RBGEL 060520 € 5.000,-smartengeld vanwege gewapende overval met PTSS tot gevolg
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 060520 voorschot tzv schade na gewapende overval grotendeels afgewezen, verwijzing naar schadestaatprocedure
- € 5.000,-smartengeld vanwege gewapende overval met PTSS tot gevolg
- kosten voeging strafproc. (18,4h) zijn met in die procedure uitgesproken vergoeding cf liquidatietarief ( € 300,-) definitief afgedaan
Smartengeld (7.)
4.26.
[eiser] vordert een smartengeldvergoeding van € 5.000,00. Hij stelt dat de overval grote impact heeft gehad op zijn leven. De avond van de overval vervulde hij de functie van bedrijfsleider en droeg daarmee de verantwoordelijkheid voor de [bedrijfsnaam] en de op dat moment werkzame medewerkers. Hij kreeg een vuurwapen op zijn hoofd gericht en werd gedwongen de kluis te openen, wat vanwege een automatisch tijdslot niet is gelukt. Dit alles heeft volgens [eiser] een hevige angstreactie veroorzaakt, wat heeft geleid tot een posttraumatische stressstoornis. Deze psychische klachten hebben volgens [eiser] geleid tot een teruggang in studieresultaten en sociale activiteiten. Hij werkt nog steeds bij [bedrijfsnaam] (na zijn afstuderen als bedrijfsleider over meerdere vestigingen) en is (vooral in het begin) tijdens zijn werk nog vaak herinnerd aan de overval, aldus [eiser].
4.27.
[gedaagde] verwijst naar het strafvonnis en stelt dat daarin al een bedrag van € 1.500,00 is toegewezen en dat [eiser] niet heeft aangetoond dat zijn geleden immateriële schade meer omvat dan dit bedrag.
4.28.
De rechtbank stelt voorop dat bij de naar billijkheid toe te kennen immateriële schadevergoeding van artikel 6:106 lid 1 sub b BW moet worden aangesloten bij wat Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegewezen (met inachtneming van geldontwaarding), rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en de ernst van de (letsel)schade, de aard en de ernst van de gevolgen en de aard en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, de mate van gederfde levensvreugde en de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde.
4.29.
Onder 4.3. is reeds vastgesteld dat [eiser] lijdt dan wel heeft geleden aan psychische klachten en dat deze in causaal verband staan met de overval. Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van het bedrag aan immateriële schadevergoeding geldt dat [eiser] in het strafvonnis niet-ontvankelijk is verklaard voor het meerdere wat hij aan immateriële schadevergoeding heeft gevorderd. In het strafproces heeft [eiser] ook een bedrag van € 5.000,00 gevorderd, zodat, nu een bedrag van € 1.500,00 al is toegewezen, alleen het meerdere (€ 3.500,00) ter beoordeling voorligt.
De rechtbank weegt mee dat tijdens de overval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van [eiser] is gericht en dat hij onder grote bedreiging van twee overvallers (van wie er één gewapend was, althans een niet van echt te onderscheiden wapen bij zich droeg) de kluis in het kantoor heeft moeten openen, wat uiteindelijk heeft geleid tot het activeren van het tijdslot waarbij een automatisch bericht aan de politie is verstuurd, waarna de overvallers geen tijd hadden om te wachten op de inhoud van de kluis maar vertrokken zijn met onder meer de inhoud van de kassa. Zoals eerder overwogen acht de rechtbank aannemelijk dat [eiser] zeer angstig is geweest en dat de overval een grote impact op hem heeft gehad. De impact is dermate groot geweest dat [eiser] psychische klachten heeft ontwikkeld en daarbij professionele hulp heeft moeten inschakelen. Uit de stukken blijkt dat [eiser] ook in 2018 nog zodanige last heeft gehad van aanhoudende psychische klachten passend bij de diagnose PTSS en angststoornis, dat eind december 2018 is gestart met EMDR-therapie. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat de behandeling inmiddels is voltooid en dat de overval, hoewel hij nog steeds de gevolgen daarvan ondervindt, inmiddels zijn functioneren niet meer in de weg staat.
Onder meer aansluiting zoekend bij de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:302) betreffende een gewapende overval onder soortgelijke omstandigheden, stelt de rechtbank de hoogte van de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op totaal € 5.000,00, zodat een bedrag van € 3.500,00 voor toewijzing gereed ligt.