Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 281020 huishoudelijke hulp cf richtlijnen DLR

RBNHO 281020 na vz-geneeskundig en ad onderzoek blijkt dat daling visus van 40% naar 10% slechts gedurende een korte periode tot schade heeft geleid.
- daling visus van 40 naar 10% na mishandeling, smartengeld € 15.000,-

- huishoudelijke hulp cf richtlijnen DLR
- geen inkomenschade over WSNP-periode omdat gedurende de WSNP inkomsten afgedragen dienen te worden aan schuldeisers

Huishoudelijke hulp

2.9.11.
Ter onderbouwing van deze kosten verwijst [eiseres] naar de richtlijn huishoudelijke hulp en vordert een bedrag van € 8.874,- over de periode 13 juni 2013 tot en met 13 april 2015.

[gedaagde] betwist deze schade, er zijn geen kosten gemaakt en op basis van de recente medisch-arbeidskundige rapportages acht hij aannemelijk dat [eiseres] in januari 2014 al in staat te achten was zelf haar huishouden te runnen.

2.9.12.
De rechtbank overweegt als volgt.

In letselschadezaken wordt bij het vaststellen van kosten voor huishoudelijke hulp doorgaans aangesloten bij de normbedragen van de Letselschade Richtlijnen. Bij toepassing van deze richtlijnen hoeft geen concreet bewijs van schade te worden geleverd, maar de schade dient wel aannemelijk te worden gemaakt. [eiseres] heeft in haar dagvaarding aangevoerd dat zij naast haar ouders en een vriendin in de huishoudelijke taken is bijgestaan door Evean thuiszorg. Daarmee heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zij kosten voor huishoudelijke hulp heeft moeten maken. De rechtbank sluit vervolgens aan bij de door [eiseres] gevorderde bedragen in de inleidende dagvaarding met dien verstande dat de rechtbank deze kosten beperkt tot 1 maart 2015. Uit het rapport van Kwast blijkt dat [eiseres] in december 2014 nog behoefte had aan hulp in het huishouden. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank uitgaat van de volgende kosten voor huishoudelijke hulp
- 13 juni 2013 – 13 september 2013: € 126,- x 13 weken = € 1.638,00
- 13 september 2013 – 13 december 2013: (6 x € 9,-) x 13 weken = € 702,00
- 13 december 2013 – 1 maart 2015 (6 x € 9,-) x 63 weken = € 3.402,00

Totaal € 5.742,00

Deze kosten dienen door [gedaagde] te worden vergoed.

Vervoerskosten

2.9.13.
[eiseres] vordert een bedrag van € 799,67 voor reis- en parkeerkosten. Zij heeft deze kosten verdeeld in kosten van vervoer naar het VUMC en het AMC, de psycholoog, de huisarts, de gemachtigde, Slachtofferhulp en parkeerkosten.

[gedaagde] betwist dat al deze kosten een gevolg zijn van de mishandeling. Subsidiair stelt [gedaagde] dat [eiseres] deze kosten onvoldoende heeft onderbouwd.

[eiseres] heeft de diverse reiskosten gespecificeerd en het juiste tarief toegepast. Dit onderdeel van de vordering zal door de rechtbank echter enigszins worden gematigd. [eiseres] diende immers ook zonder het ongeval regelmatig het ziekenhuis te bezoeken in verband met haar al bestaande oogproblemen. Bovendien is niet onderbouwd dat 48 bezoeken aan de psycholoog het gevolg zijn van de mishandeling door [gedaagde] . De rechtbank zal deze post, schattenderwijs, begroten op € 600,-.

Zelfmedicatie

2.9.14.
[eiseres] vordert een bedrag van € 93,38 voor zelf aangeschafte medicatie. Zij heeft van de door haar gemaakte kosten bewijsstukken overgelegd.

Deze kosten zijn niet door [gedaagde] betwist. Voor zover [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord deze kosten heeft willen betwisten door zijn stelling dat niet is aangetoond dat deze kosten in direct verband staan met de gevolgen van het duwincident, verwerpt de rechtbank dit verweer. De data van de verschillende facturen zijn gelegen in de periode tussen 27 juni 2013 en 21 augustus 2013. De behandelingen en kosten voor medicatie hebben plaatsgevonden dan wel zijn betaald in de maanden direct volgend op de mishandeling op 13 juni 2013. Deze kosten dienen derhalve eveneens door [gedaagde] aan [eiseres] te worden vergoed.

Overige materiële schade

2.9.15.
Terzake van overige materiële schade vordert [eiseres] een bedrag van € 300,-. Dit betreft schade aan een televisie en een mobiele telefoon. [eiseres] heeft ter onderbouwing van deze kosten enkele foto’s overgelegd.

[gedaagde] betwist gemotiveerd dat hij zaken van [eiseres] zou hebben vernield.

Na deze betwisting is [eiseres] op dit onderdeel van de vordering niet meer teruggekomen. Het zal daarom worden afgewezen.

Immateriële schade

2.9.16.
Aan immateriële schade vordert [eiseres] een bedrag van € 30.000,-. Zij verwijst ter onderbouwing van deze schade naar haar oogletsel, de gestelde PTSS-diagnose, pijnklachten aan haar hoofd, nek, gezicht en strottenhoofd, slapeloosheid en concentratie- en geheugenstoornissen.

[gedaagde] betwist deze schade. [gedaagde] betwist dat hij naast de duw die de politierechter als bewezen heeft verklaard [eiseres] op andere manieren heeft aangeraakt. Hij betwist met name dat hij [eiseres] heeft getracht te wurgen.

