Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 220720 VAV zelfst. loodgieter met beperkt mogelijkheden in wzh elders; geen schending schadebeperkingsplicht; nader ad- en rekenkundig onderzoek nodig

RBROT 220720 VAV zelfst. loodgieter met beperkt mogelijkheden in wzh elders; geen schending schadebeperkingsplicht; nader ad- en rekenkundig onderzoek nodig
- smartengeld 29 jarige zelfstandig loodgieter; pijnklachten en functiebeperking linker elleboog en linkerhand; € 30.000,00

- bgk onvoldoende betwist en toegewezen; € 285,00 ex BTW voor gespecialiseerd advocaat redelijk;
- geen korting op bgk kosten vanwege vanwege opvolgende belangenbehartigers,; overnamekosten redelijk vanwege keuzevrijheid

2. De feiten

2.1.
Sinds december 2005 heeft [eiser] samen met zijn compagnon de heer [naam compagnon] (hierna: [naam compagnon] ) een vennootschap onder firma genaamd [naam loodgietersbedrijf] .

2.2.
Op 8 april 2010 vond een verkeersongeval plaats waarbij [eiser] en een verzekerde van Allianz betrokken waren.

2.3.
[eiser] was op het moment dat het ongeval plaatsvond 29 jaar oud. [eiser] heeft als gevolg van het ongeval (in ieder geval) ribfracturen, een fractuur van de linker ellepijp, een breuk van het middenhandsbeentje en miltletsel opgelopen.

2.4.
Allianz heeft aansprakelijkheid voor de aan het ongeval toe te rekenen schade erkend. Allianz heeft € 290.000,00 als voorschot onder algemene titel, € 5.000,00 als voorschot op het smartengeld en € 48.844,90 aan buitengerechtelijke kosten betaald.

2.5.
Orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] (hierna: [naam orthopedisch chirurg] ) heeft op verzoek van partijen [eiser] onderzocht en over dit onderzoek op 26 mei 2014 een rapport uitgebracht. In dit rapport staat onder meer het volgende vermeld:

“ Beantwoording van de vragen:

Ad vraag 1:

De diagnose op orthopedisch vakgebied luidt:
- Pijnklachten linker clavicula bij ongestoorde functie na doorgemaakte clavicula fractuur links ten gevolge van een ongeval dd 8-4-2010.
- Pijnklachten en functie beperking van de linker elleboog na een doorgemaakte ulnaschacht fractuur ten gevolge van een ongeval dd 8-4-2010.
- Pijnklachten en functiebeperking van de linker hand na een doorgemaakte fractuur van metacarpale V ten gevolge van een ongeval dd 8-4-2010.

Ad vraag 2a:

De huidige klachten en restverschijnselen bestonden naar mijn mening niet voor het ongeval dd 8-4-2010 en zouden ook niet op enig moment ontstaan zijn als het ongeval betrokkene niet was overkomen.

Ad vraag 2b:

De door betrokkene aangegeven restklachten en de bij lichamelijk onderzoek gevonden rest verschijnselen bestaan op medische gronden als gevolg van het doorgemaakte ongeval dd 8-4-2010.

Ad vraag 3:

Er is thans sprake van een definitieve eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen.

Het percentage blijvende functionele invaliditeit vastgesteld conform de 6de editie van de AMA gids adviseer ik vast te stellen op:
- Voor de linker schouder: 0% van de bovenste extremiteit.
- Voor de linker elleboog: 8% van de bovenste extremiteit.
- Voor de hand: 34 gecombineerd met 14 maakt 43% van de pink. Dit komt overeen met 4% van de hand en met 4% van de bovenste extremiteit.

Ad vraag 4a:

Betrokkene stelt bij activiteiten van het dagelijks leven geen feitelijke beperkingen te ondervinden.

In de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening stelt hij beperkingen te ondervinden bij zwaar tillen met de linker arm, krachtig trekken met de linker arm en krachtig duwen met de linker arm.

Verder stelt hij ook beperkingen te ervaren bij die activiteiten waarbij supineren van de onderarm noodzakelijk is.

