Rb R.dam 100609 whiplash; richtlijnen NvN zijn geen rechtsregels
- Meer over dit onderwerp:
WHIPLASH, richtlijnen NVN
Rb R.dam 100609 whiplash; richtlijnen NvN zijn geen rechtsregels
2.1 Het
geschil tussen partijen in deze zaak betreft de vaststelling van de
omvang van schade die voor [eiseres] voortvloeit uit een haar op 22
juli 1998 overkomen verkeersongeval (hierna: "het ongeval").
2.2 Bij voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank een
deskundigenonderzoek gelast teneinde zich omtrent de (blijvende)
gevolgen van het ongeval te doen voorlichten door een onafhankelijk
neuroloog. Deze deskundige heeft in een uitvoerig gemotiveerd rapport
(26 pagina's, exclusief bijlagen) verslag gedaan van zijn bevindingen.
Beide partijen hebben gebruik gemaakt van de hen door de deskundige
geboden gelegenheid om vragen te stellen en/of opmerkingen te maken
naar aanleiding van het conceptrapport. Betreffende brieven van
partijen en zijn reactie daarop heeft de deskundige als bijlagen bij
zijn definitieve rapport gevoegd.
2.3 Nu beide partijen beschikken over het integrale rapport van de
deskundige zal de rechtbank hierna slechts enkele, op dit moment voor
de verdere behandeling van de zaak van belang zijnde, aspecten van het
rapport noemen.
2.4 Op pagina 17 van het rapport vermeldt de deskundige als conclusie
dat het goed mogelijk is dat [eiseres] bij het ongeval een
deceleratietrauma van de nek heeft opgelopen (een "whiplash like
injury"), waarna zij klachten heeft ontwikkeld die in de loop van de
jaren bijzonder hardnekkig zijn gebleken en die ten tijde van zijn
onderzoek nog steeds aanwezig waren. Deze klachten samen genomen kunnen
in zijn visie gekwalificeerd worden als een postwhiplashsyndroom. Met
name pijnen in nek, hoofd en schoudergordel staan hierin op de
voorgrond.
2.5 Op pagina 20 van het rapport stelt de deskundige voor, uitgaande
van de aanwezigheid van het postwhiplashsyndroom, een percentage
functieverlies toe te kennen van 2, zulks op basis van de ten tijde van
het vonnis van 21 maart 2007 vigerende NVN-richtlijnen van december
2001.
2.6 Op pagina 21 van het rapport vermeldt de deskundige dat [eiseres]
enige, vrij lichte, beperkingen heeft bij het verrichten van
huishoudelijke werkzaamheden, bij de recreatieve activiteiten en in de
loonvormende arbeid. Het gaat daarbij om beperkingen bij lichamelijk
zware, nek- en schouderbelastende activiteiten die langdurig
volgehouden en chronisch herhaald moeten worden. Daarbij kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan beperkingen bij langdurig gebukt staan
of boven schouderhoogte werken, bij zwaar tillen, sjouwen, duwen en
trekken en bij lang zitten en staan. Ook kunnen er belemmeringen zijn
bij ver reiken, klimmen en klauteren, kruipen en knielen.
2.7 Op pagina 22 van het rapport vermeldt de deskundige dat de
klachten en verschijnselen die [eiseres] ten tijde van zijn onderzoek
had met het ongeval in verband kunnen worden gebracht en niet
samenhangen met andere niet ongevalsgerelateerde
gezondheidsproblematiek waarvan de deskundige in het rapport verslag
doet.
2.8 Op pagina 25 van het rapport vermeldt de deskundige dat de
toestand van [eiseres] zodanig is dat van een chronisch pijnsyndroom
gesproken kan worden, waarvan de prognose slecht is en waarbij niet
meer gerekend hoeft te worden op een invloed van een behandeling.
2.9 Op pagina 26 van zijn rapport vermeldt de deskundige dat het
oordeel van een psychiater geïndiceerd is met het oog op de mogelijke
aanwezigheid van een stemmingstoornis als gevolg van het ongeval.
2.10 [eiseres] wijst er in haar conclusie na deskundigenbericht op dat
uit het rapport van de deskundige voortvloeit, dat met gebruik van de
vijfde editie van de AMA Guides het percentage functieverlies
vastgesteld kan worden tussen 5 en 8, als ervan wordt uitgegaan dat de
door de deskundige genoemde cervicale HNP C5-C6 bijdraagt aan de
pijnklachten in de nek en beschouwd wordt als traumagevolg.
2.11 De rechtbank is op grond van de inhoud van het rapport van de
deskundige van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat om aan te nemen
dat de gerapporteerde HNP ongevalsgerelateerd is. Daarnaast is de
rechtbank van oordeel dat er geen redenen bestaan om aan te nemen dat
de HNP beperkingen veroorzaakt. Immers, voor wat betreft de relatie met
het ongeval vermeldt de deskundige op pagina 19 van het rapport dat
niet valt uit te maken of de HNP traumagerelateerd is. De deskundige
acht dat weliswaar niet onmogelijk, maar hij wijst erop dat het beeld
pas acht jaar na het trauma werd vastgesteld. Voor wat betreft de
eventuele gevolgen van de HNP vermeldt de deskundige op pagina 22 van
zijn rapport dat het niet vanzelfsprekend is dat bij een cervicale HNP
als de onderhavige (zonder enige wortelbeïnvloeding) pijnen optreden.
