Hof 's-Gravenhage 071008; loods valt in trapgat
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Gravenhage 071008; loods valt in trapgat
Vervolg op: rb-middelburg-280905-verlies-verdienvermogen-en-arbeidsongeschiktheidsdagen-agv-het-ongeval en rb-middelburg-270405-loods-valt-in-trapgat
Het geding
Bij dagvaarding van 15 november 2005 is Grieg tijdig in hoger beroep gekomen van de door de Rechtbank Middelburg tussen [de loods] als eiser en Gran Inc. als gedaagde gewezen vonnissen van 7 januari 2004, 27 april 2005 en 28 september 2005. Bij memorie van grieven, tevens houdende akte wijziging eis, heeft Grieg drie grieven aangevoerd, die door [de loods] bij memorie van antwoord bestreden zijn. Vervolgens hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het tussenvonnis van 27 april 2005 heeft de rechtbank de feiten vastgesteld, waartegen geen grieven of bezwaren gericht zijn. Het hof zal ook van deze feiten uitgaan. Het gaat in deze zaak – kort samengevat – om het volgende.
1.1. In de avond van 27 december 2000 rond 21.15 uur is [de loods] voor de Belgische kust als loods aan boord gegaan van het aan Gran Inc. toebehorende vrachtschip “Star Gran” (hierna ook: het schip) teneinde deze naar de Sloehaven in Vlissingen te loodsen. Na op 28 december 2000 om circa 00.15 uur in de haven aangekomen te zijn diende het schip een draai van 180º te maken en vervolgens achteruit te varen om aan stuurboordzijde aan de kade af te kunnen meren. Daartoe was de assistentie van twee sleepboten ingeroepen. Nadat [de loods] vanaf de achterzijde van de brug het achterschip, de sleepboot en de afstand tot de kade had geïnspecteerd, is hij in het niet afgesloten trapgat aan stuurboordzijde gestapt en maakte hij een val van ongeveer 3,5 meter, als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen, waaronder een gebroken schouderblad, gekneusde ribben en een hoofdwond.
1.2. De brug van het schip was te bereiken via twee trappen die aan weerszijden van de achterzijde van de brug uitkwamen. De beide trapgaten waren open. De voorkant van de brug, waar zich de navigatie- en bedieningsapparatuur van het schip bevond, was door een donker gordijn afgescheiden van de achterzijde, waar zich de kaartentafel bevond.
2.1. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 27 april 2005 als uitgangspunt genomen dat op de brug van een schip, waar ’s nachts soms onder dusdanige omstandigheden gewerkt moet worden dat de verlichting gedimd wordt om het zicht naar buiten zo min mogelijk te belemmeren, een open trapgat een valgevaar vormt. Van de eigenaar van het schip mag worden verwacht dat voldoende maatregelen worden getroffen teneinde te voorkomen dat iemand die zich op de brug bevindt in een trapgat valt. Van degenen die op de brug werkzaam zijn mag daarbij de nodige oplettendheid en voorzichtigheid worden verwacht.
2.2. Voorts is de rechtbank ervan uitgegaan dat de trap gedimd verlicht was en dat de vraag of een dergelijke gedimde verlichting voldoende bescherming biedt tegen het valgevaar dat een open trapgat oplevert moet worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden waaronder [de loods] zijn werkzaamheden ten tijde van het ongeval moest uitvoeren. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat het schip bij nacht werd aangemeerd in een haven waar veel verlichting was, dat de lichten op de brug waren gedimd om het zicht naar buiten zo min mogelijk te belemmeren en dat de loods bij het aanmeren veelvuldig over de brug heen en weer loopt en geconcentreerd is gericht op de externe situatie, waarbij hij niet altijd bewust bezig is met de directe, voor hem vreemde, werkomgeving. Onder die omstandigheden biedt het louter gedimd verlichten van een open trap naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bescherming. Daarbij komt dat sprake was van een circa 3,5 meter diep trapgat, zodat van een val ernstige gevolgen zijn te verwachten en een extra beveiliging in de vorm van bijvoorbeeld een hekje betrekkelijk eenvoudig aan te brengen en niet buitensporig kostbaar zou zijn geweest. Het had volgens de rechtbank op de weg van Gran Inc. gelegen het trapgat beter te beveiligen. Door dat niet te doen heeft zij een onveilige situatie laten bestaan en daardoor onrechtmatig gehandeld jegens [de loods], en is zij aansprakelijk voor de door hem ten gevolge van de val geleden schade. De rechtbank heeft voorts geen aanleiding gezien de aansprakelijkheid van Gran Inc. te matigen op grond van eigen schuld van [de loods].