Ad vraag 4b:

Op orthopedisch vakgebied stel ik als gevolg van het ongeval medische beperkingen vast ten aanzien van zwaar tillen met de linker arm, krachtig trekken met de linker arm en krachtig duwen met de linker arm en ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden waarbij supineren van de linker onderarm noodzakelijk is.

Ad vraag 4c:

Er zijn geen andere, niet door betrokkene aangegeven, beperkingen op orthopedisch vakgebied als gevolg van het ongeval waarmee bij de beoordeling van deze casus rekening dient te worden gehouden.

Ad vraag 4d:

Medische beperkingen ten gevolge van het ongeval zijn er ten aanzien van zwaar tillen met de linker arm, krachtig duwen met de linker arm en krachtig trekken met de linker arm.

Tevens zijn er medische beperkingen ten aanzien van het verrichten van die werkzaamheden waarbij supineren noodzakelijk is.

Ad vraag 4e

Een wijziging van de situatie valt niet te verwachten.

Ad vraag 5:

Therapeutische suggesties dan wel andere op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van deze casus van belang kunnen zijn, heb ik niet.

2.6.
Partijen hebben in december 2014 arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] (hierna: [naam arbeidsdeskundige 1] ) ingeschakeld. Deze heeft op zijn beurt revalidatiearts [naam revalidatiearts] (hierna: [naam revalidatiearts] ) verzocht nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden en beperkingen van [eiser] op basis van het deskundigenrapport van [naam orthopedisch chirurg] . [naam revalidatiearts] heeft op 23 april 2015 een rapport uitgebracht waarin hij concludeert dat [eiser] beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden. Wel zijn er beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. In een Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) heeft [naam revalidatiearts] de beperkingen van [eiser] nader beschreven en kwantitatief beoordeeld.

2.7.
[naam arbeidsdeskundige 1] heeft op 7 juli 2015 een arbeidsdeskundig rapport uitgebracht. [naam arbeidsdeskundige 1] concludeert onder meer: “Betrokkene is volledig ongeschikt tot het verrichten van alle ambachtelijke taken die behoren tot het werk van loodgieter.

2.8.
Op 10 mei 2017 heeft [naam arbeidsdeskundige 2] (hierna: [naam arbeidsdeskundige 2] ), arbeidsdeskundige, op verzoek van partijen een arbeidsdeskundig rapport uitgebracht nadat hem specifiek is gevraagd om [eiser] te begeleiden bij het realiseren van zijn resterende arbeidsmogelijkheden. Op 4 augustus 2017, 5 april 2018 en 19 april 2018 heeft [naam arbeidsdeskundige 2] aanvullende rapporten uitgebracht. In het rapport van 10 mei 2017 staat onder meer het volgende vermeld:

• Ten aanzien van de begeleiding en de kansen op de arbeidsmarkt:
Bij een eventuele begeleiding van betrokkene, krijgen wij te maken met enkele belangrijke kwade kansen:
- Betrokkene is vakgericht opgeleid en heeft een vrij eenzijdige werkervaring;
- Betrokkene heeft nare ervaringen met het werken in loondienst, wat naar verluidt een belangrijke reden is geweest om als zelfstandig ondernemer verder te gaan;
- Betrokkene vindt het moeilijk aan te geven in welke andere richtingen hij zijn arbeidzaam leven zou willen vervolgen. Dieren, de natuur en geschiedenis hebben zijn interesse, maar hij meent ook het liefst solo te willen werken, niet met andere mensen te hoeven werken. Dat is in de praktijk bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk te realiseren, zeker niet in loondienst;
- Betrokken is nauwelijks computervaardig ( ... );
- Betrokkene is al weer lange tijd uit het arbeidsproces ( ... );
- Betrokkene heeft een specifieke mening over werk en de samenleving ( ... );
- Betrokkene heeft weliswaar aangegeven voor begeleiding open te staan, maar meent ook dat er van die begeleiding geen sprake zou hoeven zijn, als partijen in de letselschaderegeling zouden doen wat zij volgens hem zouden moeten doen; zo snel mogelijk regelen. De vraag is dan of betrokkene over zijn bezwaren kan heenstappen, zich volledig en zonder reserves wil inzetten tijdens een begeleiding.