Daarbij wijst hij erop dat een HNP ook asymptomatisch kan blijven.
2.12 Allianz c.s. voert bij antwoordconclusie na deskundigenbericht
aan dat de deskundige ten onrechte de voor zijn beroepsgroep geldende
richtlijnen heeft genegeerd. De deskundige had in de visie van Allianz
c.s., gelet op dergelijke richtlijnen, niet de diagnose
postwhiplashsyndroom, geen functieverlies van 2% en geen beperkingen
kunnen vaststellen. Eveneens meent Allianz c.s. dat er op grond van
dergelijke richtlijnen geen sprake kan zijn van een ongevalgerelateerde
HNP nu aan het vereiste van het binnen 24 uur ontstaan van radiculaire
verschijnselen niet is voldaan. Allianz c.s. leidt uit het rapport van
de deskundige af dat deze niet onafhankelijk was, maar vooringenomen.
Aan de hand van het rapport van de deskundige kan volgens Allianz c.s.
niet de conclusie worden getrokken dat [eiseres] ten gevolge van het
ongeval (blijvend) letsel en (blijvende) beperkingen heeft opgelopen.
2.13 De rechtbank stelt voorop dat richtlijnen die zijn opgesteld ten
behoeve van medisch specialisten geen rechtsregels zijn waaraan
partijen in een juridische procedure rechtstreeks rechten kunnen
ontlenen, of waarmee de plicht van een te benoemen deskundige om "de
opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen" (artikel 198
lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) kan worden ingeperkt.
Het is weliswaar gebruikelijk om aan de deskundige de vraag voor te
leggen een eventuele mate van functieverlies uit te drukken in een
percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association
(AMA-guides, laatste druk), aangevuld met de eventuele richtlijnen van
zijn eigen beroepsvereniging (vgl. vraag 1 onder g in het tussenvonnis
van 21 maart 2007), maar dit laat onverlet dat de uitleg van die
richtlijnen en de mate waarin een deskundige zich in een concreet geval
aan die richtlijnen gebonden acht in beginsel tot het domein van de
deskundige behoren. Daarenboven is voor de vaststelling van de omvang
van ongevalsgerelateerde schade niet zozeer van belang welk percentage
functieverlies door de deskundige wordt geduid (in welk kader in de
gebruikelijke vraagstelling aan richtlijnen wordt gerefereerd), maar
veeleer welke ongevalsgerelateerde beperkingen (mede) op basis van de
inhoud van het rapport van de deskundige in rechte kunnen worden
vastgesteld en in hoeverre deze beperkingen tot schade leiden.
2.14 De op het in rechte kunnen vaststellen van ongevalsgerelateerde
beperkingen gerichte vragen (met name vraag 1 onder h en vraag 2 in het
tussenvonnis van 21 maart 2007) nodigen de deskundige uit om zijn
deskundig oordeel te geven, uiteraard "onpartijdig en naar beste
weten", over de eventuele beperkingen die de betrokkene ondervindt. In
het tussenvonnis van 21 maart 2007 is bij de toelichting bij vraag 2
aangegeven dat de deskundige wordt gevraagd vanuit zijn kennis en
ervaring op zijn vakgebied zijn mening te geven over kansen en
waarschijnlijkheden. Van de deskundige wordt dus gevraagd om in een
specifiek geval op basis van zijn kennis en ervaring op zijn vakgebied
door onderzoek een oordeel te vormen. Dat oordeel dient de deskundige
in zijn rapport te motiveren. Van die motivering kan deel uitmaken dat
de deskundige uiteenzet hoe zijn oordeel zich verhoudt tot eventueel
binnen zijn beroepsgroep gehanteerde richtlijnen, met name indien
partijen in reactie op het conceptrapport op - vermeende -
discrepanties tussen het oordeel van de deskundige en eventuele
richtlijnen hebben gewezen.
2.15 De rechtbank is van oordeel dat de gevolgtrekkingen van de
deskundige logisch voortvloeien uit zijn bevindingen. De deskundige
heeft zijn conclusies deugdelijk gemotiveerd en op heldere wijze
gereageerd op de vragen en opmerkingen die partijen aan hem hebben
voorgelegd naar aanleiding van het conceptrapport. Er bestaat geen
reden om aan de onafhankelijkheid en/of deskundigheid van de deskundige
te twijfelen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over.
2.16 Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de rechtbank ervan
uitgaat dat [eiseres] door ongevalsgevolgen beperkingen ondervindt als
hiervoor onder 2.6 omschreven.
