Rb Midden-Nederland 181017 beroepsfout mbt antibiotische regime; blijvende evenwichts- en rugklachten; € 65.000,00 smartengeld
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-Nederland 181017onduidelijkheid omvang beroepsfout mbt antibiotische regime; blijvende evenwichts- en rugklachten; € 65.000,00 smartengeld
- kosten begroot en toegewezen op € 6.655,00 (incl. btw en excl. griffie)
2
De feiten
2.1.
In verband met plotselinge pijn in haar rug heeft [verzoekster] op 30 december 2005 de spoedeisende hulp van het toenmalige [naam ziekenhuis 1] in [vestigingsplaats] (hierna: [naam ziekenhuis 1] ) bezocht.
2.2.
Na onderzoek heeft [naam ziekenhuis 1] in februari 2016 geconcludeerd dat [verzoekster] een spondylodiscitis had opgelopen, een bacteriële infectie van een tussenwervelschijf. Een oorzaak van deze infectie is niet gevonden. Om die reden is [verzoekster] behandeld met een breedspectrum antibiotica, waaronder het middel Gentamicine. De antibioticakuur duurde zes weken, van 7 februari 2006 tot en met 22 maart 2006. De eerste twee weken daarvan was [verzoekster] opgenomen in [naam ziekenhuis 1] , daarna heeft zij de antibiotica thuis toegediend gekregen, door middel van een PICC-lijn (infuus).
2.3.
Op 21 maart 2006 heeft [verzoekster] nogmaals de spoedeisende hulp van [naam ziekenhuis 1] bezocht. Zij had last van duizeligheid, steken op de borst en een benauwd gevoel. Neurologisch onderzoek leverde niets op.
2.4.
[verzoekster] heeft nadien nog een aantal keer de spoedeisende hulp bezocht, vanwege toenemende loopstoornissen, een duizelig gevoel in het hoofd, aanvallen van trillen van de linker hand en beide benen, moeheid, algehele malaise, persisterende rugklachten en hartkloppingen.
2.5.
Op 4 januari 2008 is [verzoekster] voor een second opinion onderzocht op de afdeling neurologie van het [naam ziekenhuis 2] in [vestigingsplaats] (hierna: [naam ziekenhuis 2] ). Daar werd het volgende gesteld:
“Er is waarschijnlijk sprake van een evenwichtsstoornis bij het lopen op basis van doorgemaakte gentamicine ototoxiciteit. Dit manifesteert zich vaak met een balansstoornis bij het lopen en oscillopsie (…). Een deel van deze schade kan irreversibel zijn. (…)
(…) Om meer ondersteuning te verkrijgen voor de diagnose ototoxiciteit van de gentamicine volgt nog oogbewegingsonderzoek via de klinische neurofysiologie. (…)”
2.6.
Na aanvullend onderzoek rapporteerde het [naam ziekenhuis 2] bij brief van 19 maart 2008 het volgende:
“Balansstoornis mogelijk op basis van ototoxiciteit gentamicine (…)”
2.7.
Bij brief van haar toenmalige advocaat van 1 september 2010 heeft [verzoekster] [naam ziekenhuis 1] aansprakelijk gesteld.
2.8.
Medirisk is de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [naam ziekenhuis 1] . Namens [naam ziekenhuis 1] heeft Medirisk op 7 januari 2011 aansprakelijkheid erkend voor het feit dat onvoldoende rekening is gehouden met de bijwerkingen van Gentamicine.
2.9.
In de nacht van vrijdag 11 op zaterdag 12 november 2011 is [verzoekster] thuis van de trap gevallen. Zij is per ambulance naar de spoedeisende hulp van [naam ziekenhuis 1] vervoerd, waar na onderzoek bleek dat zij haar nek, borstkas en rechter pols had gebroken. [verzoekster] heeft aan deze val blijvende nekklachten overgehouden. Ook kan zij nu minder goed haar hoofd draaien dan voor de val.
2.10.
