Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 090207 schepeling overlijdt na val; wg schendt zorgplicht; geen eig. schud wn

Hof Den Haag 09-02-07 schepeling overlijdt na val van 9 meter; wg schendt zorgplicht; geen eigen schuld wn
3.6  Atlantic heeft (terecht) de overweging van de rechtbank dat de schipper toezicht dient te houden en als vertegenwoordiger van Atlantic geldt, niet betwist. Hetzelfde geldt voor de overweging van de rechtbank dat Atlantic erkent dat de schipper een beslissende rol heeft gespeeld (rov. 5.15 van het vonnis van de rechtbank). De werkgever dient ingevolge artikel 7:658 BW die maatregelen te nemen en aanwijzingen te geven die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van de werk-zaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen. Daarbij is van belang dat de werkgever rekening dient te houden met het ervaringsfeit dat het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie tot een vermin-dering van de ter voorkoming van ongevallen raadzame voorzichtigheid leidt. Naar het oordeel van het hof heeft de schipper, […], nagelaten maatregelen te treffen om te voorkomen dat [schepeling] in de uitoefening van zijn werkzaam-heden voor Atlantic schade zou lijden. Onbetwist is door de schipper en schepe-lingen besproken via de wal aan boord van de Capitan Giorgis 1 te gaan. Door niettemin, ten minste feitelijk, in te stemmen met de poging van [schepeling] via de bunkergiek over te stappen op de Capitan Giorgis 1 zonder dat de Argas afgemeerd lag aan de Capitan Giorgis 1, is […] tekortgeschoten in zijn hiervoor bedoelde zorgplicht jegens [schepeling]. In dit verband overweegt het hof dat, wat er zij van stellingen van Atlantic over “geen onveilig alternatief”, Atlantic niet gesteld heeft dat de poging van [schepeling] via de bunkergiek over te stappen op de Capitan Giorgis 1 net zo veilig was als via de wal. Ter voorkoming van het, onmiskenbare, risico te vallen - van grote hoogte, ca. 9 meter - had van de schipper mogen worden verwacht dat hij, ter beperking van het risico, uitvoering had gegeven aan de op de Argas besproken mogelijkheid via de wal op de Ca-pitan Giorgis 1 te gaan, aan welke mogelijkheid redelijkerwijs geen bezwaren verbonden waren. Tijdverlies is hier naar het oordeel van het hof geen excuus.

3.7  Het beroep van Atlantic op “eigen schuld, bewuste roekeloosheid of opzet” zijdens [schepeling] faalt eveneens. Gesteld noch gebleken is dat [schepeling] zich er tijdens zijn door Atlantic (thans) gewraakte actie daadwerkelijk bewust van was dat zijn (voorgenomen) poging via de bunkergiek over te stappen op de Capitan Giorgis 1 zonder dat de Argas afgemeerd lag aan de Capitan Giorgis 1, de kans c.q. het risico op een ongeval met zich meebracht, noch dat in de uiterlijke kenmerken van de gedraging van [schepeling] die bewustheid besloten ligt. Het feit dat voorafgaande aan het ongeval overleg is gevoerd over de wijze waarop één van de schepelingen aan boord van de Capitan Giorgis 1 zou gaan, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover Atlantic beoogd heeft met haar beroep op “eigen schuld“ een lagere schuldgraad aan te leggen dan voor-melde bewuste roekeloosheid, vindt zulks geen steun in het recht.
LJN BA1606