Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 050614 smartengeld vanwege psychische schade € 2.118,71

Rb Noord-Holland 050614 hoofdelijke aansprakelijkheid na mishandeling, geen eigen schuld; gedeeltelijke toewijzing materiële schade;
- smartengeld vanwege psychische schade € 2.118,71

9.
Met betrekking tot de vordering tot immateriële schadevergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:106 lid 1 sub b BW opent de mogelijkheid van vergoeding van immateriële schade in het geval dat een benadeelde persoon in zijn persoon is aangetast. Als aantasting in persoon worden daar specifiek genoemd het geval dat de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en het geval dat van de benadeelde zijn eer en goede naam zijn aangetast. Tot aantasting van de persoon wordt eveneens gerekend het geval dat aan de benadeelde geestelijk letsel is toegebracht. Daarbij moet ten minste sprake zijn van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging.

10.
[eiser] heeft gesteld dat hij een traumatische aandoening aan het incident heeft overgehouden. [eiser] heeft zijn stelling onderbouwd met een schriftelijke verklaring van huisarts [huisarts] , waaruit blijkt dat deze [eiser] vanwege de mishandeling voor behandeling heeft doorverwezen naar een specialist die is verbonden aan een GGZ‑instelling. Voorts heeft [eiser] gewezen op een schriftelijke verklaring van psychotherapeut [psychotherapeut] , waaruit blijkt dat [eiser] bij hem is behandeld wegens trauma dat [eiser] bij het incident heeft opgelopen.

11.
[gedaagde 2] heeft niet betwist dat [eiser] door het incident psychische schade heeft geleden. De kantonrechter acht het verweer van [gedaagde 1] dat aan de verklaringen van [huisarts] en [psychotherapeut] geen waarde toegekend moet worden, omdat deze niet de datum van doorverwijzing dan wel de behandeldatum vermelden onvoldoende om aan de inhoud van de verklaringen voorbij te gaan. De kantonrechter passeert voorts het verweer van [gedaagde 1] dat aan de verklaringen ook geen waarde kan worden gehecht omdat deze afkomstig zijn van behandelaars van [eiser] . De verklaringen zijn reeds bij dagvaarding in het geding gebracht en door dit verweer pas bij dupliek te voeren, heeft [gedaagde 1] [eiser] de mogelijkheid onthouden daarop te reageren, hetgeen in strijd is met een goede procesorde.

12.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat naar objectieve maatstaven [eiser] door het incident psychische schade heeft opgelopen, die op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor vergoeding in aanmerking komt.

13.
De kantonrechter verwerpt het verweer van [gedaagde 1] dat sprake is van eigen schuld bij [eiser] waar het de schade ten gevolge van de mishandeling betreft. Hiervoor is het volgende van belang. Een schadevergoedingsverplichting wordt verminderd wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. Nog los van het antwoord op de vraag of is vast komen te staan dat [eiser] [gedaagde 1] op enig moment heeft uitgedaagd, kan niet worden geconcludeerd dat [eiser] erom heeft gevraagd door [gedaagde 1] te worden mishandeld. Deze keuze heeft [gedaagde 1] zelf gemaakt en uit geen van de dossierstukken blijkt dat de verscheidene vuistslagen die [gedaagde 1] heeft uitgedeeld noodzakelijk waren om [eiser] af te weren, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet de schadevergoedings-verplichting van [gedaagde 1] te verminderen.

14.
[gedaagde 1] noch [gedaagde 2] heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag van € 2.118,71 dat [eiser] voor vergoeding van psychische schade heeft gevorderd, zodat dit bedrag bij zal worden toegewezen.

15.
De overigens niet betwiste wettelijke rente over de toegewezen bedragen wordt eveneens toegewezen.

16.
Niet is gebleken dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die ten behoeve van [eiser] zijn uitgevoerd meer hebben omvat dan de verzending van de aansprakelijkstelling met sommatie en de herhaalde sommatie, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, zodat de vordering op dit onderdeel zal worden afgewezen.

17.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk worden gesteld. Omdat aan [eiser] een toevoeging is verleend heeft de griffier verschotten voor exploten voldaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , die in het ongelijk worden gesteld, dienen deze verschotten op grond van artikel 27 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken aan de griffier te betalen. Daarbij worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook veroordeeld tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. ECLI:NL:RBNHO:2014:5159