[verzoekster] en Medirisk hebben zich gezamenlijk tot neuroloog dr. [A] gewend. Zij hebben hem opdracht gegeven om te onderzoeken of bij het stellen van de diagnose spondylodiscitis onzorgvuldig was gehandeld. In zijn rapport van 21 januari 2014 concludeerde dr. [A] het volgende:
“Concluderend is het antibiotische regime zoals dat bij betrokkene is toegepast niet de eerste keus, maar daarom nog niet verkeerd. Wel lijkt onvoldoende rekening gehouden te zijn met de beruchte bijwerkingen van Gentamicine, gelet op de hoogte van de dosis en de duur van de behandeling. Ook uit de beschikbaar gestelde correspondentie valt af te leiden dat er na het ontslag uit [naam ziekenhuis 1] weinig of geen aandacht voor het optreden van deze bijwerkingen is geweest (…).”
2.11.
Daarna hebben [verzoekster] en Medirisk zich gezamenlijk tot kno-arts dr. [B] gewend. Hij concludeerde in zijn rapport van maart 2015 dat [verzoekster] door het te lange gebruik van Gentamicine ernstige blijvende evenwichtsklachten heeft gekregen. Dr. [B] acht de kans klein dat [verzoekster] dezelfde evenwichtsklachten zou hebben gekregen als zorgvuldig was gehandeld:
“De gentamicine is 1 keer per dag 400 mg voor 6 weken gegeven. Om oto- en nefrotoxische bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen wordt geadviseerd de behandelduur zo kort mogelijk te houden, bij voorkeur 7-10 dagen (…). Twee dagen na starten van de therapie waren top en dal spiegels binnen de norm. Wanneer de Gentamicine tijdig gestopt zou zijn geworden, zou de kans kleiner zijn geweest dat er vestibulaire afwijkingen op zouden zijn getreden.
(…) Zodra symptomen van vestibulotoxiciteit optreden moet het middel gestopt worden omdat dit de enige manier is om permanente dysfunctie van het vestibulaire systeem te voorkomen (…).
(…) ook bij zorgvuldig handelen zouden evenwichtsklachten op hebben kunnen treden echter de kans hierop schat ik aanzienlijk lager in. Het is niet mogelijk hier een percentage voor te noemen maar als ik een term zou moeten noemen zou de kans hierop klein zijn.”
2.12.
Dr. [B] schat het percentage blijvende invaliditeit door de schade aan het evenwichtsorgaan op 58%:
“Ze heeft moeite met staan en lopen zonder assistentie. Draaistoel onderzoek en calorisatie zijn beiderzijds ernstig afwijkend alsook de vHIT. De Dizziness Handicap Inventory geeft ook een zeer hoge score. Volgens mijn inschatting is daarom de ‘whole person impairment rating’ 58%.”
2.13.
Desgevraagd heeft dr. [B] bij brief van 31 oktober 2015 nog eens herhaald dat het niet mogelijk is om de kans dat [verzoekster] blijvende evenwichtsproblemen zou hebben gekregen indien zorgvuldig zou zijn gehandeld, in een precies percentage te vatten.
2.14.
Vervolgens hebben [verzoekster] en Medirisk opdracht gegeven aan [naam organisatie] om een objectief beperkingenprofiel op te stellen en de zorgbehoefte van [verzoekster] in kaart te brengen. In haar rapport van 28 juli 2017 heeft [naam organisatie] het volgende vermeld:
“Gegevens t.a.v. beperkingen:
zitten: is kortdurend in elfde houding mogelijk; nek- en rugklachten zijn hierbij de beperkende factor;
staan: is kortdurend met steunname mogelijk; evenwicht is hierbij de beperkende factor;
opstaan/gaan zitten: met steunname mogelijk; bij juiste zithoogte, adequate ondersteuning en tijd nemen voor opstaan wordt het evenwicht zo min mogelijk geprikkeld
(…) (…)
verplaatsen binnenshuis: is mogelijk; veelal met steunname aan het meubilair; er is sprake van een afwijkend looppatroon door het verstoorde evenwicht; valgevaar staat dan ook voortdurend op de voorgrond
traplopen: is met steunname moeizaam mogelijk; cliënt trekt zich met haar armen veelal op; door het verstoorde evenwicht is er sprake van valgevaar.
verplaatsen buitenshuis: is zelfstandig met scootmobiel of als passagier met de auto mogelijk; buitenshuis lopen is enkel over zeer korte afstanden mogelijk; ongelijk straatwerk of beperkt zicht in het donker leveren toename van reeds aanwezige valgevaar op.