2.17 Voor wat betreft het vervolg van de procedure stelt [eiseres]
voor dat de rechtbank ofwel het advies van de deskundige opvolgt en een
psychiater tot deskundige benoemt teneinde de rechtbank voor te lichten
omtrent de aanwezigheid bij haar van een stemmingsstoornis, ofwel dat
de rechtbank het percentage functieverlies verhoogt naar tussen 5 en 8.
Allianz c.s. kan zich niet in het verzoek van [eiseres] vinden.
Benoeming van een psychiater zou in de visie van Allianz c.s. geen
enkel doel dienen. Zelfstandige vaststelling van percentages
functieverlies door de rechtbank acht Allianz c.s. - terecht - niet
mogelijk. Allianz c.s. doet geen voorstel voor het vervolg van de
procedure. Allianz c.s. stelt vast dat [eiseres] niet heeft voldaan aan
hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis van 21 maart 2007 onder 3.10
heeft overwogen en verbindt daaraan de conclusie dat de vordering van
[eiseres] voor afwijzing gereed ligt omdat zij onvoldoende aannemelijk
heeft gemaakt dat zij meer schade heeft geleden dan reeds door Allianz
is vergoed.
2.18 Bij het tussenvonnis van 21 maart 2007 heeft de rechtbank onder 3.10 als volgt overwogen:
"De rechtbank wijst partijen erop dat zij zich bij conclusie en
antwoordconclusie na deskundigenbericht niet alleen over het
deskundigenbericht dienen uit te laten, maar ook omtrent de schade en
hetgeen de wederpartij daaromtrent heeft aangevoerd. Desgewenst kunnen
partijen alsdan een voorstel doen - bij voorkeur na overleg en eenparig
- omtrent een eventueel in hun visie noodzakelijk volgend
deskundigenonderzoek. Voor zover door [eiseres] gestelde schadeposten
door Allianz gemotiveerd zijn betwist en [eiseres] tot bewijslevering
wenst te worden toegelaten, verwacht de rechtbank van haar dat zij
daartoe bij conclusie na deskundigenbericht een gespecificeerd
bewijsaanbod doet."
2.19 [eiseres] heeft in haar zeer summiere conclusie na deskundigenbericht:
- zich niet uitgelaten omtrent de schade en hetgeen Allianz c.s. daaromtrent heeft aangevoerd;
- geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan;
- geen concreet voorstel gedaan omtrent een eventueel in haar visie noodzakelijk volgend deskundigenonderzoek.
2.20 De rechtbank zal aan het verzuim van [eiseres] niet de door
Allianz c.s. gewenste gevolgtrekking verbinden dat de vordering dient
te worden afgewezen. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld
zich bij conclusie na tussenvonnis alsnog uit te laten als onder 2.18
en 2.19 hiervoor bedoeld. Allianz c.s zal bij antwoordconclusie na
tussenvonnis mogen reageren.
2.21 In afwachting van de nadere berichten van partijen zal de
rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden. Niettemin wil de
rechtbank partijen erop wijzen dat het haar wenselijk voorkomt dat
partijen met elkaar in overleg treden teneinde te bezien of op dit
moment een regeling in der minne tot stand kan worden gebracht.
Inmiddels is in deze procedure op basis van het rapport van de
neuroloog vastgesteld dat er enige, vrij lichte, ongevalsgerelateerde
beperkingen zijn. De omvang van de schade die uit die beperkingen
voortvloeit, lijkt - mede gelet op de inhoud van de ter comparitie van
partijen van 23 januari 2007 overgelegde en besproken schadestaat -
relatief beperkt. Indien de omvang van de schade in rechte dient te
worden vastgesteld, is niettemin denkbaar dat de rechtbank zich eerst
door een deskundige op het terrein van de psychiatrie zal dienen te
doen voorlichten alvorens de schade kan worden begroot. Immers of -
zoals door de deskundige als mogelijkheid is genoemd - als gevolg van
het ongeval een stemmingstoornis bij [eiseres] aanwezig is, in welk
kader de deskundige aangeeft dat het oordeel van een psychiater
geïndiceerd is, kan door de rechtbank moeilijk worden beoordeeld zonder
voorlichting door een op dat terrein gespecialiseerde deskundige. Aan
nader deskundigenonderzoek zijn uiteraard kosten verbonden (die bij
eindvonnis ten laste van een of van beide partijen zullen dienen te
worden gebracht), terwijl voorts wederom de nodige tijd gemoeid zal
zijn met het verrichten van onderzoek door de te benoemen deskundige,
het rapporteren, het in het verlengde daarvan concluderen door partijen
en vervolgens het wijzen van vonnis door de rechtbank.
2.22 Indien partijen er niet in slagen een regeling tot stand te
brengen, kunnen zij bij conclusie en antwoordconclusie na tussenvonnis
kenbaar maken of zij daartoe wel pogingen hebben gedaan en of zij er
prijs op stellen dat door de rechtbank een comparitie van partijen
wordt gelast alvorens eventueel een deskundigenonderzoek wordt gelast
dan wel andere beslissingen worden genomen. LJN BJ2046