Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 150807 toewijzing gevorderde lumpsum ad. € 3.750,- ipv NPP-conform bedrag

Rb Arnhem 150807 toewijzing gevorderde lumpsum ad. € 3.750,- ipv NPP-conform bedrag
2.5.  [eiser] heeft tevens vergoeding gevorderd wegens verlies van zelfwerkzaamheid in en om het huis. Hierop ziet de tweede bewijsopdracht. In het leveren van dat bewijs is [eiser] in zoverre geslaagd dat voldoende aannemelijk is geworden dat hij voor het ongeval zelf schilder-, stuc- en timmerwerkzaamheden aan zijn woning verrichtte en het tuinonderhoud deed, dat hij daartoe na het ongeval nauwelijks meer in staat is en dat hij voor de werkzaamheden aan de woning wel eens derden heeft ingeschakeld. Uit de getuigenverklaring van [XXX], die heeft verklaard dat hij als kennis van [eiser] ongeveer eens per twee maanden bij hem over de vloer kwam en komt, volgt immers dat [eiser] nog wel tot enige zelfwerkzaamheid in staat is, maar ook dat hij voor allerlei omvangrijker verbouwingswerkzaamheden in het nieuwe huis derden heeft moeten inschakelen, terwijl hij dergelijke werkzaamheden en het tuinonderhoud voorheen zelf deed. Met betrekking tot de oude woning hebben de getuigen [XXX] en [XXX] bevestigd dat [eiser] dergelijke werkzaamheden en/of het tuinonderhoud zelf verzorgde. De getuige [XXX] heeft verklaard [eiser] zowel in het oude als in het nieuwe huis ongeveer één a twee keer per maand te hebben bezocht en nog te bezoeken en bij een bezoek aan het nieuwe huis te hebben gezien dat derden daar metselwerk en stucwerk verrichten, terwijl [eiser] zelf niets deed. Voorts heeft [XXX] verklaard dat hij [eiser] voor het ongeval wel maar na het ongeval niet meer in de tuin heeft zien werken en dat zijn vrouw de tuin nu verzorgt. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] na het ongeval kosten heeft gemaakt voor onderhoud aan zijn huis. Anders dan [gedaagde 1] c.s. menen ziet de overgelegde factuur met betrekking tot de keuken blijkens de omschrijving ook op montagekosten, zij het dat niet duidelijk is welk deel van de factuur die montagekosten betreft. Dat geen andere facturen dan de die factuur inzake de montagekosten van de keuken en een factuur inzake stucadoorswerkzaamheden in het geding zijn gebracht noopt niet tot de conclusie dat er verder geen kosten zijn gemaakt, zoals [gedaagde 1] c.s. menen.

2.6.  Op grond van het voorgaande zijn [gedaagde 1] c.s. gehouden [eiser] 25% van de kosten wegens verlies van zelfwerkzaamheid te vergoeden. Op zichzelf is juist dat, zoals [gedaagde 1] c.s. hebben betoogd, [eiser] geen bewijs van de hoogte van de schade heeft geleverd, maar de rechter is bij de vaststelling van de schade ook niet gebonden aan de normale regels van stelplicht en bewijslast (HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196). De rechtbank zal met gebruikmaking van de vrijheid die haar ingevolge art. 6:97 BW toekomt de schade schatten en daarbij onder meer de uitgangspunten van de Aanbeveling Zelfwerkzaamheid van het Nationaal Platform Personenschade betrekken. [eiser] heeft (25% van) een lumpsum van EUR 15.000,00 gevorderd. Dit bedrag is door [eiser] gebaseerd op een jaarschade van EUR 1.500,00 en - dus - op een looptijd van 10 jaar. De door hem gehanteerde jaarschade is hoger dan de jaarschades die op grond van de aanbeveling zouden gelden. Op grond van de getuigenverklaring van onder meer [eiser] en zijn echtgenote is genoegzaam komen vast te staan dat hij tot en met ongeveer 2002 een twee-onder-een-kap huurwoning met tuin bewoonde alwaar hij al het huurdersonderhoud - en meer - deed of zou hebben gedaan. Volgens de aanbeveling geldt voor die situatie een jaarschade van EUR 500,00. Ook staat op grond van de getuigenverklaringen vast dat [eiser] per 2003 naar een eigen woning van hetzelfde type is verhuisd, hetgeen volgens de aanbeveling aanspraak geeft op een jaarlijkse vergoeding van EUR 1.000,00. Rekening houdend met de door [eiser] gehanteerde looptijd van 10 jaar, dus de periode 1996 tot en met 2005, zou het totaalbedrag aan verlies van zelfwerkzaamheid uit komen op EUR 6.500,00 (7 jaren x EUR 500,00 en 3 jaren x EUR 1.000,00). In de gegeven omstandigheden - [eiser] heeft een bescheiden looptijd gehanteerd en was timmerman van beroep, zodat hij meer dan de gemiddelde persoon gewoon en in staat was onderhoud aan zijn woning te verrichten - acht de rechtbank het gerechtvaardigd niettemin van de door hem gestelde lumpsum uit te gaan. De schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid wordt daarom op EUR 15.000,00 begroot en 25% daarvan - dus EUR 3.750,00 - zal worden toegewezen.
LJN BB2038