( ... )

CONCLUSIE:
In uw opdracht werd een arbeidsdeskundig onderzoek verricht, gericht op de mogelijkheden voor betrokkene te re-integreren in voor hem passend werk. Dat dit niet eenvoudig is, zal na lezing van dit rapport duidelijk zijn.

Betrokkene heeft hulp nodig bij het zoeken naar een voor hem passende werkplek, zoveel is zeker.

De vraag is dan wel of betrokkene die hulp wil accepteren, zoals eerder al opgemerkt, zonder reserves vooraf?

( ... )

3.
Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-Allianz te veroordelen tot vergoeding aan [eiser] van de door het ongeval op 8 april 2010 geleden en nog te lijden immateriële schade, te begroten op een bedrag van € 50.000, met rente;
-Allianz te veroordelen tot vergoeding aan [eiser] van de door het ongeval van 8 april 2010 geleden en nog te lijden materiële schade, begroot op primair een bedrag van € 2.931.143,59, subsidiair € 2.749.791,59, meer subsidiair € 2.255.631,59, uiterst subsidiair € 2.120.087,59, tertiair € 1.987.637,59, meer tertiair € 1.870.164,59, met rente;
-te oordelen dat Allianz aan [eiser] binnen zes weken na datum vonnis een belastinggarantie dient af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- Allianz te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met rente.

3.2.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering - zeer kort weergegeven - het volgende aangevoerd. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Uit de diverse deskundigenberichten volgt dat sprake is van beperkingen als gevolg van het ongeval. De materiële en immateriële schade die [eiser] hierdoor lijdt dient Allianz te vergoeden.

3.3.
Het verweer van Allianz strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten, met rente, en nakosten.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.
De beoordeling

Verlies van arbeidsvermogen

4.1.
Het voornaamste geschilpunt tussen partijen betreft de omvang van het verlies van arbeidsvermogen. De rechtbank zal dit punt daarom als eerste behandelen.

4.2.
[eiser] voert in dit verband het volgende aan. Hij was van plan om met zijn compagnon [naam compagnon] hun bedrijf tot de pensioengerechtigde leeftijd voort te zetten. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat er geen mogelijkheden zijn voor [eiser] om buiten zijn onderneming een inkomen te genereren. Binnen zijn onderneming kan hij nog wel beperkt werkzaamheden verrichten. De deskundige [naam arbeidsdeskundige 2] heeft in dit verband geadviseerd de winstdeling tussen [eiser] en [naam compagnon] te stellen op 7% respectievelijk 93%. Voor het ongeval maakte [eiser] aanspraak maken op 50% van de winst. Het winstdeel dat [eiser] sinds het ongeval misloopt dient Allianz te vergoeden. [eiser] wijst hierbij op de berekeningen die [naam register-expert] , register-expert, en [naam rekenkundig expert] , rekenkundig expert, beiden werkzaam bij [naam register-expert] Letselschade Experts B.V. (hierna: [naam register-expert] en [naam rekenkundig expert] ) hebben gemaakt ten aanzien van de schade wegens verlies van arbeidsvermogen.

4.3.
Allianz betwist primair de wijze waarop [eiser] het verlies van arbeidsvermogen wil berekenen. Allianz meent dat dit verlies berekend dient te worden door de kosten van het in loondienst nemen van een loodgieter/dakdekker te verminderen met de loonwaarde van [eiser] in zijn eigen onderneming. Het bedrag dat resteert is de te vergoeden schade.

Subsidiair stelt Allianz zich op het standpunt dat [eiser] zijn restverdiencapaciteit buiten zijn eigen onderneming te gelde kan maken en dat zijn gemis aan winstdeel van de eigen onderneming met deze inkomsten verminderd dient te worden.

