Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 250614 wg-er heeft zorgplicht geschonden; vergoeding BGK toegewezen; voorschot smartengeld € 5.000,00

Rb Midden-NL 250614 val op door schoonmaakbedrijf gedweilde werkvloer; geen waarschuwing; wg-er heeft zorgplicht geschonden;
- vergoeding BGK toegewezen; voorschot smartengeld € 5.000,00;

- gevorderd 26:48 uur, begroot op 20 uren x € 206,80 + BTW + griffierecht

4.6. 

X verzoekt daarnaast een voorschot op haar immateriële schade van € 5.000,00. Hoewel er nog geen medische expertise heeft plaatsgevonden is de kantonrechter van oordeel dat op basis van de medische stukken die zijn overgelegd kan worden geconcludeerd dat X als gevolg van de val haar pols heeft gebroken en letsel heeft opgelopen aan haar rechterenkel. De pols geeft momenteel geen klachten meer, dit in tegenstelling tot de enkel waarvan X pijnklachten ondervindt. In verband met deze pijnklachten is X in ieder geval tot en met februari 2014 onder behandeling geweest van de huisarts en een orthopedisch chirurg. Gelet hierop en op de aard van de procedure acht de kantonrechter in dit stadium voldoende aannemelijk dat Y en Z uiteindelijk gehouden zullen zijn een vergoeding voor immateriële schade te voldoen. 
Ten aanzien van de omvang van het voorschot overweegt de kantonrechter als volgt. Smartengeld vormt een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, (lichamelijk) letsel heeft opgelopen (artikel 6:106 BW). Bij de begroting dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder in het bijzonder de aard en ernst van het letsel, de aard van de verweten gedraging. de aard van de aansprakelijkheid en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. 
X stelt dat haar huidige klachten bestaan uit pijn aan de rechtervoet, waardoor zij altijd pijn heeft bij het lopen, traplopen. zitten en liggen, met ofzonder fysieke belasting. Zo kan zij geen deken over haar been verdragen en kan ze slechts met tussenpozen anderhalve kilometer lopen. X draagt een brace en voelt het osteosynthesemateriaal dat is ingebracht. In verband met de polsfractuur heeft zij drie weken gips gedragen. terwijl zij in verband met haar enkel drukverband en tape heeft gekregen, fysiotherapie heeft ondergaan en uiteindelijk de diagnose fractuur van het hielbeen rechts is gesteld, waaraan zij is geopereerd. Na de operatie heeft zij moeten revalideren, waarbij een aantal maal opnieuw gips is aangebracht en de voet gefixeerd is geweest. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat ter zake van smartengeld tenminste een bedrag van € 5.000,00 toewijsbaar geoordeeld zal worden. Het gevraagde voorschot zal daarom worden toegewezen.

4.7. 
Het derde verzoek ziet op buitengerechtelijke incassokosten. X vraagt vergoeding van een bedrag van € 4.428,10. Y en Goudse zijn van mening dat deze vordering de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan, omdat het door X overgelegde schadeoverzicht voor wat betreft de materiële schade sluit op € 2.460,24. 
De kantonrechter overweegt als volgt. Het is redelijk dat X gezien het haar overkomen ongeval kosten maakt, waaronder kosten van rechtsbijstand. Hoewel de omvang van de schade op dit moment nog niet vaststaat, beperkt deze zich niet tot een bedrag van € 2.460,24. De schadeopstelling bevat een tweetal PM posten, te weten het verlies arbeidsvermogen en kosten voor huishoudelijke hulp. Ondanks dat Y een bedrag van € 3.205.87 aan door X gemaakte kosten heeft vergoed aan haar, is geen overeenstemming bereikt over de aansprakelijkheid. Duidelijk is dat daartoe in ieder geval buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De kantonrechter acht deze kosten niet zodanig hoog, in aanmerking genomen het toewijsbaar geoordeelde voorschot op het smartengeld, het reeds door Y betaalde bedrag, alsmede de nog te bepalen omvang van het verlies aan verdienvermogen en kosten van huishoudelijke hulp, dat deze niet redelijk zijn. De kantonrechter zal'de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen.

4.8. 
De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. 
X maakt aanspraak op een bedrag van € 5.626,72 (26:48 uur, blijkens de overgelegde declaraties deels tegen een uurtarief van € 206,80 en deels tegen een uurtarief van € 211,20, nog te vermeerderen met 21% BTW). 
Y en Goudse zijn van mening dat enige matiging op zijn plaats is. Zij hebben geen (afzonderlijk) verweer gevoerd tegen het aantal uren en het uurtarief. 
De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de kantonrechter een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee naar het oordeel van de kantonrechter niet in overeenstemming. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de kantonrechter dan ook worden begroot op 20 uren tegen het in het verzoekschrift genoemde tarief van € 206,80, te vermeerderen met 21% BTW, derhalve op € 4.136,00 te vermeerderen met 21% BTW en met het door X betaalde griffierecht van € 77,00. Y en Goudse zullen tot betaling daarvan aan X worden veroordeeld.

Met dank aan mr. E.G.P. Ridder, Letselschadebureau Kloppenburg, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2014/rb-midden-nl-250614nu ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2014:4759