reiken: is vanuit zit mogelijk
boven schouders werken: is niet mogelijk
(…) (…)
dragen/tillen: lopen en tillen van voorwerpen is moeizaam tot niet mogelijk door het verstoorde evenwicht
buigen/bukken: is vanuit zit mogelijk; bij omhoog komen kan cliënt draaierig worden
knielen/hurken: is niet mogelijk; cliënt kan door evenwichtsproblematiek niet zelfstandig tot staan komen
(…)
Conclusie:
Vanuit de stoornissen en beperkingen wordt cliënt niet in staat geacht het huishouden volledig zelfstandig te kunnen uitvoeren. Daar veel handelingen staand uitgevoerd moeten worden, danwel dat bukken, buigen of reiken een onderdeel van de handeling betreffen, maakt dat de evenwichtsproblematiek hierbij een beperkende factor is. En cliënt deze dan ook niet kan uitvoeren.”
2.15.
Dr. [C] heeft desgevraagd op 11 augustus 2017 het volgende laten weten aan Medirisk:
“Tijdens de klinische opname van mevrouw [verzoekster] van 06-02-2006 t/m 24-02-2006, waarin gestart werd met de door de Microbioloog geadviseerde dosering en duur van de gentamicine, was ik de superviserend neuroloog. Er is slechts eenmaal in deze periode een top-dalspiegel gentamicine bepaald, en, hoewel ik het papieren dossier nu niet voor me heb, weet ik zeker dat het geen bewuste keuze is geweest om dit niet vaker te doen.
We hadden vaker spiegels moeten laten bepalen in de periode van gentamicine-gebruik, ik denk dat dit per vergissing niet is afgesproken.”
3
Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank (na vermeerdering van het verzoek op het punt van de kostenbegroting), om bij beschikking in deelgeschil, uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht te verklaren dat het haar toekomende smartengeld (inclusief wettelijke rente tot aan de datum van deze beschikking) € 100.000,00 bedraagt,
- de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 6.655,00 inclusief btw, te vermeerderen met het griffierecht, en
- Medirisk te veroordelen in deze kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek stelt [verzoekster] kort gezegd dat haar leven als gevolg van de beroepsfout ingrijpend is veranderd. Zij heeft dagelijks persoonlijke en huishoudelijke hulp nodig. Haar blijvende evenwichtsproblemen kosten veel energie. In het donker mist zij ieder vermogen tot oriëntatie, maar ook overdag vergt iedere beweging concentratie. Zij moet continu op haar hoede zijn om niet te vallen. Dat neemt niet weg dat zij toch met enige regelmaat valt. [verzoekster] kan dan niet zelfstandig overeind komen. Zij is haar zelfstandigheid kwijt en dat zal niet meer veranderen. Zij kan niet meer de vrouw, partner en moeder zijn die zij wil zijn. Haar evenwichtsstoornis heeft ook de levens van haar huisgenoten veranderd. Haar partner is nu ook haar verzorger. Haar opgroeiende zoon heeft haar regelmatig horen gillen van de pijn, ook ‘s nachts. Verder heeft [verzoekster] haar voornemen om weer te gaan werken als haar zoon eenmaal de leeftijd van 12 jaar zou hebben bereikt, moeten opgeven. Haar huidige sociale leven staat volgens [verzoekster] in schril contrast met dat van vroeger. Toen was zij actief. Ze hield van wandelen, bowlen, heeft wedstrijden gezwommen en aan aerobics gedaan. Nu beweegt ze moeizaam en door haar evenwichtsstoornis gaat ze bij inspanning beven. Haar bewegingen lijken dan op dronkemansbewegingen en mensen kijken haar daar op aan. [verzoekster] kan niet meer fietsen of alleen de stad in. Zonder hulp kan zij de straat niet oversteken. Drukke evenementen mijdt zij noodgedwongen en ook oude hobby’s als bioscoop- of saunabezoek heeft zij opgegeven, omdat het daar te donker is om te kunnen zien waar ze haar volgende stap moet zetten. De activiteiten buitenshuis blijven doorgaans beperkt tot een rit naar de supermarkt, op haar scootmobiel. In de winkel loopt [verzoekster] zelf, steunend op een winkelkar, waarna zij regelmatig trillend van inspanning in de rij bij de kassa staat. [verzoekster] voelt dat zij op dergelijke momenten wordt nagestaard en dat er achter haar rug over haar wordt gepraat. Dat heeft impact op haar, maar om niet helemaal aan huis gekluisterd te zijn, blijft zij doorgaan met deze activiteit, ook al is die zo vermoeiend dat zij bij thuiskomst een uur naar bed moet. Volgens [verzoekster] is met de pijn in haar rug en nek te leven. Het is met name haar evenwichtsstoornis die het zwaar maakt. Het ergste vindt [verzoekster] dat ze bij iedere beweging alert moet zijn, om niet te vallen. Dat is heel vermoeiend. [verzoekster] erkent dat zij de avond voor zij van de trap viel in 2011 enkele glazen wijn had gedronken. Zij betwist echter met klem dat zij alcoholist zou zijn. Zij wijst erop dat in het verslag van de spoedeisende hulp van die bewuste nacht is vermeld dat zij die nacht “georiënteerd in trias” was. Pas recent is [verzoekster] gebleken dat in het verslag van het [naam ziekenhuis 2] uit 2008, naar aanleiding van haar positieve antwoord op de vraag of ze wel eens alcohol nuttigde, is vermeld dat haar balansprobleem waarschijnlijk werd versterkt door de gevolgen van langdurig overmatig alcoholgebruik. [verzoekster] vindt het zeer pijnlijk dat haar antwoord destijds, waarschijnlijk vanwege haar beven en moeilijke lopen, verkeerd is geïnterpreteerd, en vervolgens ten onrechte een eigen leven is gaan leiden.
