Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 250717 € 2.500 smartengeld vanwege litteken bovenarm, psychische klachten en angst voor honden

Hof Arnhem-Leeuwarden 250717 hond bijt meisje in arm; geen rechtvaardigingsgrond bezitter hond; geen eigen schuld meisje; 
- € 2.500 smartengeld vanwege litteken bovenarm, psychische klachten en angst voor honden

Het incidenteel appel

5.8
5.8 Grief 1 komt op tegen de hoogte van de door de kantonrechter vastgestelde immateriële schadevergoeding van € 1.600,--. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Anders dan in eerste aanleg is in hoger beroep voldoende komen vast te staan dat [C] na de aanvankelijke ziekenhuisopname op 10 en 11 april zodanig ernstige klachten heeft gekregen - overgeven, diarree en dehydratatie - dat zij van 14 tot 17 april 2012 opnieuw in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Het hof verwijst hiervoor naar de als productie 10 bij memorie van grieven in incidenteel appel overgelegde medische stukken. Dit feit, alsmede het causaal verband tussen de hondenbeet en de tweede ziekenhuisopname wordt door [appellant] niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Het hof is dan ook van oordeel dat reeds om die reden het in eerste aanleg toegekende bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden verhoogd. Daarbij neemt het hof tevens mee dat [geïntimeerden] c.s. in appel onweersproken hebben gesteld dat [C] psychische schade van het voorval heeft opgelopen en zij sindsdien bang is voor honden. Deze feiten en omstandigheden tezamen bezien en mede gelet op vergoedingen in soortgelijke schadegevallen acht het hof een vergoeding van € 2.500,-- billijk en op zijn plaats.

5.9
De grief slaagt.

5.10
Grief 2 bevat de klacht dat de kantonrechter de door [geïntimeerden] c.s. gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft afgewezen.
Het hof overweegt dat ten aanzien van buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens artikel 241 Rv de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. [geïntimeerden] c.s. hebben niet onderbouwd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [geïntimeerden] c.s. vergoeding vorderen moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te houden. ECLI:NL:GHARL:2017:6623