RBDHA 161219 maandelijks voorschot van € 15.000,00 afgewezen; onvoldoende duidelijkheid over letsel en schade;
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 161219 maandelijks voorschot van € 15.000,00 afgewezen; onvoldoende duidelijkheid over letsel en schade;
- 16 uur x € 240 + 6% + 21% bovenmatig; toegewezen 10 x € 240 + 6% + 21 % = € 3.078,24.
2 De feiten
2.1.
Op 18 mei 2015 stond [verzoeker] met zijn auto stil in een file op de snelweg A12. Vervolgens is de heer [X] hierna: [X] ) met zijn auto achterop de auto van [verzoeker] gereden (hierna: het ongeval).
2.2.
Euro Insurances is de WAM-verzekeraar van de auto waarin [X] reed. Euro Insurances heeft namens [X] aansprakelijkheid erkend voor de schade die [verzoeker] door het ongeval lijdt en heeft geleden.
2.3.
[verzoeker] klaagt sinds het ongeval onder meer over hoofdpijn, nekklachten, duizeligheid en concentratieproblemen. In samenspraak met Euro Insurances is [verzoeker] – die werkt als zelfstandig ondernemer – enige tijd na het ongeval een dag per week minder gaan werken.
2.4.
Na het ongeval zijn partijen met elkaar in discussie geraakt over de vraag of de lichamelijke klachten van [verzoeker] whiplashgerelateerde klachten zijn die het gevolg zijn van het ongeval, of dat de klachten het gevolg zijn van spanning of een burn out.
2.5.
Op 18 juni 2018 heeft Crawford & Company in opdracht van Euro Insurances een analyse uitgevoerd van de door [verzoeker] geclaimde inkomensschade (hierna: de financiële analyse). [verzoeker] heeft kanttekeningen geplaatst bij de juistheid van deze financiële analyse.
2.6.
Op 13 februari 2019 heeft [verzoeker] een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv ingediend, waarin hij de rechtbank heeft verzocht Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan hem van een voorschot van € 100.000,--. Vervolgens hebben partijen afspraken gemaakt en heeft [verzoeker] het verzoek ingetrokken.
2.7.
Euro Insurances heeft op grond van deze afspraken als voorschot een bedrag van € 25.000,-- aan [verzoeker] betaald. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat Euro Insurances een bedrag van € 4.769,59 aan buitengerechtelijke kosten aan [verzoeker] zou betalen. Dit bedrag heeft Euro Insurances pas in de loop van de huidige procedure betaald.
2.8.
Na een bespreking tussen partijen op 8 april 2019 heeft [verzoeker] – ondanks diverse pogingen daartoe – geen contact meer kunnen krijgen met Euro Insurances.
2.9.
In totaal heeft Euro Insurances een bedrag van € 95.000,-- aan voorschotten aan [verzoeker] betaald.
3 Het deelgeschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil op de voet van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
I. Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een voorschot van € 15.000,-- netto per maand, totdat de schade van [verzoeker] is geregeld;
II. Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de eerder door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 4.769,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2019;
III. Euro Insurances te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] de tot op heden gemaakte buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van deze procedure.
3.2.
Mr. Quispel heeft bij fax van 25 november 2019 bericht dat Euro Insurances het in 3.1 onder II genoemde bedrag van € 4.769,59 na afloop van de zitting heeft betaald. De rechtbank beschouwt dit gedeelte van het verzoek daarom als ingetrokken.
3.3.
[verzoeker] voert ter onderbouwing van zijn overige verzoeken aan dat Euro Insurances op grond van artikel 6 lid 1 WAM rechtstreeks aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden en op dit moment nog lijdt. [verzoeker] stelt dat hij door het ongeval voortdurende en daardoor oplopende schade lijdt, met name vanwege het verlies aan arbeidsvermogen. [verzoeker] heeft er belang bij dat hij maandelijks een voorschot op de nog door Euro Insurances te betalen schadevergoeding ontvangt. [verzoeker] kan op dit moment moeilijker rondkomen dan voor het ongeluk en het geeft hem rust als hij maandelijks een voorschot ontvangt, aldus [verzoeker] .
3.4.
Euro Insurances voert verweer en heeft verzocht het verzoek af te wijzen.
3.5.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
4 De beoordeling
De deelgeschilprocedure
4.1.
Euro Insurances voert aan dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat er nog te veel onduidelijkheden bestaan over de klachten van [verzoeker] , de omvang van zijn schade en het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [verzoeker] . Zij verzoekt de rechtbank daarom [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren.
4.2.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen sprake is van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. Hoewel partijen nog de nodige stappen moeten zetten om de zaak af te wikkelen, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen na een beslissing op dit verzoek de buitengerechtelijke onderhandelingen kunnen voortzetten. Partijen verschillen immers sterk met elkaar van mening over de vraag of de schade van [verzoeker] hoger is dan de bedragen die al als voorschot zijn uitbetaald. [verzoeker] schat zijn schade op meer dan € 1.000.000,--, terwijl Euro Insurances zich op het standpunt stelt dat uit de financiële analyse is gebleken dat de schade van [verzoeker] ongeveer € 10.000,-- bedraagt. De beslissing van de rechtbank kan dus een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarmee is het belang van het verzoek voor [verzoeker] gegeven.
Betaling van een aanvullend voorschot
4.4.
