Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210911 kosten bedbank, autostoel, sta-opstoel

Rb Arnhem 210911 kosten bedbank, autostoel, sta-opstoel
K. Bedbank 

2.28.  [eiser] heeft in juli 2005 een elektrische bedbank aangeschaft van € 2.940,--. De zorgverzekeraar heeft de aangevraagde vergoeding van deze kosten afgewezen. Uitgaande van een verbruiksperiode van 10 jaar, komt deze schadepost neer op viermaal de aanschafkosten, derhalve op € 11.760,--, aldus [eiser]. Interpolis meent dat [eiser] vóór deze aanschaf, zoals te doen gebruikelijk, met haar in overleg had behoren te treden. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat er ook goedkopere bedden zijn en zij betwist de gestelde noodzaak van vervanging van de bedbank iedere tien jaar. Het stuk dat [eiser] daarover heeft overgelegd, ziet volgens haar op alleen het matras. Interpolis ziet voor alles geen indicatie voor de aanschaf van zo’n bed. Zij meent dat een normale, verstelbare leunstoel volstaat. 

2.29.  Op zichzelf is het niet onredelijk dat [eiser], gelet op de aard van zijn letsel dat meebrengt dat hij niet langdurig kan zitten en vele uren per dag liggend in de woonkamer doorbrengt, een daarvoor geschikte bedbank met kussens heeft aangeschaft en dat in de toekomst zal blijven doen. De bevindingen van de deskundige [deskundige1] onderschrijven dat. Interpolis heeft aangegeven dat er ook goedkopere bedden en matrassen zijn. Wat daarvan ook zij, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het voor [eiser]s situatie geschikte modellen en uitvoeringen betreft. In zoverre wordt het verweer van Interpolis verworpen. Dat de gehele bedbank - en niet alleen de matras - iedere tien jaar moet worden vervangen, heeft [eiser] in het licht van het verweer van Interpolis onvoldoende onderbouwd. Daarom zal bij de begroting van deze schadepost schattenderwijs worden uitgegaan van niet vier maar drie maal de kosten van aanschaf van een dergelijke bedbank ad € 2.940,-- in de (door Interpolis niet bestreden) periode van 40 jaren. Dit betekent dat [eiser] aan verschenen schade een bedrag van € 2.940,-- toekomt en dat de toekomstige schade moet worden gekapitaliseerd, op basis van de volgende uitgangspunten. [eiser] zal steeds na 13 1/3 jaar, dus in november 2018 en in maart 2031, opnieuw voor een uitgave van € 2.940,-- staan. De te hanteren rekenrente is 3% en de peildatum 1 januari 2012. 

L. Aangepaste autostoel 

2.30.  [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij een aangepaste autostoel nodig heeft. De kosten daarvan heeft hij aanvankelijk begroot op € 2.500,-- en, uitgaande van een levensduur van 7 jaar, deze totale schadepost op € 15.000,--. In zijn laatste akte handhaaft hij deze vordering. Ter staving van de vordering wijst [eiser] thans op bij Bever Autoaanpassingen te Hengelo ingewonnen informatie waaruit blijkt dat een aangepaste passagiersstoel (inclusief btw) € 7.140,-- kost. De levensduur van zo’n stoel, die in beginsel overplaatsbaar is, is ingeschat op 100.000 à 200.000 kilometer. In de binnenkort aan te schaffen nieuwe(re) gezinsauto wil hij zo’n stoel laten plaatsen. Verder beraadt [eiser] zich er nog over of hij zich door het CBR zal laten keuren op zijn huidige rijgeschiktheid. Hij wenst de mogelijkheid open te houden zijn eis te vermeerderen ingeval hij rijgeschikt wordt bevonden met de kosten van tevens een aangepaste bestuurdersstoel en bedragen van € 1.500,-- en € 2.500,-- à € 4.000,-- voor opklapbare pedalen respectievelijk aanpassing van de stuurkolom in verband met de zithouding, onder aftrek van eventuele vergoedingen door het UWV en/of de gemeente uit hoofde van de WMO. 

2.31.   Interpolis meent dat [eiser] de noodzaak van een aangepaste passagiersstoel niet heeft aangetoond, evenmin als de frequentie waarmee een dergelijke stoel zou moeten worden vervangen. In de omstandigheid dat [eiser] zich tot dusver zonder aangepaste autostoel heeft gered, ziet zij steun voor haar standpunt dat hiervoor geen indicatie bestaat. Bovenal meent Interpolis dat het aan [eiser] is tijdig uit te zoeken of de gemeente hem uit hoofde van de WMO (een tegemoetkoming in) deze kosten wil vergoeden. 

2.32.  Uit het rapport van [deskundige1] kan worden afgeleid dat [eiser] een aangepaste autostoel nodig heeft. Het feit dat hij - uit geldgebrek - nog geen aangepaste passagiersstoel heeft aangeschaft, maakt dit niet anders. Voor een dergelijke passagiersstoel geldt dat - zoals [eiser] ook als mogelijkheid heeft aangevoerd - indien en voor zover het UWV en/of de gemeente op grond van de WMO mee zullen betalen aan deze voorziening(en), Interpolis daarvoor niet hoeft te betalen. Interpolis heeft de bedragen die [eiser] in zijn laatste akte heeft genoemd niet betwist. Op grond van al het voorgaande behoort het gevorderde bedrag van € 15.000,-- die verband houdt met de kosten van de passagierstoel op de hierna te beschrijven wijze tot de te vergoeden schade. Wel zal [eiser] hiervoor bij het UWV en de gemeente een vergoeding moeten aanvragen. Eventueel toegekende vergoedingen komen in mindering op de door Interpolis te betalen schadevergoeding. De praktische afwikkeling hiervan zal aan de partijen worden overgelaten. Voor het overige ligt in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd - over de eventuele bestuurdersstoel - geen vordering besloten, zodat daarop niet wordt ingegaan. Op grond van al het voorgaande en hetgeen [eiser] bij dagvaarding over deze schadepost en de looptijd ervan heeft gesteld, zal deze schadepost als volgt aan [eiser] worden toegekend. Op grond van zijn stellingen is voldoende aannemelijk dat hij op korte termijn tot aanschaf van de eerste passagiersstoel zal (kunnen) overgaan. Daarom worden de kosten van de aanschaf van die eerste stoel, te stellen op (afgerond) € 7.500,--, geacht te zullen worden gemaakt op 1 januari 2012. Kapitalisatie van deze schade is gelet op de korte looptijd niet aan de orde. [eiser] zal daarna de stoel één maal kunnen vervangen. Dat moment wordt schattenderwijs gesteld op 1 januari 2030. De contante waarde van deze toekomstige schadepost, te berekenen naar de peildatum 1 januari 2012 en met een rekenrente van 3%, moet eveneens aan [eiser] worden vergoed. 

M. Aanschaf sta-opstoel 

2.33.  In zijn laatste akte heeft [eiser] de vordering ingetrokken voor zover die te maken heeft met de kosten van aanschaf en onderhoud, ook voor de toekomst, van een sta-opstoel, aangezien zijn zorgverzekeraar de kosten voor een dergelijke stoel vergoedt. Hierop hoeft dus niet langer te worden beslist. Over het voor de toekomst volgens [eiser] te maken voorbehoud ter zake van deze schadepost, zal hierna worden beslist (rov. 2.48.). LJN BT7190