3.3.
[verzoekster] stelt dat haar letsel moet worden gekwalificeerd als uitzonderlijk zwaar. Het verzochte bedrag aan smartengeld is daarom gerechtvaardigd, aldus [verzoekster] . Zij verwijst in dat verband naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2139.
3.4.
Medirisk voert verweer. Zij erkent dat [verzoekster] blijvend negatieve gevolgen ondervindt van de behandeling met Gentamicine, maar betwist dat alle klachten en beperkingen van [verzoekster] daaraan zouden zijn toe te rekenen. De blijvende rugklachten van [verzoekster] zijn volgens Medirisk het gevolg van de spondylodiscitis; die klachten zou [verzoekster] ook hebben gehad als zij niet te lang zou zijn behandeld met Gentamicine. Volgens Medirisk kunnen de klachten die zijn ontstaan na de val van de trap in 2011, met name aan de nek, niet worden beschouwd als een gevolg van de te lange blootstelling aan Gentamicine. [verzoekster] had op de avond waarop zij is gevallen immers wijn gedronken, wat zij blijkens verschillende medische rapportages vaker doet. Haar val is volgens Medirisk veroorzaakt door alcoholisme, en niet door haar evenwichtsstoornis. [verzoekster] heeft, ondanks haar evenwichtsstoornis, alcohol genuttigd en daarmee het risico dat zij zou vallen vergroot. Medirisk erkent dat de impact van de Gentamicineblootstelling op het leven van [verzoekster] groot is, maar betwist de omvang die [verzoekster] stelt. Medirisk acht het niet aannemelijk dat [verzoekster] , de Gentamicineblootstelling weggedacht, na de twaalfde verjaardag van haar zoon probleemloos betaald werk zou hebben kunnen vinden. Ook betwist Medirisk dat [verzoekster] dan alle activiteiten die zij nu heeft opgegeven, zou hebben kunnen voortzetten. De rug- en nekklachten van [verzoekster] zouden zich daar dan tegen hebben verzet, evenals haar psychische klachten, zo meent Medirisk, erop wijzend dat [verzoekster] in 1995 80-100% arbeidsongeschikt is verklaard vanwege verschillende life events. Volgens Medirisk leidt een juiste berekening tot een blijvende invaliditeit van 45% en niet 58%. Een en ander heeft ook gevolgen voor de smartengeldvergoeding. Volgens Medirisk dient de rechtbank die vast te stellen op € 50.000,00. Medirisk verzet zich niet tegen de verzochte kostenveroordeling. Zowel het gehanteerde tarief als het aantal bestede uren komt haar redelijk voor.
3.5.
