Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 120724 poging doodslag; schedelfracturen en forse, blijvende hersenbeschadiging na schietincident; € 400.000,00 smartengeld

RBROT 120724 poging doodslag; schedelfracturen en forse, blijvende hersenbeschadiging na schietincident; € 400.000,00 smartengeld
-
 vordering shockschade broer en ex-partner SO gedeeltelijk toegewezen
- vordering affectieschade van broers SO onvoldoende onderbouwd; n.o. in strafprocedure; affectieschade kinderen en ouders SO toegewezen

7 Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich in de nacht van 7 januari 2024 in Vlaardingen samen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, waarbij met een vuurwapen op het slachtoffer [slachtoffer] is geschoten. Het slachtoffer is hierbij geraakt in zijn hoofd en heeft onder meer fors hersenletsel en letsel aan zijn schedel opgelopen.

Hoewel de verdachte niet degene is geweest die het schot heeft gelost, heeft hij wel een essentiële bijdrage geleverd aan het bewezenverklaarde feit. Er zijn aanwijzingen in het dossier dat de verdachte en de medeverdachte van plan waren om het slachtoffer te beroven van drugs. De verdachte is samen met de medeverdachte vanuit Frankrijk naar Vlaardingen gereden en is, samen met die medeverdachte , met een doorgeladen vuurwapen de woning van het slachtoffer binnengegaan. Daar is het slachtoffer, in het bijzijn van zijn broer, door de medeverdachte door zijn hoofd geschoten. De ex-partner van het slachtoffer en zijn anderhalf jaar oude zoon lagen op dat moment in de woning te slapen. De verdachte en de medeverdachte zijn vervolgens samen weggevlucht.

De verdachte en zijn medeverdachte hebben een bijzonder grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer is potentieel dodelijk gewond geraakt en heeft het maar ternauwernood overleefd. Hij heeft zes weken op de intensive care gelegen en heeft meerdere operaties ondergaan. Het slachtoffer zal op korte termijn opnieuw moeten worden geopereerd. Het bewezen verklaarde heeft ernstige, blijvende gevolgen voor zijn lichamelijk en geestelijk welzijn en functioneren. Er is sprake van een forse, blijvende hersenbeschadiging. Naar verwachting zal hij de rest van zijn leven afhankelijk zijn van de zorg van anderen. Dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte diep heeft ingegrepen in het leven van het slachtoffer en zijn familie, blijkt ook uit de namens het slachtoffer en zijn familie ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Hierin is gesproken over de gevolgen die het door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde misdrijf bij hen teweeg heeft gebracht.

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op geen enkel moment heeft stilgestaan bij al deze gevolgen. Het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het leven en de gezondheid van anderen.

Hoewel de verdachte op de terechtzitting enige openheid van zaken heeft gegeven, lijkt hij geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor zijn aandeel in het bewezenverklaarde.

Daarnaast heeft het handelen van de verdachte een grote impact op de samenleving. Schietincidenten, zeker als daarbij slachtoffers zijn te betreuren, zorgen voor veel maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt – in strafverlagende zin – rekening met de rol van de verdachte in het bewezenverklaarde, in die zin dat hij niet degene is geweest die het schot heeft gelost, en met zijn jonge leeftijd. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Gelet op de straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een contact- en locatieverbod op te leggen, zoals is verzocht namens de benadeelde partij [slachtoffer] .

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.

Ingediende vorderingen

De volgende vorderingen zijn door mr. S. Vermeulen namens de in het geding gevoegde benadeelde partijen ingediend.


De benadeelde partij [slachtoffer] (het slachtoffer) vordert een vergoeding van
€ 103.185,- aan materiële schade en een vergoeding van € 400.000,- aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit kosten van eigen risico € 585,- en gederfde inkomsten van € 102.600,-.

De benadeelde partij [benadeelde 1] (broer van het slachtoffer) vordert een vergoeding van € 17.500,- aan affectieschade en een vergoeding van € 25.000,- aan shockschade.

De benadeelde partij [benadeelde 2] (ex-vrouw van het slachtoffer) vordert een vergoeding van € 25.000,- aan shockschade.

De benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 8] (minderjarige kinderen van het slachtoffer) vorderen ieder een vergoeding van € 17.500,- aan affectieschade.

De benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (ouders van het slachtoffer) vorderen ieder een vergoeding van € 17.500,- aan affectieschade.

De benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] (broers van het slachtoffer) vorderen ieder een vergoeding van € 15.000,- aan affectieschade.

Door alle benadeelde partijen wordt verzocht om over de gevorderde bedragen de wettelijke rente toe te wijzen, alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

8.2.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot vergoeding van materiële schade, immateriële schade en affectieschade toewijsbaar zijn, inclusief de gevorderde wettelijke rente over deze bedragen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Ten aanzien van de door de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gevorderde shockschade is opgemerkt dat het daaruit voortvloeiende psychische letsel niet in rechte is vast te stellen.