Allianz meent dat een arbeidsdeskundige benoemd moet worden om te beoordelen in hoeverre [eiser] zijn ondernemerstaken binnen zijn onderneming (primaire verweer) en buiten zijn onderneming (subsidiaire verweer) kan aanwenden. Voor het bepalen van het verlies van arbeidsvermogen is daarnaast dan ook nog een bedrijfseconomisch onderzoek nodig naar onder andere de omzetontwikkeling van de onderneming.

Allianz voert verder aan dat bij toekenning van (een deel van) de vordering ten aanzien van verlies van arbeidsvermogen, de vordering in ieder geval moet worden beperkt tot een periode van 10 jaar. Dit wegens het schenden van de schadebeperkingsplicht door [eiser] .

I. Primaire verweer Allianz

4.4.
Allianz meent dat het gangbaar is om het verlies van arbeidsvermogen van een zelfstandige die zijn onderneming wenst te behouden, te berekenen aan de hand van de kosten van het in loondienst nemen van een werknemer/zzp-er die de ambachtelijke taken van de ondernemer kan uitvoeren. Allianz verwijst in dit verband naar een tweetal hofarresten. Daarbij komt dat bij deze wijze van het berekenen van de schade er geen aannames hoeven te worden gedaan over de omvang van de ondernemerstaken van [eiser] , noch in de situatie voor het ongeval noch in de situatie na het ongeval. Dit in tegenstelling tot de berekening die [eiser] hanteert, waarin veel aannames zijn gedaan over de taakverdeling, kosten en het verloop van de omzet. Niet vaststaat dat deze aannames juist zijn, aldus nog steeds Allianz.

4.5.
[eiser] spreekt tegen dat het verlies aan arbeidsvermogen op de door Allianz voorgestelde wijze moet plaatsvinden en voert aan dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de samenwerking met zijn medevennoot [naam compagnon] op het spel staat. Niet valt in te zien wat het voordeel voor [naam compagnon] is als een zzp-er wordt ingehuurd die de ambachtelijke taken van [eiser] overneemt. Het betreft een onderneming met maar weinig ondernemerstaken. Dit betekent dat met het inhuren van een zzp-er de rol van [eiser] zo klein wordt, dat niet valt in te zien wat zijn toegevoegde waarde dan nog is.

4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Op praktische gronden en om redenen van billijkheid, kan in bijzondere gevallen van een of meer omstandigheden van het geval worden geabstraheerd.

De stelling van Allianz, dat het gangbaar is om het verlies aan arbeidsvermogen van een zelfstandige te berekenen aan de hand van de kosten van het inhuren van zzp-er die de ambachtelijke taken uitvoert waar de zelfstandige niet meer toe in staat is, kan niet worden gevolgd. In het arrest van het Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2011:5194) waar Allianz naar verwijst werd deze wijze van schadeberekening weliswaar toegepast, echter hier was de feitelijke situatie daarmee in overeenstemming: de zelfstandige had zzp-ers ingehuurd om zijn werkzaamheden te verrichten in de periode dat hij tijdelijk arbeidsongeschikt was. Voor wat betreft het andere arrest waarnaar Allianz heeft verwezen, het arrest van het Hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:1998:AJ6509), geldt dat hier de door Allianz voorgestane berekening werd genoemd als een mogelijke methode om de schade te berekenen. Uit deze door Allianz genoemde arresten kan dan ook niet worden opgemaakt dat de door haar voorgestane wijze van schadeberekening gangbaar is waar het gaat om het de berekening van het verlies van arbeidsvermogen van zelfstandigen. Dit zou ook niet in overeenstemming zijn met het uitgangspunt dat de schade moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Het dossier biedt (vooralsnog) geen aanknopingspunten die erop duiden dat de concrete situatie van [eiser] gelijkenissen vertoont met de wijze waarop Allianz meent de schade te moeten berekenen. Op dit moment is de situatie – naar de rechtbank begrijpt – zo dat [eiser] nog steeds gelden uit de onderneming ontvangt. Deze zijn echter niet of niet geheel aan te merken als winstuitkering maar (ook) als lening van de onderneming aan [eiser] (zie onder meer de pleitaantekeningen van mrs. Van Dijk en Dekker randnummer 3 en het rapport van [naam arbeidsdeskundige 2] , pagina 7). Dat duidt erop dat [eiser] en [naam compagnon] mogelijk tot andere afspraken over de winstdeling zijn gekomen vanwege de beperktere inbreng van [eiser] als gevolg van het ongeval. Indien dat het geval is, is de schade die [eiser] lijdt in beginsel gelijk aan het verschil tussen het winstaandeel dat hij zou hebben ontvangen als het ongeval niet had plaatsgevonden en hij zijn werkzaamheden als loodgieter en vennoot op de gebruikelijke wijze had voortgezet en het winstaandeel dat hij thans ontvangt. De exacte wijze van schadeberekening zal in een later stadium aan de orde komen. Het primaire verweer van Allianz wordt gepasseerd.

