RBOVE 161123 wrongful birth; afwijzing art 843a vordering t.z.v. van door arts én assistente t.o.v. ass. afgelegde verklaring
RBOVE 161123 wrongful birth; afwijzing art 843a vordering t.z.v. van door arts én assistente t.o.v. ass. afgelegde verklaring
2Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[verzoekster] is, ondanks dat bij haar een koperspiraal was geplaatst door [verweerder] , (ongewenst) zwanger geworden. [verzoekster] stelt [verweerder] aansprakelijk voor de daardoor geleden en nog te lijden schade. De aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder] (hierna: de VvAA) wijst die aansprakelijkheid af.
2.2.
[verzoekster] is deze procedure gestart omdat zij kopieën wil hebben van de verklaringen die [verweerder] en haar assistente, genaamd [naam] , aan de VvAA hebben overgelegd. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen. Zij zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3De feiten
3.1.
Op 9 april 2021 is [verzoekster] bevallen van haar vierde kind. Zij beschouwde haar gezin daarmee als compleet en heeft zich daarom door [verweerder] laten adviseren over anticonceptie.
3.2.
Op 20 mei 2021 heeft [verzoekster] door [verweerder] een koperspiraal laten plaatsen.
3.3.
Op 31 mei 2021 heeft [verzoekster] telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpraktijk van [verweerder] , omdat de touwtjes van de spiraal uitstaken. [verzoekster] heeft in dat verband om een echo verzocht, maar dat werd door assistente [naam] niet nodig gevonden.
3.4.
Op 7 juni 2021 zijn de touwtjes door de assistente afgeknipt. Op het herhaalde verzoek van [verzoekster] om een echo te maken, werd afwijzend gereageerd.
3.5.
Op 22 juni 2021 is [verzoekster] in het kader van een uitstrijkje voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker bij de huisartsenpraktijk van [verweerder] geweest. Aan haar verzoek om een inwendige echo te maken werd wederom niet tegemoetgekomen.
3.6.
Op 2 mei 2022 trof [verzoekster] een deel van haar spiraal in het doucheputje aan. Zij is op 3 mei 2022 door de huisartsenpraktijk van [verweerder] verwezen naar de gynaecoloog, waar zij de volgende dag terecht kon. Daar bleek zij (ongewenst) zwanger te zijn.
3.7.
Bij brief van 18 augustus 2022 is [verweerder] namens [verzoekster] aansprakelijk gesteld voor alle door haar geleden en nog te lijden schade. In de brief is verzocht om een kopie van de schriftelijke aansprakelijkheidsstelling naar de VvAA te sturen, samen met een schriftelijke lezing/toelichting van [verweerder] en [naam] over wat er gebeurd is.
3.8.
De VvAA heeft per brief van 6 december 2022 aan [verzoekster] meegedeeld dat er geen aansprakelijkheid wordt erkend. De reden daarvoor is dat volgens de VvAA niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van onzorgvuldig dan wel verwijtbaar handelen. Ook wordt het causaal verband tussen het handelen van [verweerder] en het uiteindelijke beloop bij [verzoekster] door de VvAA betwist.
3.9.
Op 23 december 2022 is [verzoekster] bevallen van haar vijfde kind.
4Het geschil
4.1.
[verzoekster] verzoekt [verweerder] te veroordelen om haar afschrift te verstrekken van haar verklaringen en die van de betrokken assistente, die in het bezit zijn van de VvAA, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat daar niet aan wordt voldaan. Daarnaast verzoekt [verzoekster] dat [verweerder] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
[verzoekster] baseert haar verzoek op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Zij legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij een rechtmatig belang heeft bij afschrift van bepaalde bescheiden van [verweerder] die zien op een rechtsbetrekking waarin [verzoekster] partij is.
4.3.
[verweerder] verzoekt de rechtbank om [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek te verklaren dan wel haar verzoek af te wijzen.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.
5De beoordeling
Artikel 843a Rv
5.1.
Op grond van artikel 843a, eerste lid, Rv kan een partij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Volgens het vierde lid kan als aan deze voorwaarden is voldaan afgifte toch worden afgewezen vanwege gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Rechtmatig belang
5.2.
Allereerst moet beoordeeld worden of [verzoekster] een rechtmatig belang bij de verzochte bescheiden heeft. Het moet gaan om stukken waarbij zij een direct en concreet belang heeft. Het is aan degene die inzage, een uittreksel of afschrift verzoekt om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoekster] voldoende onderbouwd gesteld dat zij een rechtmatig belang heeft bij de verklaringen die [verweerder] en [naam] tegenover de VvAA hebben afgelegd. Vast staat dat [verzoekster] wel beschikt over een afschrift van haar medische dossier, maar dat de verzochte stukken daar geen onderdeel van uitmaken. Het is een gegeven dat [verzoekster] belang heeft bij de verklaringen van [verweerder] en [naam] . Vooral omdat er tussen partijen discussie bestaat over een deel van de feiten, waaronder het aantal telefonische contacten tussen [verzoekster] en de huisartsenpraktijk van [verweerder] . Het ligt voor de hand dat [verweerder] en [naam] tegenover de VvAA vrijuit hun volledige lezing van de gebeurtenis hebben gegeven. Het is denkbaar dat deze stukken meer en/of andere informatie bevatten dan de stukken die tot nu toe onderdeel uitmaken van het (medische) dossier. In zoverre is [verzoekster] aan de hand van de verzochte verklaringen beter in staat is om haar procespositie te bepalen.
Bepaalde bescheiden
5.3.
