RBROT 081124 wrongfull birth, verwijzing deelgeschil van kanton naar handelskamer, advocaat verplicht
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 081124 wrongfull birth, verwijzing deelgeschil van kanton naar handelskamer, advocaat verplicht
2Het geschil
2.1.
[verzoekster] verzoekt op de voet van artikel 1019w Rv samengevat:
-
voor recht te verklaren dat [verweerster] aansprakelijk is voor de schade, zowel materieel en immaterieel, die [verzoekster] heeft geleden, thans lijdt en in de toekomst nog zal lijden;
-
[verweerster] te veroordelen om aan [verzoekster] te vergoeden alle door haar geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat, met rente;
-
de kosten van het deelgeschil te begroten op € 1.064,32 inclusief btw, te vermeerderen met (i) de ter zitting namens [verzoekster] te noemen kosten verbonden aan de voorbereiding van de mondelinge behandeling en aan de mondelinge behandeling zelf en (ii) met het door [verzoekster] betaalde griffierecht, met veroordeling van [verweerster] om het totaal van deze kosten per ommegaande aan [verzoekster] te vergoeden op een door haar na de beschikking nader aan te geven wijze;
-
e beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerster] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat deze onrechtmatige daad aan [verweerster] kan worden toegerekend. [verweerster] is op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade die [verzoekster] als gevolg daarvan heeft geleden.
2.3.
Daartoe stelt [verzoekster] dat hoewel de uitslag van een door [verzoekster] tijdens haar zwangerschap op 12 juni 2024 ondergane niet-invasieve prenatale test (hierna: NIPT) positief was op het syndroom van Down, [verweerster] haar op 16 juni 2024 heeft medegedeeld dat de uitslag negatief was en dat verder onderzoek niet nodig was. Ook is door [verweerster] bij de 13 weken echo en de 20 weken echo, die op respectievelijk 23 juni en 7 augustus 2023 hebben plaatsgevonden, niets opgemerkt. Pas nadat [verzoekster] is doorverwezen naar het ziekenhuis, en de aldaar werkzame gynaecoloog het dossier van [verzoekster] had bestudeerd, is [verzoekster] voor het eerst ter ore gekomen dat de uitslag van de NIPT positief was. Op dat moment was [verzoekster] al 25 weken zwanger.
2.4.
[verweerster] heeft nalatig gehandeld door een verkeerde uitslag te communiceren aan [verzoekster] en haar niet de begeleiding te bieden die bij een situatie als de onderhavige hoort. Een dergelijk traject bestaat uit het geven van medische informatie en het bieden van psychologische hulp en begeleiding bij het maken van een keuze om het kind te houden of niet. De handelingen van [verweerster] hebben ertoe geleid dat [verweerster] een keuze voor [verzoekster] heeft gemaakt.
2.5.
De schade van [verzoekster] is groot en kan niet eenvoudig worden begroot. Om die reden dient eerst de aansprakelijkheid van [verweerster] te worden vastgesteld. Het leven van [verzoekster] en haar gezin is door het handelen van [verweerster] ernstig ontwricht.
2.6.
[verzoekster] is genoodzaakt om een deelgeschilprocedure te starten doordat [verweerster] weigert om inhoudelijk te reageren en om de aansprakelijkheid te erkennen.
3De beoordeling
3.1.
Kern van het geschil betreft de vraag of [verweerster] aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] , welke schade nog nader dient te worden opgemaakt bij staat.
Kantonrechter is niet bevoegd
3.2.
Volgens artikel 1019x lid 1 Rv is bevoegd de rechter tot wiens absolute en relatieve bevoegdheid de zaak behoort indien deze in een bodemprocedure in eerste aanleg aanhangig zou worden gemaakt. Op grond van artikel 93 sub b Rv is de kantonrechter bevoegd om zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde te behandelen en te beslissen indien duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-.
3.3.
Gegeven dit toetsingskader stelt de kantonrechter vast dat het door [verzoekster] verzochte van onbepaalde waarde is en dat niet van duidelijke aanwijzingen is gebleken dat de door haar van [verweerster] verlangde schadevergoeding geen hogere waarde vertegenwoordigt dan de hiervoor genoemde competentiegrens van € 25.000,-. De zaak gaat ook niet over een onderwerp dat altijd door de kantonrechter moet worden behandeld (artikel 93 sub c en d Rv).
3.4.
Ter zitting heeft de kantonrechter dit ook aan [verzoekster] voorgehouden en haar de mogelijkheid geboden het door haar verzochte uitdrukkelijk te beperken tot het bedrag van
€ 25.000,- en afstand te doen van het meerdere. [verzoekster] heeft haar verzoek daarop niet beperkt, laat staan onvoorwaardelijk afstand van het meerdere gedaan.
Zaak naar de handelskamer
3.5.
Dat betekent dat de kantonrechter zich hierna onbevoegd zal verklaren het verzoek te behandelen en te beslissen en de zaak zal verwijzen naar de relatief en absoluut bevoegde rechter, te weten de handelskamer van deze rechtbank, locatie Rotterdam (artikel 71 lid 1 Rv). De handelskamer zal vervolgens een beslissing nemen over het verdere verloop van de zaak en de griffier van de handelskamer zal partijen daarover schriftelijk informeren.
Advocaat verplicht
3.6.
Partijen mogen bij de handelskamer niet zelf procederen. De bijstand van een advocaat is verplicht (artikel 79 Rv).
[verzoekster] moet meer griffierecht betalen
3.7.
Doordat de kantonrechter de zaak verwijst naar de handelskamer is [verzoekster] het griffierecht verschuldigd dat geldt bij de handelskamer en dat is een bedrag van € 320,-. [verzoekster] heeft al € 87,- aan griffierecht betaald. Het verschil van € 233,- moet betaald
worden na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (hierna: LDCR);
[verweerster] moet nu ook griffierecht betalen
3.8.
Doordat de kantonrechter de zaak verwijst moet ook [verweerster] griffierecht betalen van € 320,-. Het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het LDCR;
3.9.
De kantonrechter wijst partijen erop dat een persoon die een laag inkomen en weinig vermogen heeft, mogelijk minder griffierecht hoeft te betalen. Partijen moeten wel zelf aangeven dat zij in aanmerking willen komen voor het lage tarief. Daarbij moet een kopie van een toevoeging of inkomensverklaring van de Raad van de Rechtsbijstand worden meegestuurd. Als die stukken nog niet beschikbaar zijn, moet een kopie van de aanvraag worden meegestuurd (artikel 16 Wgbz).ECLI:NL:RBROT:2024:11419