Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 's-Hertogenbosch 280911 overlijdensschade advocaat; carriereontwikkeling weduwe,

Rb 's-Hertogenbosch 280911 overlijdensschade advocaat; carriereontwikkeling weduwe

Inkomsten [eiseres sub 1] 

3.37.  Vaststaat dat [eiseres sub 1] voor het ongeval parttime werkzaam was als onderwijzeres (factor 0,4731). Na het overlijden van haar man is zij gedurende enige tijd niet in staat geweest om te werken in verband waarmee aan haar uitkeringen zijn verstrekt op grond van de Ziektewet en de WAO. Bij terugkomst op haar werkplek bleek de werksituatie gewijzigd. Dit heeft geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2004. Zij heeft daarna getracht een andere vaste werkkring te vinden, wat vooralsnog niet is gelukt. Zij ontvangt geen werkloosheidsuitkering meer en doet nu invalwerk via een regionale invalpool. 

3.38.  De rechtbank stelt vast dat de stellingen van partijen over de vermoedelijke inkomsten van [eiseres sub 1] niet heel duidelijk en consistent zijn. Ter zitting is van de zijde van [eisers] evenwel uitdrukkelijk naar voren gebracht dat het ontslag van [eiseres sub 1] en het feit dat zij nadien geen (vast) werk meer heeft kunnen vinden geen verband houden met het overlijden van [XX]. Dit is door Allianz c.s. niet gemotiveerd weersproken. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat ook als [XX] niet zou zijn overleden, [eiseres sub 1] eind 2004 zou zijn ontslagen en dat zij daarna geen (vast) werk meer had kunnen vinden. De vermoedelijke inkomsten van [eiseres sub 1] in de hypothetische situatie zonder ongeval moeten daarom gelijk worden gesteld met de inkomsten die zij feitelijk heeft ontvangen sinds 2002 en die zij feitelijk nog zal ontvangen. Voor toekomstige jaren acht de rechtbank het redelijk om uit te gaan van een jaarinkomen gelijk aan het gemiddelde inkomen over de drie jaren voorafgaand aan het moment van berekening. Vanaf 2024 zou [eiseres sub 1] een AOW-uitkering en een ABP-pensioen hebben ontvangen.  LJN BT2741