Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zutphen 021210 deelgeschil, pinkamputatie door fout bij behandeling smartengeld 7500,-

Rb Zutphen 021210 deelgeschil, pinkamputatie door fout bij behandeling smartengeld 7500,-
2.1.  [verzoekster] is op 15 mei 2008 op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis behandeld aan een luxatie van de rechterpink in het PIP-gewricht (gewricht tussen basis- en middenkootje). De pink is zonder verdoving gereponeerd en gestabiliseerd met een “schuitje”. Op 21 mei 2008 is [verzoekster] ter controle op de polikliniek chirurgie gezien en heeft zij een “buddytape” om haar pink gekregen die na één tot anderhalve week kon worden verwijderd. Op 4 juni 2008 is [verzoekster] -na verwijzing door de huisarts- nogmaals op de SEH behandeld omdat de pink wederom was geluxeerd. Na behandeling was er sprake van een subluxatiestand. [verzoekster] kreeg een controleafspraak voor 11 juni 2008. Omdat op de pink een blaar en lichte druknecrose was ontstaan, is [verzoekster] op 9 juni 2008 wederom naar de SEH gegaan. Daar werd een volledige luxatie in het PIP-gewricht gezien. In verband met ontstekingsverschijnselen is een antibioticum voorgeschreven. Op 11 en 17 juni 2008 hebben poliklinische controles plaatsgevonden. Bij de poliklinische controle op 24 juni 2008 werd geoordeeld dat de wond rustig was geworden en werd [verzoekster] doorverwezen naar de plastisch chirurg, waar zij op 10 juli 2008 terecht kon. Op 7 en 8 juli 2008 is [verzoekster] wederom naar de SEH gegaan, omdat droge necrose op de rugzijde van de pink was ontstaan. Op 10 juli 2008 is [verzoekster] door de plastisch chirurg te Zwolle gezien die heeft besloten tot amputatie van de pink.

(...)

2.4.  Het ziekenhuis en haar AVB-verzekeraar Centramed BA te Voorburg hebben geen aansprakelijkheid erkend voor de amputatie van de rechterpink en de gevolgen daarvan. In het kader van een vlotte afwikkeling van de letselschade heeft Centramed buiten rechte namens het ziekenhuis een bedrag van € 7.500,00 inzake immateriële schade, een bedrag van € 10.000,00 inzake kosten van rechtsbijstand en een slotuitkering van € 3.500,00 aan [verzoekster] betaald.

3.  Het deelgeschil

3.1.  [verzoekster] verzoekt de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking: -  de immateriële schade vast te stellen op het bedrag van € 30.000,00, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie redelijk acht,
(...)
3.2.  Aan dit verzoek legt verzoekster ten grondslag dat de kunstfout van het ziekenhuis zodanig exceptioneel is dat deze nimmer in de literatuur is beschreven, hetgeen in de visie van [verzoekster] betekent dat het ziekenhuis zeer onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld. Voor de hoogte van het gevorderde smartengeld verwijst [verzoekster] naar Hof ’s-Gravenhage 10 oktober 2002, NJ 2003, 99. In de visie van [verzoekster] maakt het niet uit of het de wijsvinger of de pink betreft. Ze heeft grote psychische problemen met de afwezigheid van de pink.

3.3.  Op het verweer van het ziekenhuis zal -voor zover van belang- hierna worden ingegaan.

4.  De beoordeling

(...)
Immateriële schade

4.4.  Het gaat hierbij om de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij deze begroting dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden, in een geval als het onderhavige in het bijzonder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. De rechter dient bij zijn begroting tevens te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. Geen rechtsregel belet de rechter mede acht te slaan op de ontwikkelingen in andere landen met betrekking tot de toegekende bedragen, zij het dat deze ontwikkelingen niet beslissend kunnen zijn voor de in Nederland toe te kennen bedragen.

4.5.  Veronderstellenderwijs uitgaande van aansprakelijkheid van het ziekenhuis is -getoetst aan de hiervoor geformuleerde maatstaf- van belang dat [verzoekster] ten gevolge van een medische kunstfout haar pink moet missen. [verzoekster] was 59 jaar op het moment dat haar pink werd geamputeerd. De functionele invaliditeit is bepaald op 5%. Ter comparitie heeft zij toegelicht dat zij het gemis van haar pink voelt als een verminking, waarmee zij voortdurend wordt geconfronteerd. Daarbij komt dat zij iemand is die ervan houdt om veel sieraden aan haar handen te dragen, hetgeen de rechtbank -gelet op haar verschijning- heel aannemelijk voor komt. Het stompje van haar pink is gevoelig en blijft bij verschillende werkzaamheden ‘haken’. [verzoekster] heeft ter onderbouwing van de hoogte van het smartengeld een beroep gedaan op de uitspraak van het Hof ’s-Gravenhage 10 oktober 2002, NJ 2003, 99. Deze uitspraak is echter niet vergelijkbaar. [verzoekster] ziet over het hoofd dat het een vordering betrof in guldens en niet in euro’s, terwijl de vordering bovendien is toegewezen wegens onvoldoende betwisting. In de onderhavige zaak heeft het ziekenhuis de hoogte van het gevorderde bedrag betwist en met verwijzing naar de nummers 182, 183, 193 en 195 van de ANWB Smartengeldgids 2009 het door haar aan [verzoekster] betaalde bedrag van € 7.500,00 onderbouwd. De door [verzoekster] in dit verband aangevoerde relevante omstandigheden rechtvaardigen geen hoger bedrag inzake immateriële schadevergoeding dan het namens het ziekenhuis betaalde bedrag. LJN BO7282