II. Subsidiaire verweer Allianz

4.7.
Allianz meent dat [eiser] zijn restverdiencapaciteit buiten zijn eigen onderneming te gelde kan maken en dat zijn gemis aan winstdeel van de eigen onderneming met deze inkomsten verminderd dient te worden.

4.8.
[eiser] betwist dat sprake is van restverdiencapaciteit buiten zijn eigen onderneming. Hij meent dat de ingeschakelde deskundigen hebben geconcludeerd dat er geen sprake is van een reële mogelijkheid om zijn beperkte arbeidscapaciteit op een andere wijze, bijvoorbeeld in loondienst, te benutten. Deze mogelijkheid is daarom ook niet verder onderzocht. Partijen waren het erover eens dat re-integratie in de eigen onderneming de enige reële optie was, hetgeen blijkt uit de e-mail van mr. Dekker van 8 november 2017. Dat Allianz dit nu anders ziet, is niet eerder door haar aan de orde gesteld. Allianz stelt zich dan ook na 2 jaar op een ander standpunt, hetgeen niet redelijk is.

4.9.
Anders dan [eiser] , is de rechtbank van oordeel dat nog niet kan worden vastgesteld dat [eiser] geen mogelijkheden heeft zijn resterende arbeidscapaciteit buiten de onderneming te benutten. Hiertoe wordt het volgende overwogen. [naam revalidatiearts] heeft in zijn rapport geconcludeerd dat [eiser] beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden. Het rapport van [naam arbeidsdeskundige 1] ziet op onderzoek naar de werkzaamheden van [eiser] binnen de onderneming, zowel voorafgaand aan het ongeval als de (mogelijke) werkzaamheden daarna. De opdracht tot onderzoek naar inzet van de arbeidscapaciteit van [eiser] op de arbeidsmarkt is, zo blijkt uit dit rapport, geparkeerd tot na de eerste rapportage. Dat onderzoek heeft vervolgens nooit plaatsgevonden. Uit het rapport van [naam arbeidsdeskundige 2] van 10 mei 2017 blijkt dat aan hem de opdracht is verstrekt tot het verrichten van een arbeidsdeskundig onderzoek, waarbij specifiek wordt gevraagd [eiser] te begeleiden bij het realiseren van zijn resterende arbeidsmogelijkheden. [naam arbeidsdeskundige 2] definieert een aantal kwade kansen ten aanzien van de mogelijkheden van [eiser] op de arbeidsmarkt. [naam arbeidsdeskundige 2] acht het niet eenvoudig [eiser] te re-integreren in passend werk en meent dat hij daar hulp bij nodig heeft. [naam arbeidsdeskundige 2] vraagt zich af of [eiser] deze hulp zal accepteren. [naam arbeidsdeskundige 2] concludeert niet dat er geen sprake is van restverdiencapaciteit of dat het onmogelijk is voor [eiser] deze te gelde te maken buiten zijn eigen onderneming. De rechtbank stelt dan ook vast dat een onderzoek naar de restverdiencapaciteit van [eiser] buiten de eigen onderneming en de concrete mogelijkheden om deze te gelde te maken nog niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet hierin aanleiding zich op dit punt te laten voorlichten door een arbeidsdeskundige. Dat Allianz in het verleden het standpunt zou hebben ingenomen dat [eiser] niet beschikt over arbeidsmogelijkheden buiten de eigen onderneming wordt door Allianz betwist en blijkt niet uit de e-mail waarnaar [eiser] verwijst. Dit verweer wordt dan ook gepasseerd.

