11.  [A] is na het ongeval door het Uwv volledig arbeidsongeschikt in de zin van de WAO geacht. Amlin heeft gesteld dat 100 procent arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO nog niet inhoudt dat er voor iemand in het geheel geen passende functies meer kunnen zijn. Dit is op zichzelf genomen juist. In het onderhavige geval is door de arbeidsdeskundige van het Uwv echter vastgesteld – welke vaststelling door Amlin niet is betwist – dat voor [A] in het geheel geen functies op de vrije arbeidsmarkt zijn te duiden. Zijn restverdiencapaciteit is door de arbeidsdeskundige op nihil gesteld. Dat [A] in staat is gebleken drie jaar in het kader van de WSW te werken doet hieraan niet af. Zoals hierna nog aan bod zal komen, is de WSW immers juist bedoeld voor mensen die duurzaam geen reguliere arbeid kunnen verrichten.

4.12.  Blijkens het rapport van neuroloog [C] was in 2004 bij [A] sprake van een medische eindsituatie. In februari 2006 is door de verzekeringsarts [E] bevestigd dat [A] een ongewijzigde beperking van zijn mogelijkheden om te functioneren ondervond. Op grond van het voorgaande staat vast dat [A] ten gevolge van het ongeval blijvend en volledig arbeidsongeschikt is geraakt voor de reguliere arbeidsmarkt.

4.13.  Ondanks zijn beperkingen wilde [A] graag weer een zinvolle dagbesteding. Hij heeft zich na overleg met de arbeidsdeskundige van Prevent Consultants ingeschreven bij Caparis voor werkzaamheden in het kader van de WSW.

4.14.  De WSW richt zich blijkens het eerste artikel van die wet op mensen die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Het is een aparte voorziening voor een groep van arbeidsgehandicapten die vanwege de aard en de ernst van hun handicap duurzaam niet in staat zijn reguliere arbeid te verrichten, ook niet met de inzet van re-integratievoorzieningen. Bedoeling van de wet is om deze mensen zoveel mogelijk gelijke kansen op arbeid te bieden als anderen. Zoals het Uwv onbetwist heeft gesteld, kan men niet gedwongen worden zich aan te melden voor een arbeidsplaats op grond van de WSW. Aanmelding geschiedt op basis van vrijwilligheid.

4.15.  Met het hiervoor beschreven karakter van de WSW strookt in het algemeen niet dat een arbeidsongeschikte op straffe van verlies van zijn aanspraak op volledige schadevergoeding wegens eigen schuld verplicht is om werk in het kader van de WSW op zich te nemen. De schadebeperkingsplicht van de benadeelde gaat in beginsel niet zo ver dat van hem verlangd kan worden op deze wijze de enige hem resterende voorziening voor het verkrijgen van betaalde arbeid te benutten.

4.16.  Dit geldt temeer nu de WSW een beperkte voorziening is. Gelet op artikel 12 lid 3 van de WSW – dat het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om de WSW-indicatie in te trekken indien de betrokkene een aangeboden passend geachte WSW-functie weigert – is de keuzevrijheid van de betrokkene voor wat betreft aard en inrichting van zijn arbeid alsmede voor wat betreft de arbeidsomgeving immers gering.

4.17.  Het onder 4.15 vermelde uitgangspunt geldt ook voor het onderhavige geval. Amlin heeft weliswaar gesteld dat [A] weinig opleiding heeft genoten en dat zijn werkzaamheden bij Caparis een overeenkomstig karakter hadden als de werkzaamheden die hij voor het ongeval als expeditiemedewerker verrichtte. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat het te verrichten werk bij Caparis wat betreft aard en inrichting in een zo vergaande mate aansloot bij zijn werk als expeditiemedewerker dat het jegens de verzekerde onredelijk zou zijn om het verrichten van deze werkzaamheden in het kader van de WSW te weigeren. Het feit dat Amlin zich heeft ingezet voor de re-integratie van [A] en in dat verband ook kosten heeft gemaakt, maakt dit niet anders. [A] was in 2004 dan ook niet jegens de verzekerde gehouden zich aan te melden bij Caparis om op die manier zijn schade te beperken.

4.18.  Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank reeds mee dat in 2007 in redelijkheid ook niet van [A] kon worden verlangd dat hij zijn werk bij Caparis zou voortzetten. [A] deed immers meer dan waar hij jegens de verzekerde redelijkerwijs toe verplicht was. Het enkele feit dat [A] door zijn werk bij Caparis gedurende drie jaar zijn schade –en daarmee de schadevergoedingsplicht
van de verzekerde – heeft beperkt, heeft geen verplichting voor [A] doen ontstaan om zijn schade aldus te blijven beperken. Dat [A] onverplicht en op eigen initiatief binnen het kader van de WSW is gaan werken dient hem niet later te kunnen worden tegengeworpen door de verzekerde.

4.19.  Hierbij speelt een belangrijke rol dat het de verzekerde is die [A] in de situatie heeft gebracht waarin hij uitsluitend nog in staat is binnen WSW-verband werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft voorts de reikwijdte van de schadebeperkingsplicht bezien tegen de achtergrond dat aan [A], zoals een ieder ander, in beginsel de vrijheid toekomt om zijn leven naar eigen inzicht en wens in te richten.

4.20.  Gezien het onder 4.18 overwogene, is de reden van [A]s ontslagname niet van belang. Nu [A] jegens de verzekerde niet gehouden was om bij Caparis te werken, mocht hij daar ook op ieder moment en om iedere reden weer mee stoppen. De door partijen opgeworpen vraag of de werkzaamheden bij Caparis voor [A] passend waren en of de werkzaamheden voor hem fysiek en mentaal waren vol te houden behoeft met het oog hierop evenmin bespreking.

4.21.  Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden dat [A] niet aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Aangezien er bij [A] sprake is van een medische eindsituatie, is ook niet aannemelijk dat hij in de toekomst nog in staat zal zijn loonvormende arbeid op de reguliere arbeidsmarkt te verrichten en aldus zijn schade te beperken.

4.22.  Nu zowel het beroep van Amlin op het ontbreken van causaal verband als het beroep op schending van de schadebeperkingsplicht falen, overschrijdt de – anderszins door Amlin niet betwiste – regresvordering van het Uwv niet het civiele plafond. Het gevorderde bedrag en de wettelijke rente zijn niet nader betwist. De vordering zal als hierna te vermelden worden toegewezen. LJN BO1737