Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 110407 vaststellen schade zelfwzh. uit aard der zaak schattenderwijs; aanbevelingen NPP

Rb Arnhem 11-04-07 vaststellen schade zelfwerkzaamheid uit aard der zaak schattenderwijs; aanbevelingen NPP
2.2.  De rechtbank stelt bij de beoordeling van de verschillende schadeposten het volgende voorop. Het gaat hier om schade wegens verlies van zelfwerkzaamheid. In het geval van eiseres vertaalt zich die voornamelijk in behoefte aan huishoudelijke hulp, behoefte aan hulp bij onderhoudswerkzaamheden aan de woning en behoefte aan hulp bij tuinonderhoud. Deels gaat het om reeds verschenen, deels om toekomstige schade. Dit soort schade moet uit de aard der zaak schattenderwijs worden begroot, waarbij noodzakelijkerwijs op veel aspecten zal moeten worden geabstraheerd van de concrete omstandigheden van eiseres, al was het maar omdat die omstandigheden in de loop van de tijd fluctueren. Zo vindt bijvoorbeeld in dit geval geen jaarlijkse correctie plaats voor het feit dat de kinderen groter worden en uiteindelijk het huis uit gaan, hetgeen op de behoefte aan bijvoorbeeld huishoudelijke hulp van invloed is. Het doel van het inschakelen van een arbeidsdeskundige is uitsluitend het mogelijk maken van een zo veel mogelijk beredeneerde schatting, waarbij ook een zekere objectivering plaatsvindt door aansluiting te zoeken bij de behoefte die gemiddeld genomen in een bepaald soort gezinssituatie bestaat. Bij de beoordeling van het deskundigenbericht dient het uitgangspunt (schattenderwijs begroten van – deels – toekomstige schade) dus niet uit het oog te worden verloren. De onderhavige procedure biedt daarom geen ruimte voor bewijslevering op alle (detail)punten waarop eiseres met de deskundige van mening verschilt. Zoals uit het hiernavolgende zal blijken acht de rechtbank zich door het rapport van de deskundige voldoende voorgelicht om de vereiste schatting te maken. Zij ziet derhalve geen reden een comparitie te gelasten om de deskundige zijn rapport nader te laten toelichten. (...)

Schilderwerk, tuinonderhoud, onderhoud kurkvloer (verlies zelfwerkzaamheid)

2.14.  Wat betreft de vraag naar de beperkingen die [eiseres] als gevolg van het ongeval zou ondervinden in verband met schilderwerk, tuinonderhoud en onderhoud kurkvloer heeft Nohlmans in zijn rapport geconcludeerd:
“B: De klachten c.q. beperkingen verhinderen dat betrokkene geen schilderwerkzaamheden meer aan haar woning verricht, haar tuinonderhoud en ook de kurkvloer niet meer schoonmaakt.
C: Ten aanzien van de vraag omtrent de kosten die het laten uitvoeren van de tuinierswerkzaamheden alsmede ook het verven en behangen is niet beantwoord. Als reden hiervoor is aan te merken dat betrokkene op basis van beperkingen voor het ongeval dusdanig waren dat zij daarmee eerder genoemde werkzaamheden niet kon uitvoeren, zonder de toen aanwezige beperkingen te overschrijden. Dit impliceert dat er daarom ook geen extra kosten gemaakt worden, welke zijn terug te voeren op het haar overkomen ongeval. De opmerkingen c.q. vragen hebben niet geleid tot een wijziging van het eerder ingenomen standpunt.”

2.15.  Goudse kan zich in deze conclusie vinden en betoogt op grond daarvan dat wat betreft het verlies aan zelfwerkzaamheid geen schade is geleden. De rechtbank volgt Goudse daarin niet. Dat [eiseres] deze werkzaamheden voor het ongeval verrichtte – zij het verspreid en gedoseerd – heeft Goudse niet zozeer bestreden. Dat [eiseres] hier wellicht – theoretisch gezien – niet toe in staat was volgens Nohlmans, kan wel zo zijn, maar de praktijk heeft uitgewezen dat de fysieke beperkingen die [eiseres] voor het ongeval ondervond, in hoofdzaak energieverlies, haar er niet van weerhielden deze werkzaamheden te verrichten. Dat zij deze werkzaamheden vanwege de beperkingen die zij als gevolg van het ongeval ondervindt niet meer kan verrichten, heeft Goudse niet bestreden. De conclusie moet op grond daarvan luiden dat [eiseres], zoals zij stelt, op dit punt wel degelijk schade lijdt als gevolg van het ongeval, ook al valt dit niet in te passen in theoretische belastbaarheidspatronen.

2.16.  [eiseres] heeft de kosten in verband met het schilderswerk gesteld op € 1.370,-- per jaar. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een offerte van een schildersbedrijf overgelegd. De kosten in verband met onderhoud van de tuin stelt zij op € 290,-- per jaar en de kosten in verband met het schoonmaken van de kurkvloer op € 120,-- per jaar. Ter onderbouwing van de kosten in verband met onderhoud van de tuin voert zij aan dat dit een redelijke vergoeding is voor extra werkzaamheden van partner/kinderen. De rechtbank zal wat betreft de kosten van deze werkzaamheden aansluiting zoeken bij de aanbeveling in verband met kosten zelfwerkzaamheid van het Nationaal Platform Personenschade. Voor het verlies aan zelfwerkzaamheid – waaronder de rechtbank de hiervoor genoemde werkzaamheden schaart – wordt uitgegaan van € 1.000,-- per jaar x factor 1,3 (vrijstaande woning) = € 1.300,--. Wat betreft de tuinwerkzaamheden acht [eiseres] zich nog voor de helft in staat de werkzaamheden te verrichten die zij voorheen ook deed. De rechtbank zal daarom van de berekende jaarschade een percentage van 85% nemen, hetgeen neerkomt op een schade van € 1.105,-- per jaar. Weliswaar valt dit normbedrag lager uit dan de door [eiseres] begrote schade maar de rechtbank is van oordeel dat met dit normbedrag kan worden volstaan omdat zonder nadere toelichting van [eiseres], die ontbreekt, niet valt in te zien dat zij meer kosten moet maken dat het gemiddelde. De schade zal, om dezelfde redenen als de hiervoor toegewezen kosten in verband met mantelzorg, worden toegewezen vanaf 1 april 2000. De verschenen schade bedraagt 7 x € 1.105,-- = € 7.735,--. De contante waarde van deze schade bedraagt, uitgaande van voornoemde jaarschade, een looptijd van nog 18 jaar van 1 april 2007 tot 1 april 2025, de meest recente sterftekansen en een rekenrente van 3%, afgerond € 15.000,--. De totale schade in verband met het verlies aan zelfwerkzaamheid bedraagt daarmee € 22.735,--.
LJN BA5538