4.10.
Het rapport van [naam orthopedisch chirurg] van 26 mei 2014 en het rapport van [naam revalidatiearts] van 23 april 2015 en de daarin opgenomen FML kan de te benoemen arbeidsdeskundige als uitgangspunt nemen bij zijn onderzoek. Partijen twisten niet over de inhoud van deze rapporten, behoudens dat Allianz meent dat er geen aanwijzingen zijn voor een beperking wat betreft gebruik toetsenbord en geen aanwijzingen voor een gestoorde fijne vingermotorriek. Allianz verwijst hierbij naar de bevindingen van haar medisch adviseur van 5 juni 2015. De rechtbank volgt Allianz hierin niet. Het deskundigenrapport van [naam revalidatiearts] is op gezamenlijk verzoek van partijen opgesteld en partijen zijn in beginsel gebonden aan de inhoud daarvan, tenzij er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen de totstandkoming of inhoud van dat rapport. De rechtbank leidt uit het door [naam revalidatiearts] opgestelde rapport af dat hij zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De medisch adviseur van Allianz motiveert niet waarom de FML op het bewuste punten niet juist zou zijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van de door [naam revalidatiearts] opgestelde FML.

4.11.
Partijen twisten eveneens over de loonwaarde van de ondernemerstaken die [eiser] binnen de eigen onderneming kan uitvoeren. Hierbij voert Allianz aan dat de onderneming sinds het ongeval substantieel is gegroeid, waardoor ook de ondernemerstaken zullen zijn toegenomen. Ook meent Allianz dat er onduidelijkheid is over de situatie van de onderneming zonder het ongeval en betwist Allianz de uitgangspunten in de door [eiser] overgelegde schadeberekening, zoals de gehanteerde omzet, de kosten van personeel, de financiële lasten enzovoort. De rechtbank ziet hierin aanleiding naast de te benoemen arbeidsdeskundige, die mede over de voormelde loonwaarde zal kunnen rapporteren, eveneens een deskundige te benoemen die een bedrijfseconomisch onderzoek kan doen naar deze punten.

4.12.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich - in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen - uit te laten over de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n). De rechtbank verzoekt partijen hierover in overleg te treden, zodat zo mogelijk een eensluidend voorstel aan de rechtbank wordt gedaan. De rechtbank zal partijen eveneens in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.

4.13.
De rechtbank is voornemens in ieder geval de volgende vragen aan de arbeidsdeskundige voor te leggen;

Zijn er, gelet op de beperkingen van [eiser] , zoals die volgen uit de rapporten van [naam orthopedisch chirurg] en [naam revalidatiearts] en rekening houdend met de door hem genoten opleiding, passende arbeidsmogelijkheden voor [eiser] te duiden buiten de eigen onderneming? Zo ja, welke en voor hoeveel uur per week? Zo nee, waarom niet?

In het geval u vraag 1 bevestigend beantwoordt: wat is het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto, van de door u bij dat antwoord aangegeven arbeid?

In het geval u vraag 1 ontkennend beantwoordt: ziet u, rekening houdend met de beperkingen van [eiser] , zoals die blijken uit de rapporten van [naam orthopedisch chirurg] en [naam revalidatiearts] , en de door [eiser] genoten opleiding, mogelijkheden tot (verdere) omscholing? Zo ja, welke opleiding(en) kom(t)(en) daarvoor in aanmerking, wat is de duur en wat zijn de kosten van die opleiding(en)?

Indien vraag 3 aan de orde is en door u in bevestigende zin is beantwoord, wat zou het te verwachten verdienvermogen, zowel bruto als netto, van [eiser] zijn na voltooiing van de door u in dat antwoord genoemde nadere omscholing en aan welk carrièreverloop zou dan volgens u gedacht kunnen worden?