2.9.17.
In het vonnis van 7 oktober 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat “de politierechter uitsluitend bewezen heeft verklaard dat [gedaagde] [eiseres] eenmaal heeft geduwd waardoor zij op de grond is gevallen. Niet bewezen is dat [gedaagde] [eiseres] meermalen heeft geduwd waardoor ze onder meer tegen een kast en/of orgel terechtgekomen is, dat [gedaagde] de keel/hals van [eiseres] heeft vastgepakt en dichtgeknepen of dat hij het hoofd van [eiseres] heeft vastgepakt en haar met haar hoofd tegen de deur heeft geslagen.” Het vonnis van de politierechter is in kracht van gewijsde gegaan en daardoor staat in deze procedure vast dat [gedaagde] [eiseres] heeft geduwd waardoor zij op de grond is gevallen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft [eiseres] recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.

2.9.18.
De rechter dient de vergoeding voor immateriële schade naar billijkheid vast te stellen. Hij moet daarbij rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Relevante factoren zijn de aard van het letsel, de ernst van het letsel en gevolgen van het letsel voor de betrokkene, de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het verwijt en de mate van verwijtbaarheid. De rechter moet bij de begroting van de vergoeding voor immateriële schade ook letten op bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.

2.9.19.
De rechtbank gaat uit van de in deze procedure vastgestelde feiten.

De als deskundige aangestelde oogarts heeft geconcludeerd dat het visus van het linkeroog van [eiseres] is gedaald van 40% naar 10% waarbij ook het gezichtsveld meer concentrisch is geworden. Het blikveld van het linkeroog is fors afgenomen. Het causaal verband tussen dit oogletsel en de mishandeling van [eiseres] door [gedaagde] staat vast. Uit de FML-2 blijkt dat [eiseres] door het oogletsel in de rubriek persoonlijk functioneren is beperkt in herinneren doordat zij de mogelijkheid moet hebben dingen op te schrijven als geheugensteun, waardoor ook haar handelingstempo is beperkt en zij is aangewezen op werk zonder een verhoogd persoonlijk risico. Daarnaast kan zij moeilijk focussen, doordat ze maar met één oog ziet. Hierdoor wordt ze bij diverse praktische handelingen gehinderd. In het sociaal functioneren is [eiseres] beperkt in het zien, het lezen (een tempoverlies van 25-30%), het omgaan met conflicten en vervoer, omdat [eiseres] vaker en meer met haar hoofd naar links moet roteren en zij beperkt is in autorijden bij slecht, regenachtig, schemerig, donker weer. Bij de dynamische handelingen is [eiseres] eveneens beperkt in verband met haar linkeroog.

Ten slotte moet zij vaker dan daarvoor door de oogarts worden gecontroleerd aan haar ‘goede’ oog; er bestaat een reële angst voor ontstekingen aan dat oog met als mogelijk gevolg totale blindheid.

2.9.20.
Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, en de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 15.000,- redelijk.

Resumerend

2.9.21.
Het vorenstaande komt erop neer dat de rechtbank zal bepalen dat [gedaagde] aan schadevergoeding aan [eiseres] een bedrag dient te betalen van:
- verlies pensioenopbouw € 1.141,00
- kosten huishoudelijke hulp € 5.742,00
- reis- en parkeerkosten € 600,00
- zelfmedicatie € 93,38
- immateriële schade € 15.000,00

Totaal € 22.576,38

Uitkering schadefonds geweldsmisdrijven

2.10.
[eiseres] heeft van het Schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) een bedrag toegekend gekregen van in totaal € 9.540,00. Dit bedrag ziet op € 6.000,- immateriële schadevergoeding, verhoogd met een bedrag van € 2.500,- in verband met het staken van haar onderneming vanwege arbeidsongeschiktheid, € 422,- in verband met kosten medische hulp, € 541,- in verband met kosten vervoer en € 77,- voor griffiekosten. In de beslissing op de aanvraag voor toekenning van een vergoeding is door het schadefonds opgenomen dat [eiseres] het schadefonds dient te informeren indien zij geld van anderen krijgt, zoals bijvoorbeeld de dader. In een dergelijk geval wordt beoordeeld of [eiseres] het geld aan het schadefonds dient terug te betalen omdat zij geen uitkering van het schadefonds krijgt als zij haar schade op een andere manier vergoed krijgt. Nu het door het schadefonds betaalde bedrag een voorwaardelijke uitkering betreft, die kan worden teruggevorderd als de aansprakelijke partij de schade volledig heeft voldaan, dient dit bedrag voor de vergoedingsplicht van [gedaagde] verder buiten beschouwing te worden gelaten.

Kosten

2.11.
De rechtbank beschouwt [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zal hem dan ook in de proceskosten veroordelen. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat 2.085,00 (3 punten × tarief € 695,00)

Totaal € 2.260,31

2.12.
[gedaagde] zal eveneens in de kosten van de deskundige oogarts worden veroordeeld. Dat onderzoek was nodig in verband met het verweer van [gedaagde] en de oogarts heeft de stelling van [eiseres] bevestigd. Datzelfde geldt voor het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waaruit volgt dat [eiseres] op diverse terreinen beperkingen ondervindt als gevolg van de mishandeling.

[eiseres] dient echter de kosten van het arbeidsdeskundig onderzoek te dragen. Uit dat onderzoek blijkt dat de stelling van [eiseres] dat zij een fors verlies aan verdienvermogen heeft, moet worden verworpen.

Deze kosten bedragen:
- oogarts € 4.114,00
- verzekeringsgeneeskundige € 4.494,52
- arbeidsdeskundige € 5.689,52. ECLI:NL:RBNHO:2020:8953