Het recht op inzage en afgifte bestaat alleen van ‘bepaalde bescheiden’. Het bepaaldheidsvereiste heeft twee functies: het waarborgt dat de verzoekende partij voldoende concreet aangeeft om welke bescheiden het hem te doen is en dat getoetst kan worden of hij het vereiste rechtmatige belang heeft bij inzage in die bescheiden. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] voldoende concreet heeft aangegeven om welke bescheiden zij verzoekt. Bovendien heeft [verweerder] het bestaan van die verzochte stukken niet betwist. Van een zogenaamde “fishing expedition” is dan ook geen sprake.
Rechtsbetrekking
5.4.
Degene die een verzoek op basis van artikel 843a Rv instelt, moet partij zijn in de rechtsbetrekking waarop de bescheiden betrekking hebben. De rechtbank stelt vast dat [verzoekster] onbetwist heeft gesteld dat, doordat er tussen partijen een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft bestaan, aan die voorwaarde is voldaan. Wel is het de vraag of er een juridische grondslag bestaat op grond waarvan [verweerder] veroordeeld kan worden de verklaring van [naam] over te leggen. Het antwoord op die vraag zal de rechtbank echter in het midden laten, gelet op het feit dat toewijzing van dit verzoek hoe dan ook strandt op de hierna volgende belangenafweging.
Belangenafweging
5.5.
Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv voldaan. [verweerder] heeft gesteld dat het verzoek van [verzoekster] in dat geval toch moet worden afgewezen op grond van de belangenafweging als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv. Daarin staat dat degene die de bescheiden ter beschikking heeft of onder zich heeft, niet is gehouden aan het verzoek te voldoen als daarvoor gewichtige redenen zijn of als redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van [verweerder] moet uitvallen. Zij betrekt bij dat oordeel eerdere rechtspraak van de Hoge Raad, waaruit volgt dat voor een partij een gewichtige reden in de zin van artikel 843a lid 4 Rv kan bestaan bij handhaving van de vertrouwelijkheid van haar interne besluit- en gedachtevorming, waaronder begrepen de rol daarin van haar eventuele externe adviseurs.1 Advocaat-generaal Hartlief meent dat daarmee het belang van een ongestoorde gedachtewisseling wordt onderkend.2 Volgens Hartlief kan geredeneerd worden dat de uitoefening van een recht op inzage in een in opdracht van het ziekenhuis en/of diens aansprakelijkheidsverzekeraar opgesteld medisch advies dat belang schendt, omdat zij ertoe leidt dat de deelnemers aan die gedachtewisseling, onder wie de medisch adviseur, wellicht niet meer alles aan het papier toevertrouwen. Verdedigbaar is dat artikel 6 lid 1 EVRM verlangt dat het belang van een partij om in vrijheid en beslotenheid een standpunt te bepalen en de verdediging tegen een (rechts)vordering voor te bereiden wordt beschermd, aldus Hartlief. Hij voegt daaraan toe dat het pleitbaar is dat het recht op een eerlijk proces van artikel 6 lid 1 EVRM in het gedrang kan komen als een partij voorafgaand aan een procedure inzage moet geven in de gedachtewisseling die aan het standpunt en de verdediging van die partij ten grondslag ligt. Hoe wenselijk het ook is dat ziekenhuizen en hun aansprakelijkheidsverzekeraars transparant zijn bij de afwikkeling van (mogelijke) medische fouten en hoe zeer ook een buitengerechtelijke oplossing van een geschil de voorkeur verdient, het moet een partij niet (praktisch) onmogelijk worden gemaakt om een goed doordacht en beargumenteerd standpunt naar voren te brengen in het forum van de rechter, aldus Hartlief. In lijn met deze rechtspraak, oordeelde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eerder dat aan het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot zijn verzekeringsmaatschappij kan wenden afbreuk zou worden gedaan als er een verplichting zou bestaan tot openbaarmaking van deze correspondentie en gespreksverslagen. 3 Bovendien heeft iedere partij een eigen recht om haar verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden. Een aanspraak op inzage in correspondentie die is gewisseld tussen verzekeraar en verzekerde zou inbreuk kunnen maken op dit recht, aldus het hof.
5.7.
Door [verweerder] is gesteld dat de verklaringen van haar en [naam] tegenover de VvAA onder dergelijke gedachtewisselingen moeten worden geschaard. [verzoekster] heeft daar tegenover gesteld dat zij enkel om de feitelijke weergave verzoekt en niet om een eventuele medische analyse. De rechtbank overweegt dat met dat standpunt afbreuk wordt gedaan aan het feit dat een feitelijke weergave van de gebeurtenis en een gedachtewisseling zich nauwelijks laten scheiden tegen de achtergrond van de context om in vrijheid en beslotenheid een standpunt te bepalen en de verdediging tegen een (rechts)vordering voor te bereiden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt bovendien niet in te zien dat de correspondentie tussen [verweerder] en [naam] enerzijds en de VvAA anderzijds niet op één lijn te stellen is met correspondentie tussen een advocaat en cliënt over het opstellen van een verweer tegen een aansprakelijkheidsstelling. In dat laatste geval is er zelfs sprake van een geheimhoudingsplicht. De conclusie van de rechtbank is dat sprake is van gewichtige redenen aan de zijde van [verweerder] , op grond waarvan zij niet gehouden is aan het verzoek te voldoen. Daarnaast wil de rechtbank bij al het voorgaande opmerken dat het [verzoekster] uiteraard vrij staat om [verweerder] en haar assistente onder ede te doen horen. Gelet daarop is een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens gewaarborgd. ECLI:NL:RBOVE:2023:4704