Wat zijn, gelet op de huidige omvang en aard van de werkzaamheden van de eigen onderneming van [eiser] , de ondernemerstaken die [eiser] binnen de eigen onderneming kan uitvoeren en hoeveel uur schat u dat daarmee per week zijn gemoeid?

Zijn er nog andere voorzieningen te treffen die het verdienvermogen van [eiser] , al dan niet na omscholing als hiervoor onder 4 bedoeld, kunnen verhogen? Zo ja, welke voorzieningen zijn dat en wat zijn de kosten daarvan, voor zover deze niet op grond van bestaande regelingen worden vergoed?

Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

III. Primair en subsidiair verweer

4.14.
Allianz meent dat [eiser] door zijn houding tijdens het schaderegelingstraject zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden, zodat de looptijd van zijn vordering ter zake van verlies van arbeidsvermogen teruggebracht moet worden naar een periode van maximaal 10 jaar. Allianz voert ter onderbouwing aan dat [eiser] niet bereid is geweest om mee te werken aan een onderzoek naar de vraag of hij buiten zijn eigen onderneming arbeid kan verrichten. [eiser] had dit wel moeten doen en in dit verband professionele begeleiding moeten accepteren. Hij had zich al vanaf 2015 onder begeleiding van [naam arbeidsdeskundige 1] kunnen richten op re-integratie buiten zijn eigen onderneming. Door dit na te laten heeft [eiser] niet voldaan aan zijn verplichting om binnen de grenzen van de redelijkheid zijn schade te beperken. Het betreft hier een omstandigheid die aan [eiser] kan worden toegerekend, zodat de schade ex art 6:101 BW moet worden verminderd.

4.15.
[eiser] voert verweer. Hij stelt dat hij wel degelijk heeft meegewerkt aan de tot op heden verrichtte onderzoeken en dat, voor zover dat niet het geval was, dat niet was omdat hij niet mee wilde werken maar omdat hij dat niet kon.

4.16.
Uit het rapport van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] van 7 juli 2015 blijkt dat [eiser] : ‘Door de boosheid … zich niet [kan] openstellen voor alternatieven’; nog volop in de verwerking van het ongeval lijkt te zitten’ en als gevolg daarvan ‘lijkt er geen ruimte te zijn om met een bredere en open blik naar de toekomst te kijken’. [naam arbeidsdeskundige 1] stelt een traject voor om te onderzoeken of [eiser] in staat is tot andere werkzaamheden, echter dit onder het voorbehoud dat er geen sprake is van blokkades bij [eiser] . Die blokkades zijn er op dat moment blijkbaar (nog) wel. Dat dit traject (op een later moment) concreet aan [eiser] is voorgesteld en dat hij heeft geweigerd daaraan mee te werken, blijkt niet uit de verschillende deskundigenrapportages.

[naam arbeidsdeskundige 2] heeft [eiser] begeleid bij het in kaart brengen van de werkzaamheden die hij nog wel binnen de onderneming kan verrichten. [naam arbeidsdeskundige 2] schrijft in zijn vervolgrapport van 5 april 2018: ‘De samenwerking met betrokkene is in mijn beleving prima verlopen. Er werden afspraken gemaakt en betrokkene is die afspraken nagekomen’.

Al met al blijkt uit deze rapportages niet dat [eiser] zijn medewerking heeft geweigerd. Volgens [naam arbeidsdeskundige 2] was de samenwerking zelfs prima. Dat er sprake is, of is geweest, van weerstand bij [eiser] tegen eventueel verder onderzoek naar zijn restverdiencapaciteit en dat hij heeft gezegd dat hij zichzelf volledig arbeidsongeschikt acht, mag zo zijn, echter hiermee is geen sprake van schending van de schadebeperkingsplicht. Van een concrete weigering van [eiser] tot medewerking aan nader onderzoek is immers niet gebleken. De rechtbank verwerpt het verweer.

ECLI:NL:RBROT:2020:7541