[verzoekster] en Medirisk onderzoeken of zij met behulp van de bevindingen van [naam organisatie] de schade in onderling overleg kunnen afwikkelen. Vooruitlopend daarop wenst [verzoekster] alvast een oordeel van de rechtbank met betrekking tot het smartengeld, daarbij uitgaande van de veronderstelling dat Medirisk volledig aansprakelijk is jegens haar. Of dat zo is, staat nog niet vast. Uit het rapport van dr. [B] blijkt immers dat er een kleine kans is dat [verzoekster] ook zonder de beroepsfout blijvende evenwichtsproblemen zou hebben ontwikkeld. In dat geval geldt dat de kans dat [verzoekster] geen blijvende evenwichtsproblemen zou ontwikkelen, verloren is gegaan door de beroepsfout. Partijen gaan over de omvang van die kans nog met elkaar in gesprek en zullen de te betalen vergoeding naar rato vaststellen. In dat kader zal de rechtbank tot de beoordeling overgaan van de gevorderde verklaring voor recht.
4
De beoordeling
4.1.
De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure is bedoeld ter vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De beslissing door de rechter in de deelgeschilprocedure dient derhalve bij te dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, in die zin dat zijn oordeel een eventuele impasse in de onderhandelingen die tot die overeenkomst zouden moeten leiden, kan doorbreken. Hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, maakt voldoende aannemelijk dat een rechterlijk oordeel partijen in deze zaak dichterbij een vaststellingsovereenkomst kan brengen. [verzoekster] is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat Medirisk terecht bezwaar maakt tegen de bij de pleitnota van [verzoekster] gevoegde aanvullende producties, temeer daar de advocaat van [verzoekster] heeft erkend dat deze producties eerder aan Medirisk (en de rechtbank) hadden kunnen worden verstrekt. Medirisk heeft terecht aangevoerd dat zij niet adequaat op deze producties kan reageren, al was het maar omdat zij deze niet heeft kunnen voorleggen aan haar medisch adviseur. De rechtbank zal de bij de pleitnota gevoegde aanvullende producties daarom niet bij de beoordeling van het geschil betrekken.
4.3.
Overigens heeft de rechtbank ter zitting geconstateerd dat partijen het nog niet met elkaar eens zijn over de omvang van de beroepsfout. In dit deelgeschil is echter alleen verzocht de omvang van de smartengeldvergoeding vast te stellen. Anders dan de vergoeding van de materiële schade kan deze vergoeding ook worden vastgesteld als tussen partijen nog geen overeenstemming bestaat over de precieze omvang van de beroepsfout. Smartengeld is immers, zo is bepaald in artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW, een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis, hier de beroepsfout, waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting van smartengeld moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waarbij voor de omvang van de vergoeding in het bijzonder bepalend zijn de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. De rechter moet de zwaarte van het verdriet, de ernst van de pijn en het gemis aan levensvreugde afleiden uit min of meer objectieve factoren en concrete aanwijzingen, zoals de aard van het letsel en de (meer subjectief te duiden) gevolgen daarvan voor de benadeelde. Bij de begroting moet de rechter daarnaast ook meewegen de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke partij te maken verwijt. Voorts dient bij de begroting te worden gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, rekening houdend met een eventueel opgetreden geldontwaarding. Niet vereist is dat de omvang van de beroepsfout precies is vastgesteld.
4.4.
Voor de vaststelling van het smartengeld is ook niet vereist dat het percentage blijvende invaliditeit precies vaststaat. De rechtbank beperkt zich nu tot de vaststelling dat dat [verzoekster] blijvend negatieve gevolgen ondervindt van de gemaakte fout, en wel in die zin, dat zij 45%-58% blijvend invalide is geworden doordat zij te lang Gentamicine heeft gebruikt.
4.5.
De evenwichtsstoornis van [verzoekster] heeft geleid tot beperkingen. Het rapport van [naam organisatie] heeft deze beschreven. De rechtbank rekent ook de beperkingen aan de nek toe aan het te lange Gentamicinegebruik. Die beperkingen zijn ontstaan bij een val van de trap in 2011. Ter zitting is voldoende duidelijk geworden dat [verzoekster] op dat moment al enkele jaren steeds, bij iedere stap, alert moest zijn om niet te vallen, en in het donker nog meer, omdat zij dan ieder oriëntatievermogen mist. [verzoekster] heeft ter zitting ook uitgelegd dat haar problemen na die val niet of nauwelijks zijn gewijzigd. Haar evenwichtsstoornis was en is het meest pregnant. Niet in geschil is dat [verzoekster] sinds haar Gentamicinebehandeling met enige regelmaat is gevallen, ook voor 2011, en dat dit verschillende keren heeft geleid tot botbreuken. Nu er door het te lange Gentamicinegebruik steeds een reële kans is dat [verzoekster] valt, met name in het donker, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat óók de val van de trap aan dat te lange Gentamicinegebruik moet worden toegerekend. De omstandigheid dat [verzoekster] de avond voorafgaand aan die val wijn had genuttigd, maakt dit niet anders. Volgens informatie van de spoedeisende hulp was zij die nacht immers “georiënteerd in trias”. Medirisk heeft nog aangevoerd dat [verzoekster] regelmatig alcohol zou nuttigen, maar de omvang en gevolgen hiervan kan niet worden vastgesteld. De rechtbank deelt ook niet het standpunt van Medirisk dat [verzoekster] het risico op een val bewust zou vergroten door alcohol te nuttigen.