8.3.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft, vanwege de bepleite vrijspraak, verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen. Subsidiair is aangevoerd dat het voor shockschade vereiste psychisch letsel door de benadeelde partijen [benadeelde 1] en
[benadeelde 2] onvoldoende is onderbouwd, waardoor dit deel van de vorderingen moet worden afgewezen dan wel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen. Voor zover de vordering tot vergoeding van shockschade wordt toegewezen, stelt de verdediging zich (onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958) op het standpunt dat er aan de hand van de omstandigheden van het geval, naar billijkheid en schattenderwijs, moet worden beoordeeld in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van die schade, rekening wordt gehouden met de aanspraak op affectieschade. Ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde 4] gevorderde vergoeding van materiële schade die ziet op gederfde inkomsten is opgemerkt dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering dient te worden afgewezen of de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

8.4.

Beoordeling

Benadeelde partij [slachtoffer]

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit kosten eigen risico zorgverzekering à € 585,-. Omdat dit deel van de gevorderde schadevergoeding voldoende is onderbouwd en door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.

Het deel van de vordering dat betrekking heeft op gederfde inkomsten is daarentegen onvoldoende onderbouwd. Gezien de complexiteit van deze vordering, levert de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij is met een vuurwapen door zijn hoofd geschoten en heeft hierdoor potentieel dodelijk letsel opgelopen in de vorm van onder meer schedelfracturen en een forse, blijvende hersenbeschadiging. De benadeelde partij verblijft in een revalidatiecentrum en is volledig afhankelijk van intensieve zorg. Hoewel het toegebrachte leed van het slachtoffer niet in geld is uit te drukken, zal de immateriële schade, naar maatstaven van billijkheid, worden vastgesteld op € 400.000,-. Dit deel van de vordering wordt dus geheel toegewezen. De rechtbank heeft bij bet bepalen van de hoogte van dit bedrag aansluiting gezocht bij andere strafzaken en ook de jonge leeftijd, de ernst van het letsel en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer meegewogen.

Benadeelde partij [benadeelde 1] – affectieschade

In artikel 6:107, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald wie er voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij een broer van het slachtoffer betreft, waardoor deze niet onder de kring van gerechtigden valt die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Alleen onder uitzonderlijke omstandigheden kan dit toegekend worden aan een broer. Sprake moet zijn van een zodanige nauwe persoonlijke relatie met het slachtoffer, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat die persoon als naaste in de zin van artikel 6:107 BW wordt aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake was van een uitzonderlijk geval zoals voornoemd. Een nader onderzoek daarnaar zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering en bepalen dat hij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] – shockschade

In vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staan criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door het waarnemen van het ten laste gelegde, of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Voor vergoeding van deze schade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij.

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft gezien dat zijn broer door zijn hoofd werd geschoten. Ook de benadeelde partij [benadeelde 2] was in de woning aanwezig ten tijde van het schietincident. Zij heeft het schietincident weliswaar niet zien gebeuren, maar is direct daarna geconfronteerd met de ernstige gevolgen daarvan. Beide benadeelde partijen hebben eerste hulp verleend en gezien hoe het slachtoffer vocht voor zijn leven en in zeer kritieke toestand verkeerde. Gezien de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank evident dat sprake is van een hevige emotionele schok, zodat aan dit vereiste is voldaan. Eveneens acht de rechtbank evident dat het handelen van de verdachte geestelijk letsel bij beiden teweeg heeft gebracht. Overigens blijkt ook uit de toelichting dat [benadeelde 1] in de gevangenis is behandeld voor zijn psychische klachten en [benadeelde 2] heeft in dit verband een verklaring van een psycholoog overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank leent de gevorderde shockschade zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van ieder € 15.000,-, met afwijzing van hetgeen meer aan hoofdsom is gevorderd.

Benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 8]

De rechtbank stelt vast dat kinderen van het slachtoffer dat (als gevolg van een misdrijf) ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen, behoren tot de kring van gerechtigden die op grond van artikel 6:107, tweede lid BW aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De rechtbank zal aan de benadeelde partijen ieder € 17.500,00 aan vergoeding van affectieschade toekennen, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding affectieschade.

Benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 5]

De ouders van het slachtoffer behoren ook tot de kring van gerechtigden die op grond van artikel 6:107 BW aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De rechtbank zal de vorderingen van de ouders toewijzen tot een bedrag van ieder € 15.000,00, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding affectieschade. Het meer gevorderde aan hoofdsom wordt afgewezen.

Benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7]

De benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] zijn broers van het slachtoffer. Voor hen geldt hetzelfde als voor [benadeelde 1] : alleen onder uitzonderlijke omstandigheden kan affectieschade toegekend worden. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een uitzonderlijk geval. Een nader onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen en bepalen dat zij hun vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Hoofdelijke veroordeling

Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader een benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

Wettelijke rente

De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 7 januari 2024.

Kosten

Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] , [benadeelde 8] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] grotendeels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door die benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Nu de benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen die benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.5.

Conclusie

De rechtbank zal de volgende bedragen hoofdelijk toewijzen:

Benadeelde partij

Materiële schade

Smartengeld

Shockschade

Affectieschade

[slachtoffer]

€ 585

€400.000

-

-

[benadeelde 1]

-

-

€ 15.000

-

[benadeelde 2]

   

€ 15.000

-

[benadeelde 3]

-

-

-

€ 17.500

[benadeelde 8]

-

-

-

€ 17.500

[benadeelde 4]

-

-

-

€ 15.000

[benadeelde 5]

-

-

-

€ 15.000

De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over de toegewezen bedragen vanaf 7 januari 2024. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. ECLI:NL:RBROT:2024:6787