Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 130520 € 80.000,- smartengeld vanwege hersenletsel en divers orthopedisch letsel

RBDHA 130520 carrièreontwikkeling marketing manager/CEOvan 180.000,00 tot 230.000,00 leaseauto tot pensioen
- kapitalisatie toekomstschade (0-5 j, 6-20 j en >20 j, rente: 0%, 1,3% en 2%, inflatie: 1,5%, 2% en 2%)
- € 80.000,- smartengeld vanwege hersenletsel en divers orthopedisch letsel
- HHH, beperking tot 5 j met het oog op carrière plannen
- alternatieve geneeswijzen (osteopataath, mesoloog, TCM) begrijpelijk en aanvaardbaar
- vergoeding financieel advies afgewezen nu sprake is van risicoarme wijze van belegging
- "in de gaten houden" en aanbrengen van ordening in dagelijks leven afgewezen, administratiekosten toegewezen
- kosten medisch advies toegewezen; rekenkundig advies deels toegewezen; BGK deels van kleur verschoten

Smartengeld

4.39.
[gedaagde] vordert een bedrag van € 150.000,- aan immateriële schadevergoeding. Hij wijst daarbij op het zeer ernstige letsel dat hij heeft opgelopen, de blijvende invaliditeit waarmee hij te kampen heeft, de dagelijkse pijn en slaapproblemen en het hersenletsel dat hem belemmert in veel dagelijkse dingen en hem zijn sociale fijngevoeligheid heeft afgenomen. [gedaagde] leeft in onzekerheid over zijn medische gesteldheid in de toekomst, waarin hem waarschijnlijk een heup- en knieprothese en wellicht epilepsie en hart- en vaatziekten en andere medische aandoeningen te wachten staan. Hij lijdt onder zijn afgebroken carrière en verloren toekomstverwachtingen en onder het feit dat hij niet de vader voor zijn kinderen kan zijn, die hij zou willen zijn. Hij wijst verder in algemene termen op ontwikkelingen in rechtspraak en literatuur, waaruit brede steun volgt voor ophoging van het gebruikelijke smartengeldniveau in Nederland.

4.40.
Allianz betwist dat de hoogte van het smartengeld dat [gedaagde] vordert in evenwicht is met de ernst van de gevolgen van het ongeval. Zij meent dat € 80.000,- ruimschoots passend is, nog met wettelijke rente te vermeerderen, en heeft 70% daarvan inmiddels aan [gedaagde] vergoed. Zij onderbouwt het bedrag van € 80.000,- met een verwijzing naar enkele nummers uit de Smartengeldgids 2018 (o.m. 1.749, 2.067 en 236).

4.41.
De rechtbank stelt voorop dat bij de naar billijkheid toe te kennen immateriële schadevergoeding van artikel 6:106 lid 1 sub b BW moet worden aangesloten bij wat Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegewezen (met inachtneming van de inflatie), rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en de ernst van de (letsel)schade, de aard en de ernst van de gevolgen en de aard en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, de mate van gederfde levensvreugde en de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde.

4.42.
Niet in geschil is dat het ongeval ernstige gevolgen voor [gedaagde] heeft gehad. Hij is levensbedreigend gewond geraakt, heeft enige tijd in coma gelegen en heeft nadien langdurig moeten revalideren om te komen waar hij nu weer is. Hij heeft zich daarvoor bijzonder ingespannen. Wie van partijen het ten aanzien van het percentage blijvende invaliditeit in medisch opzicht bij het juiste einde heeft (42% t.o.v. 31%), laat de rechtbank in het midden. Vast staat dat [gedaagde] aanzienlijke blijvende lichamelijke en cognitieve beperkingen ondervindt. Hij heeft daarnaast dagelijks pijn, slaapt slecht en heeft een verminderde geur-, smaak- en seksuele beleving. Hij lijdt ook aan het lijden dat hij vreest, al is van bijvoorbeeld de epilepsie op basis van de beschikbare medische gegevens niet waarschijnlijk dat hij die daadwerkelijk zal ontwikkelen. Verdere problemen aan heup en knie zijn wel in alle redelijkheid te voorzien. Zijn grote hobby was wijn, maar door het verlies van geur- en smaakvermogen is die ook verloren gegaan. Uit zijn levensloop en carrière blijkt dat [gedaagde] een kleurrijk leven had en verrassende keuzes maakte. Het perspectief op voortzetting daarvan is verdwenen en het is aannemelijk dat dit [gedaagde] in het bijzonder raakt. Verder is het gevoel van [gedaagde] dat hij vanwege zijn beperkingen voor zijn in [buitenland 1] wonende kinderen niet meer de vader kan zijn die hij wil zijn, invoelbaar.

4.43.
De rechtbank bepaalt het aan [gedaagde] toekomende smartengeld, gelet op de in rechtsoverweging 4.41 geformuleerde uitgangspunten naar billijkheid op een bedrag van € 80.000.-, nog met wettelijke rente te vermeerderen. Het door [gedaagde] gevorderde bedrag staat niet in verhouding met min of meer vergelijkbare gevallen. [gedaagde] heeft dat, anders dan Allianz, ook niet met concrete aanknopingspunten in bijvoorbeeld rechtspraak onderbouwd. Bij de vaststelling van dit bedrag heeft de rechtbank rekening gehouden met de gewijzigde opvattingen in Nederland over de omvang van smartengeld. Allianz dient 70% van dit bedrag te vergoeden. Niet in geschil is dat zij dat inmiddels heeft gedaan, zodat geen bedrag aan te betalen smartengeld resteert.

ECLI:NL:RBDHA:2020:4169