Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 140114 smartengeld; 10% verhoging vanwege in literatuur gevoerde discussie; € 67.155,-

Hof Arnhem-Leeuwarden 140114 delay bij subduraal hematoom 79-jarige;
- kosten verzorging obv zorgbehoefte boven zorgindicatie PGB; 33,45 uur; tarief € 25,- per week; eindleeftijd 95
- aanpassing woningen beide dochters ivm verzorging is redelijk, meerkosten bij nieuwbouw;
- smartengeld; 10% verhoging vanwege in literatuur gevoerde discussie; € 67.155,-

vervolg op het deelgeschil: rb-utrecht-090211-delay-bij-subduraal-hematoom-geen-proportionele-aansprakelijkheid-oordeel-over-diverse-schadeposten-24-uurs-mantelzorg-verbouwing-aanpassing-woning-smartengeld 
en
rb-utrecht-290212-geen-tussentijds-appel-tegen-deelgeschilbeschikking-status-beslissingen-deelgeschil-in-bodemprocedure verschil-tussen-de-awbz-en-het-civiele-aansprakelijkheidsrecht

Smartengeld

3.26
De rechtbank heeft eerst bij beschikking in het deelgeschil een bedrag van € 100.000,- aan smartengeld toegewezen; deze beslissing is door de rechtbank bij vonnis van 29 februari 2012 (in rechtsoverwegingen 4.16-4.17) in stand gehouden. St. Antonius komt hier tegenop met grief 3 in bodemzaak I.

3.27
Het hof stelt voorop dat de hoogte van immateriële schadevergoeding of smartengeld (ex artikel 6:106 lid 1 BW) naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Bij de beoordeling van de hoogte van dit bedrag neemt het hof mede in aanmerking de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend – daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen – alsmede de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding (vgl. HR 17 november 2000, LJN AA8358). Het hof is overigens ambtshalve bekend met de in de literatuur gevoerde discussie over de hoogte van het smartengeld, dat door velen als star en laag ervaren wordt.

3.28
Bij [moeder] spelen de volgende feiten en omstandigheden een rol. Zij was 79 jaar en in (relatief, gelet op haar leeftijd) goede gezondheid toen het medisch incident plaatsvond. Zij heeft, als gevolg daarvan zo neemt het hof aan, stoornissen op het gebied van mentale functies (emotionele labiliteit, verminderde flexibiliteit en frustratietolerantie), zintuigelijke functies (afasie=woordvindingsproblemen, hemlanopsie= uitval gezichtsveld door hersenbeschadiging), lichamelijke functies (hemiparese rechts en een complex van ernstig neuropsychologische functiestoornissen) en op het gebied van cognitieve functies (onder meer apraxie=onvermogen tot het initieren en uitvoeren van handelingen, agnosie=het niet herkennen van voorwerpen, geheugenproblemen, anosognosie=geen ziektebesef, ernstig neglect rechts=geen besef van de ruimte rechts en de rechter lichaamshelft). Op basis van het medisch advies van dr. [naam arts 2] van 14 augustus 2009 kan geconcludeerd worden dat sprake is van 73% blijvende invaliditeit van de gehele persoon. (Terzijde merkt het hof op dat in de beschikking van 9 februari 2011 in rechtsoverweging 4.12 ook gesproken wordt over een b.i. van 94% volgens [de familie], maar het hof heeft van dit percentage geen onderbouwing gezien.) [moeder] is aangewezen op intensieve verzorging (zij komt in aanmerking voor opname in een verpleeghuis). Het hof heeft acht geslagen op de bedragen die door de Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend; de zaak onder nummer 245 van de Smartengeldgids 2012 is het meest vergelijkbaar met de onderhavige zaak (64-jarige vrouw loopt ernstig hersenletsel op door een verkeersongeval, volledig rolstoelafhankelijk, ongecontroleerde bewegingen en ernstige spraakstoornissen, ze moet naar verpleeghuis gescheiden van haar man, er is sprake van 93% f.i. – toegewezen is geïndexeerd € 61.050,-). De hogere bedragen smartengeld (rond de € 100.000,-) zijn bijvoorbeeld toegewezen na mishandeling (een opzetdelict) en betreffen veel ernstiger letsel (zie bijvoorbeeld de nummers 801-804) en in het algemeen is het toegekende smartengeld hoger naarmate de leeftijd van de benadeelde lager is (zie bijvoorbeeld de nummers 247-249). Al met al concludeert het hof dat een smartengeldvergoeding van € 61.050,- in beginsel passend is gezien de aard van het letsel van [moeder] en de gevolgen daarvan en gelet haar leeftijd toen het medisch incident haar overkwam. Omdat het hof ook rekening wil houden met de in de literatuur gevoerde discussie over de hoogte van het smartengeld, zal het hof het voornoemde bedrag met 10% verhogen, zodat het toe te wijzen smartengeld als billijke vergoeding neerkomt op een bedrag van € 67.155,-.
Grief 3 van St. Antonius slaagt deels.