4.6.
[verzoekster] heeft naast blijvende evenwichtsklachten ook blijvende rugklachten, die eveneens tot beperkingen leiden. Die blijven bij het bepalen van de omvang van het smartengeld buiten beschouwing omdat ze zijn veroorzaakt door de spondylodiscitis en niet door de Gentamicine die de spondylodiscitis juist moest bestrijden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit het dossier niet worden geconcludeerd dat de thans door [verzoekster] ondervonden rugklachten haar (in enige mate) bespaard zouden zijn gebleven, als de diagnose spondylodiscitis eerder zou zijn gesteld. Ook moet gecorrigeerd worden voor pre-existente psychische klachten. Daarnaast is de rechtbank met Medirisk van oordeel dat het niet vanzelfsprekend is dat [verzoekster] , de beroepsfout weggedacht, na de twaalfde verjaardag van haar zoon zonder meer haar rentree op de arbeidsmarkt zou hebben kunnen maken, na een afwezigheid van zestien jaar. De wel aan Gentamicine toe te rekenen klachten en beperkingen hebben [verzoekster] echter ook de kans op een dergelijke rentree ontnomen. Met het gemis van die kans zal de rechtbank wel rekening houden.
4.7.
Al met al staat voor de rechtbank voldoende vast dat de beroepsfout haar leven ingrijpend heeft veranderd. Dit moet tot uitdrukking worden gebracht in de omvang van het smartengeld. De beperkingen die zij ondervindt zijn beschreven in het rapport van [naam organisatie] zoals weergegeven in 2.14 van dit vonnis. In aanvulling daarop zijn de feiten en omstandigheden van belang die [verzoekster] heeft genoemd en die de gevolgen voor haar beschrijven. Kort weergegeven speelt hierbij voor de rechtbank een rol dat zij een blijvende invaliditeit heeft van 45% tot 58%. Door de blijvende evenwichtsproblemen dreigt zij bij beweging altijd te vallen en valt zij herhaaldelijk. Na een val kan zij niet zelfstandig opstaan. Zij is hierdoor haar zelfstandigheid kwijt en afhankelijk van anderen geworden om zich te verplaatsen. Fietsen, zwemmen of sporten kan zij niet meer. Na inspanningen trilt zij. Als zij beweegt of loopt valt zij op en wordt zij aangezien voor een dronken persoon. Zij vermijdt drukte en haar sociale leven is beperkt geworden. Dit alles heeft grote impact op haar. Voor het dagelijkse huishouden en de persoonlijke verzorging is hulp nodig. De rechtbank zoekt voor de omvang van het smartengeld aansluiting bij de Smartengeldgids. Al staat ieder geval op zich kan wel aansluiting worden gevonden bij uitspraak 618. Ook hierin heeft een bekende bijwerking van een voorgeschreven medicijn geleid tot onomkeerbare schade. Het slachtoffer in die zaak was iets ouder dan [verzoekster] , maar anders dan [verzoekster] nam zij ten tijde van de medische fout wel nog deel aan het arbeidsproces. Het beroep van [verzoekster] op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 maart 2017 gaat niet op nu de omstandigheden in die zaak te ver afstaan van hetgeen [verzoekster] is overkomen. Op basis van het voorgaande, en gelet op het in de genoemde zaak 618 toegekende bedrag, begroot de rechtbank het aan [verzoekster] toekomende smartengeld op € 65.000,00.
4.8.
Tot slot dient de rechtbank op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten. Medirisk heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Verder voldoen deze aan de dubbele redelijkheidstoets zodat de rechtbank deze begroot zoals verzocht en zal toewijzen. ECLI:NL:RBMNE:2017:6761