RBDHA 250320 executies in Zuid-Sulawesi 1946-47; shockschade a.g.v. zien executie vader (€10.000)
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 250320 executies in Zuid-Sulawesi 1946-47; shockschade a.g.v. zien executie vader (€10.000); inkomstenderving weduwen en kinderen (tussen € 123,48 - € 3.634,-)
Shockschade
2.222.
De Hoge Raad heeft reeds onder het in deze zaak toepasselijke, oude, recht ruimte gelaten voor een vordering wegens geestelijk letsel als gevolg van het waarnemen van of geconfronteerd worden met een ernstig ongeval van een derde. Dit volgt uit het arrest Van der Heijden/Holland in combinatie gelezen met de daaraan voorafgegane conclusie van A-G mr. Franx, met name onder 510. In de parlementaire geschiedenis van boek 6 BW, geschreven in de jaren tachtig van de vorige eeuw, is dit al opgemerkt:
“Daarbij verdient duidelijkheidshalve nog aantekening dat het bovenbedoelde geval van verdriet om anderen moet worden onderscheiden van dat van schade door een „shock" die het gevolg is van het waarnemen of geconfronteerd worden met een dodelijk ongeval. De vraag rijst of een dergelijke „shock" aanleiding kan zijn voor letsel of een andere aantasting van de persoon, ter zake waarvan artikel 6.1.9.11 aanspraak geeft op vergoeding van een ander nadeel van vermogensschade. Dit artikel sluit niet uit om dit, naar gelang van de omstandigheden, aan te nemen, evenmin als dit wordt uitgesloten door het door de Commissie in dit verband aangehaalde HR 8 april 1983, NJ 1984,717 (zie rechtsoverweging 4.1, slot). ( ... )” 11
2.223.
In het nieuw BW is de mogelijkheid van toekenning van shockschade verankerd in art. 6:106 onder b BW. Kort gezegd handelt iemand die een veiligheids- of verkeersnorm overtreedt, niet alleen onrechtmatig tegenover de getroffene, maar ook tegenover degene bij wie door het waarnemen van het ongeval of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Met name zal dit zich kunnen voordoen als de derde een nauwe affectieve relatie heeft met de getroffene. Om voor vergoeding krachtens art. 6:106 onder b BW in aanmerking te komen, zal het geestelijk letsel in rechte moeten kunnen worden vastgesteld en dat zal in het algemeen slechts het geval zijn bij een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.12
2.224.
Uit zijn getuigenverhoor volgt dat [eisende partij 1] die als tienjarig kind de executie van zijn vader heeft gezien en dat deze directe confrontatie daarmee een hevige emotionele schok bij hem teweeg heeft gebracht. Los van het feit dat het geen betoog behoeft dat het op deze wijze zien doodschieten van zijn vader een hevige emotionele schok teweeggebracht zal hebben, volgt dit ook uit zijn getuigenverklaring. Hij heeft verklaard dat zijn vader drie dagen voor de executie was opgepakt en door Nederlandse militairen met een jeep naar de executieplaats is gebracht, waar de Nederlandse militairen die ochtend andere mannen hadden verzameld en waar de vrouwen en kinderen onder de huizen op palen verzameld waren:
“58.
Hebt u gezien dat uw vader werd doodgeschoten?
Ik heb gezien dat mijn vader was doodgeschoten.
( ... )
67.
Was uw vader één van de eersten die werd doodgeschoten, of juist één van de laatsten?
Hij is de eerste vanuit de jeep. Hij moest uitstappen en dan werd hij gebracht rondom de mensen en ook geslagen en gemarteld en daarna is hij doodgeschoten.
68.
Dus die andere mannen die ook zijn doodgeschoten en alle mensen uit het dorp, zaten die er al toen uw vader aankwam met de jeep?
Ja. Ze waren al daar. Ze zaten daar. Vanaf 6 uur en dan kwam Pabbicara Suppa [dit is (de functie) van de vader van [eisende partij 1] , toevoeging rechtbank] vanuit de jeep samen met mijn opa en de andere familie en toen werden ze rondjes gebracht en dan ook geslagen van achter en dan geschoten.
69.
Iedereen zat er al vanaf 6 uur toen uw vader aankwam. Weet u nog ongeveer hoeveel uren u, of halve uren, of minuten, hoeveel tijd u daar zat toen uw vader aankwam?
Ik was nog niet lang daar. Het was niet lang toen de jeep aankwam. Hij moest uitstappen en dan werd hij rondjes gebracht en dan geslagen van achter.
70.
Hebt u dat gezien dat uw vader aankwam en dat hij moest uitstappen en dat hij werd geslagen?
Ik heb gezien mijn vader en mijn opa en de familie vastgebonden, maar ze werden apart gezet dus de opa mag zitten en hij moet rondjes lopen.
71.
Wat gebeurde er daarna? Wat hebt u gezien?
Mijn vader zat vooraan en dan is hij geschoten.
72.
En wat gebeurde er daarna?
Daarna werden ze door mensen gebracht naar de erebegraafplaats.
73.
En die andere mannen die zijn doodgeschoten, zijn die doodgeschoten nadat uw vader was doodgeschoten?
Eerst was mijn vader doodgeschoten en daarna de anderen, maar daarnaar ging ik niet kijken want ik ging huilen toen mijn vader, opa en familie doodgeschoten waren.
74.
Hebt u [F] gezien die dag?
Nee. Ik heb niet gezien, alleen mensen vertelden aan mij dat [F] is ook doodgeschoten, maar ik heb het niet gezien.
75.