Partijen strijden over de vraag of de schade van [verzoeker] het voorschot van € 95.000 (dat Euro Insurances al aan hem heeft uitbetaald) overstijgt. De rechtbank is van oordeel dat de juistheid van het standpunt van [verzoeker] dat zijn schade vele malen hoger is dan het door hem ontvangen bedrag, in deze procedure niet is komen vast te staan. Zij komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
4.5.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich beroept op de rechtgevolgen van door hem gestelde feiten of rechten, de bewijslast van deze feiten of rechten. Dit betekent dat de stelplicht en de bewijslast van de hoogte van de schade op [verzoeker] rusten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] zijn standpunt over de hoogte van zijn schade echter onvoldoende onderbouwd. Hij heeft alleen een door hem zelf opgestelde schadeberekening overgelegd, die hij met eveneens door hem zelf opgestelde stukken heeft onderbouwd. Het had echter op zijn weg gelegen de door hem gestelde schade te onderbouwen met onderliggende (objectieve) stukken. Dit geldt zeker nu namens Euro Insurances op basis van objectieve stukken (zoals de aangiften en aanslagen Inkomstenbelasting, jaarrekeningen en urenverantwoordingen van [verzoeker] en zijn onderneming) een financiële analyse is gemaakt van de schade van [verzoeker] , en daarin is geconcludeerd dat het verlies aan verdienvermogen van [verzoeker] veel minder is dan hij stelt. Gelet op dit verweer van Euro Insurances had van [verzoeker] mogen worden verwacht dat hij zijn standpunt zou voorzien van een betere onderbouwing.
4.6.
Daar komt nog bij dat partijen het niet eens zijn over de vraag of de schade van [verzoeker] het gevolg is van het ongeval. Die vraag kan pas worden beantwoord nadat een expertise is verricht door een neuroloog (en vervolgens eventueel een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige). Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat zij gezamenlijk een neuroloog zullen benaderen, en de rechtbank gaat ervan uit dat zij uitvoering geven aan dit voornemen. Dat er een causaal verband bestaat tussen de lichamelijke klachten van [verzoeker] en het ongeval staat echter op dit moment niet vast.
4.7.
Gelet hierop kan op dit moment niet worden vastgesteld dat de aan het ongeval toe te rekenen schade het al betaalde voorschot van € 95.000,-- overstijgt. De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] om aan hem een nader voorschot op de schadevergoeding toe te kennen dan ook afwijzen.
Kosten deelgeschil
4.8.
Op grond van artikel 1019aa Rv moet de rechter de kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van de benadeelde begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Daarbij moet de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd: zowel het inroepen van rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moet redelijk zijn.
4.9.
Begroting kan alleen achterwege blijven, als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Volgens Euro Insurances is daarvan sprake, omdat partijen het er voor het indienen van het verzoekschrift al over eens waren dat expertises moeten plaatsvinden voor de vaststelling van het causaal verband en de omvang van de schade. Euro Insurances wordt niet gevolgd in dit verweer.
4.10.
Ter zitting is komen vast te staan dat partijen in april 2019 afspraken hadden gemaakt over te zetten vervolgstappen, maar dat Euro Insurances sindsdien niet meer reageerde op brieven en e-mails van [verzoeker] . Tijdens diezelfde bijeenkomst heeft Euro Insurances toegezegd de op dat moment openstaande buitengerechtelijke kosten aan mr. Quispel te betalen, maar die afspraak is zij evenmin niet nagekomen. Euro Insurances heeft daarover ter zitting verklaard dat de schadebehandelaar die het dossier van [verzoeker] onder zijn hoede had, kort na april 2019 bij Euro Insurances is vertrokken, en dat het dossier daarna in de vergetelheid is geraakt. Hoe het ook zij: voor [verzoeker] bestond er kennelijk geen andere mogelijkheid om Euro Insurances in beweging te krijgen, dan het starten van een juridische procedure. Daarbij komt dat het verzoek van [verzoeker] om Euro Insurances te veroordelen tot betaling van het eerder toegezegde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 4.769,59 (zie 3.1 onder II) zonder meer toewijsbaar was. Weliswaar heeft Euro Insurances dat bedrag na afloop van de zitting alsnog betaald, maar zonder het deelgeschil zou dat niet zijn gebeurd. Van een onnodige procedure is dan ook geen sprake, zodat de rechtbank zal overgaan tot begroting van de kosten.
4.11.
Mr. Quispel stelt – zo begrijpt althans de rechtbank – € 5.602,38 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van een bedrag van € 2.831,98 voor het opstellen van het verzoekschrift (7 uur). Voor de verdere voorbereiding en de mondelinge behandeling gaat hij uit van een tijdsbesteding van 9 uur tegen een uurtarief van € 240 exclusief btw en 6% kantoorkosten.
4.12.
Met Euro Insurances is de rechtbank van oordeel dat het aantal in rekening gebrachte uren bovenmatig is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het verzoekschrift grotendeels hetzelfde is als het verzoekschrift dat [verzoeker] op 13 februari 2019 indiende (zie 2.6). Naar aanleiding van dit verzoekschrift hebben partijen in april 2019 afspraken gemaakt. Eén van de gemaakte afspraken was dat Euro Insurances de buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] zou vergoeden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift van 13 februari 2019 al aan [verzoeker] zijn vergoed. Dit betekent dat nog slechts de kosten voor aanpassing van het verzoekschrift en de behandeling van het deelgeschil voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank gaat daarvoor uit van een redelijke tijdsbelasting van 10 uur. Nu Euro Insurances geen verweer heeft gevoerd tegen het door mr. Quispel in rekening gebrachte tarief, begroot de rechtbank de kosten van dit deelgeschil op (10 x € 240 + 6% kantoorkosten + 21 % BTW =) € 3.078,24.
4.13.
Nu Euro Insurances de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het [verzoeker] overkomen ongeval heeft erkend, zal zij conform het 3.1 onder III opgenomen verzoek in de hiervoor genoemde kosten worden veroordeeld. ECLI:NL:RBDHA:2019:13492