2.3. In het eindvonnis heeft de rechtbank vervolgens Gran Inc. veroordeeld tot betaling van een groot deel van de door [de loods] gevorderde schade, waaronder immateriële schade en inkomensverlies, waarbij Gran Inc. tevens is veroordeeld tot afgifte van een belastinggarantie.
3. Grieg heeft geen grieven aangevoerd tegen het tussenvonnis van 7 januari 2004, waarin de rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast. Daarom is Grieg niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen dit vonnis. De door Grieg aangevoerde drie grieven zijn gericht tegen het tussenvonnis van 27 april 2005 en het daarop voortbouwende eindvonnis van 28 september 2005.
4. [de loods] heeft bij memorie van antwoord aangevoerd dat het op de weg ligt van Grieg om aan te tonen dat zij rechtsopvolgster is van Gran Inc. Nu Grieg niet concreet heeft aangevoerd op welke grond zij rechtsopvolgster is van Gran Inc. zal het hof de zaak naar de rol verwijzen, zodat Grieg dit punt nader kan toelichten en met bewijsstukken onderbouwen.
Om proceseconomische redenen overweegt het hof thans reeds als volgt.
5.1. De eerste grief van Grieg is gericht tegen de weergave door de rechtbank van de feitelijke grondslag van de vordering, inhoudende dat door [de loods] zou zijn aangevoerd dat het trapgat onvoldoende verlicht en beschermd was. Blijkens de toelichting van Grieg heeft [de loods] in de inleidende dagvaarding aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de situatie op de brug zodanig was dat Grieg (hof: Gran Inc.) rekening had dienen te houden met de mogelijkheid dat een ongeval als het onderhavige zich zou kunnen voordoen, en dat de trapopgang had moeten worden beveiligd door bijvoorbeeld deugdelijke trapverlichting en/of een traphekje aan te brengen. Door Grieg wordt betoogd dat, nu de rechtbank is uitgegaan van een werkende verlichting, er een beveiliging aanwezig was, zodat niet voldaan is aan de door [de loods] zelf geformuleerde voorwaarde voor een onrechtmatige gedraging van de zijde van Grieg en de rechtbank zodoende verder is gegaan dan hetgeen [de loods] zelf als grondslag had aangevoerd.
5.2. De grief is tevergeefs voorgesteld. Voor zover [de loods] in eerste aanleg de grondslag van zijn vordering zou hebben beperkt tot de stelling dat Gran Inc. onrechtmatig heeft gehandeld door het niet treffen van beveiligingsmaatregelen, zoals trapverlichting, leidt het hof uit de memorie van antwoord af dat [de loods] deze grondslag in elk geval in hoger beroep aldus heeft aangepast dat hij thans stelt dat Grieg onvoldoende beveiligingsmaatregelen heeft getroffen, aangezien de enkele trapverlichting niet kon voorkomen dat het trapgat zelf onverlicht was. Nu een dergelijke wijziging van de grondslag van een vordering in hoger beroep is toegestaan, zal het hof hiervan uitgaan. Grieg mag zich nog over de aldus gewijzigde grondslag van de vordering uitlaten.
6. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden en de zaak verwijzen naar de rol voor een akte aan de zijde van Grieg naar aanleiding van hetgeen hiervoor in de overwegingen 4 en 5.2 is vermeld. Vervolgens kan [de loods] daarop per akte reageren. LJN BX9953