Dus u hebt ook niet gezien dat [F] in die groep mannen zat, begrijp ik dat goed?
Nee, dat heb ik niet gezien. Alleen mensen vertelden aan mij. Ik ging toen door en door huilen.
( ... )
82.
Hebt u de lichamen van de mannen gezien voordat ze echt begraven werden?
Ik heb ze niet meer gezien, omdat ik was heel erg verdrietig. Ik ging door en door huilen.
( ... )
88.
En wat u hebt verteld over het doodschieten van uw vader, hebt u dat nou zelf gezien, of is dat aan u verteld?
Ik heb het zelf gezien. Want mijn vader was van de jeep en hij moest uitstappen en dan moest hij rondjes lopen en dan werd hij geslagen van achter en dan is hij dood. Dat heb ik zelf gezien.
89.
Ik controleer of ik het goed heb begrepen. Heb ik het goed begrepen dat u nadat u hebt gezien dat uw vader was doodgeschoten, dat u toen zo moest huilen dat u verder niet meer hebt gezien wat er toen is gebeurd?
Ja. Ik heb niet zo goed gezien, omdat ik ging door en door huilen.
2.225.
Afgezien van zijn getuigenverklaring, waarin hij ook heeft verklaard dat hij verdrietig was, is niets bekend over [eisende partij 1] en de gevolgen die hij heeft ondervonden van de confrontatie met de standrechtelijke executie van zijn vader. De rechtbank neemt desalniettemin aan dat [eisende partij 1] ernstige psychische schade heeft ondervonden als gevolg van de confrontatie met de standrechtelijke executie van zijn vader en dat hij voldoet aan de eis van geestelijk letsel bestaande uit in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
2.226.
De rechtbank stelt voorop dat deze maatstaf is afgestemd op de Nederlandse situatie. [eisende partij 1] is echter een (zeer) oude man is die is opgegroeid en leeft in Zuid-Sulawesi. Ook hier houdt de rechtbank rekening met het niet ter discussie staande gegeven dat [eisende partij 1] – net als de andere getuigen die zuiveringsacties hebben gemaakt – uit een ander tijdperk en een andere wereld komt. Ook in dit verband kunnen naar het oordeel van de rechtbank de moderne Westerse referentiekaders niet zonder meer worden toegepast en heeft de rechtbank oog voor de niet ter discussie staande culturele verschillen, die zich uiten in andere tradities en levensstijl. Dat betekent dat hetgeen in Nederland gangbaar is voor personen met in de psychiatrie erkend ziektebeeld, niet zonder meer kan worden toegepast op [eisende partij 1] . De rechtbank acht het van algemene bekendheid dat het in de tijd van het gebeurde (ook in Nederland) ongebruikelijk was om voor psychische klachten hulp in te schakelen, hetgeen eens te meer kan worden aangenomen voor [eisende partij 1] , die leefde in eenvoudige omstandigheden in Indonesië. In het gegeven dat niet bekend is of [eisende partij 1] ooit is onderworpen aan een psychiatrische diagnose of psychiatrische behandeling heeft ondergaan, ziet de rechtbank daarom in dit bijzondere, concrete geval geen beletsel om aan te nemen dat [eisende partij 1] voldoet aan de voor shockschade gestelde eis van geestelijk letsel.
2.227.
Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval kan het bestaan van geestelijk letsel van [eisende partij 1] naar het oordeel van de rechtbank op grond van het navolgende worden vastgesteld. De rechtbank neemt daarbij allereerst het gruwelijke karakter van de feiten die [eisende partij 1] als tienjarig kind gedwongen werd te aanschouwen in aanmerking: het eerst slaan en daarna executeren van zijn gevangengenomen vader. Verder slaat de rechtbank acht op de hevige emoties die dat op dat moment zelf bij hem teweeg heeft gebracht, die volgen uit zijn verklaring. Gelet tot slot op de omstandigheid dat [eisende partij 1] als tienjarig kind in gezinsverband met zijn vader samenleefde en de betrokkenheid op elkaar die binnen zo’n gezinsverband pleegt te bestaan (welk family life thans wordt beschermd door artikel 8 EVRM), acht de rechtbank het boven iedere twijfel verheven dat het op deze manier waarnemen van het doodschieten van zijn vader voor [eisende partij 1] een (zeer) traumatische gebeurtenis is geweest en dat hij ten gevolge daarvan psychisch ernstig heeft geleden. Tijdens het verhoor was de rechtbank bovendien duidelijk hoezeer dit enorme verdriet er nog altijd is.
2.228.
De rechtbank zal, zoals te doen gebruikelijk in de letselschadepraktijk, de immateriële schade van [eisende partij 1] begroten naar huidige maatstaven. Dat betekent dat, naast het hierna te noemen bedrag, geen aanspraak bestaat op vergoeding van wettelijke rente. De rechtbank zal aanknopen bij de bedragen aan immateriële schadevergoeding die thans plegen te worden vergoed bij ernstig psychisch letsel als gevolg van het opzettelijk doden van een persoon/toebrengen van lichamelijk letsel. De rechtbank neemt de door [eisende partij 1] waargenomen executie van zijn vader als tot uitgangspunt. Verder slaat de rechtbank acht op hetgeen bekend is over zijn persoon en op hetgeen zij hierover heeft overwogen over het ernstige psychische leed van [eisende partij 1] .
2.229.
Dit een en ander leidt tot de vaststelling van het bedrag van immateriële schadevergoeding waar [eisende partij 1] jegens de Staat aanspraak op kan maken op € 10.000.ECLI:NL:RBDHA:2020:2584