In het incident
3.29
Het hof stelt vast dat in de onderhavige bodemzaak II geen enkel inhoudelijk oordeel is gegeven door de rechtbank: in het vonnis van 20 juni 2012 heeft de rechtbank enkel een comparitie van partijen gelast en in het vonnis van 5 september 2012 heeft de rechtbank (tijdig) tussentijds hoger beroep toegestaan van het vonnis van 20 juni 2012. Op verzoek van en in overleg met partijen is ervoor gekozen om alle lopende zaken tegelijk door dit hof te laten beoordelen.

3.30
[de familie] komen met vijf grieven op tegen de afwijzing van de provisionele vordering(en). [de familie] komt met één grief op tegen het vonnis van 20 juni 2012, waarin betoogd wordt dat de rechtbank ten onrechte de vorderingen niet heeft toegewezen, maar in plaats daarvan een comparitie van partijen heeft gelast. Over deze grief kan het hof kort zijn: het is aan het beleid van de rechtbank om, in elke stand van het geding, een comparitie van partijen te gelasten (artikel 87 lid 1 Rv); de rechter kan dat ambtshalve gelasten. Gelet op de complexiteit van deze zaak en de met elkaar samenhangende procedures en de door St. Antonius betaalde voorschotten, lag het aldus niet in de rede om de vordering van [de familie] aanstonds toe te wijzen. Deze grief faalt dus.

De (toekomstige) overige schadeposten
3.31
[de familie] heeft bij eiswijziging de toekomstige schade begroot en ook overigens nog enige schadeposten geconcretiseerd. St. Antonius heeft geen bezwaren aangevoerd tegen deze eiswijziging en ook het hof ziet hierin geen bezwaren. Voorop staat dat het hof onder 3.22 al geoordeeld heeft dat de toekomstige schade in deze procedure begroot kan worden en dat als einddatum wordt gekozen het bereiken van de 95-jarige leeftijd van [moeder].

3.32
De vorderingen onder III.1 en III.3a betreffen de (toekomstige) kosten van 24-uurszorg; hierover heeft het hof al een oordeel gegeven onder 3.21.

3.33
De vordering onder III.2 betreft de verbouwing van de [adres dochter M]; hierover heeft het hof al een oordeel gegeven onder 3.24-3.25.

3.34
De overige (toekomstige) vorderingen onder III.3.b-f zien op medische kosten en uitgaven voor hulpmiddelen, kleding, voorzieningen en vervoer. Deze posten zijn door St. Antonius betwist. Het hof houdt een beslissing hierover aan, in verband met de mogelijkheid dat partijen hierover een regeling kunnen treffen in het kader van een definitieve eindregeling.

4 Slotsom
4.1
Het hof heeft hiervoor op enige cruciale geschilpunten tussen partijen een (eind)oordeel gegeven. Het hof gaat ervan uit dat partijen in staat zijn om hierna tot een eindregeling te komen. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen, opdat beide partijen zich (tegelijkertijd) bij akte kunnen uitlaten over de vraag of zij met deze beslissingen van het hof een eindregeling hebben kunnen bereiken en/of op welke geschilpunten het hof nog heeft te beslissen.

4.2
Iedere verdere beslissing wordt door het hof aangehouden. ECLI:NL:GHARL:2014:181