Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 191018 strafzaak, smartengeld 23 jarige man na beschieting met 5 kogels; dwarslaesie 1-2e borstwervel, € 250.000,00

RBNNE 191018 strafzaak, Smartengeld 23 jarige man na beschieting met 5 kogels; dwarslaesie 1-2e borstwervel, € 250.000,00

(....)
3. Letselinformatie ten behoeve van politie en justitie, opgemaakt door T. Naujocks, forensisch arts KNMG, GGD Groningen, d.d. 20 oktober 2017, opgenomen op pagina 1776 van voornoemd dossier:

Zaak : Schietincident Korreweg d.d. 15 oktober 2017

Naam slachtoffer : [slachtoffer 4] Geslacht: man

Voornamen : [slachtoffer 4]

Geboortedatum : [geboortedatum] 1995 te Haarlem

Datum letsel : 15 oktober 2017

Datum onderzoek : 20 oktober 2017

Forensisch arts : Mw. Drs. T. Naujocks, GGD Groningen

Bij lichamelijk onderzoek bleek sprake van de volgende letsels:

- inschot ter plaatse van het rechter schouderblad (achterzijde van het lichaam);

- inschotverwonding balzak en lies rechts (voorzijde van het lichaam);

- inschotverwonding aan de voorzijde van het scheenbeen links, kogel voelbaar ter plaatse van het kopje van het kuitbeen.

Beelvormend onderzoek (röntgenfoto's en CT) lieten het volgende zien:

- kogel in het ruggenmergkanaal ter hoogte van de 1e en 2e borstwervel;

- kogel aan de achter- /binnenzijde van het rechter bovenbeen, in de spieren en circa 20 cm onder het heupgewricht;

- kogel bij kopje kuitbeen links.

Betrokkene werd nog dezelfde dag geopereerd: er werden drie intacte kogels verwijderd. Het neurologische letsel, in casu, de hoge dwarslaesie bij betrokkene, wordt beschreven als blijvend.

(....)


Benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D. Abeln, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 598.536,27 ter vergoeding van materiële schade en € 285.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 888.536,27 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.

Ten aanzien van de post affectieschade heeft de officier van justitie aangevoerd dat de wet die vergoeding van affectieschade mogelijk maakt, op 1 januari 2019 in werking treedt. In de Memorie van Toelichting van de wet staat vermeld dat deze wet slechts geldt voor schadeveroorzakende gebeurtenissen die plaatsvinden na inwerkingtreding van de wet. De benadeelde partij dient daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Ten aanzien van de post 'kleding' heeft de raadsman betoogd dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de kleding die het slachtoffer na het schietincident heeft aangeschaft. De benadeelde partij dient daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Met betrekking tot de post 'reiskosten overig' heeft de raadsman aangevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen het bewezen verklaarde feit en de noodzaak een nieuwe auto aan te schaffen. De benadeelde partij dient daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De benadeelde partij dient eveneens niet ontvankelijk verklaard te worden in de vordering waar dit de post ‘kosten mobiliteitsvoorziening’ betreft, daar uit de stukken onvoldoende duidelijk blijkt wat de precieze kosten zijn en of er ook een deel door de verzekering wordt vergoed.

De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij ook in de post 'verlies van verdienvermogen' niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de hoogte van die schade niet eenvoudig kan worden vastgesteld.

Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman de rechtbank verzocht om deze te matigen en aansluiting te zoeken bij jurisprudentie.

Met betrekking tot de affectieschade heeft de raadsman zich aangesloten bij de het standpunt van de officier van justitie.

Oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het onder parketnummer 18/380388-17 1 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 369.344,70. Dit deel van de vordering is niet dan wel onvoldoende door de raadsman weersproken en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 oktober 2017.

Overwegingen ten aanzien van de materiële schade

Kledingschade – aanschaf nieuwe garderobe ivm handicap

De rechtbank is van oordeel dat deze door de benadeelde partij voldoende onderbouwde post, door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is betwist, zodat dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking komt.

Kosten voor mobiliteitsvoorziening

De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken duidelijk blijkt hoe de betreffende kostenpost is opgebouwd. Ter zitting heeft de benadeelde partij daarnaast toegelicht dat er geen enkele verzekering bestaat die dergelijke kosten dekt. Nu dit punt door de verdediging niet, nader onderbouwd, is betwist, zal de rechtbank deze kostenpost toewijzen.

Reiskosten overig

Ten aanzien van de post onder 2.4 'reiskosten overig' is gesteld dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde een auto heeft moeten aanschaffen om zijn studie te kunnen volgen. De rechtbank overweegt dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de restwaarde van de auto te bepalen, indien de auto na het afronden van de studie wordt verkocht. Schorsing van het onderzoek om nader onderzoek te laten plaatsvinden en de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken, zal evenwel leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Voor zover de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan deze slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Verlies verdienvermogen

De verdediging heeft de hoogte van de post onder 6.2 'verlies verdienvermogen' gemotiveerd betwist. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van het onder parketnummer 18/830388-17 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank, gelet op de complexiteit van de schadepost, niet over voldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre daarom niet-ontvankelijk verklaren in de ingestelde vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Overwegingen ten aanzien van de immateriële schade

Affectieschade

De rechtbank overweegt dat de implementatietermijn van de Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (hierna: de Richtlijn) is verstreken, terwijl deze nog niet is omgezet in Nederlandse wetgeving. Hierdoor heeft de Richtlijn rechtstreekse werking gekregen, maar alleen tussen de burger en de overheid en niet tussen burgers onderling. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de affectieschade op grond van de Richtlijn niet kan worden toegewezen.

De rechtbank overweegt voorts dat de wet die vergoeding van affectieschade mogelijk maakt pas op 1 januari 2019 in werking zal treden. Nu aan deze wet geen terugwerkende kracht wordt toegekend na inwerkingtreding ervan, wordt de benadeelde partij ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Smartengeld

De rechtbank ziet geen aanleiding om het door de benadeelde partij gevorderde smartengeld te matigen zoals door de verdediging bepleit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij deze post voldoende concreet onderbouwd en doet het door de raadsman aangedragen voorbeeld uit de jurisprudentie hier niet aan af. De rechtbank zal het gevorderde bedrag aan schadevergoeding dan ook in zijn geheel toewijzen.

Overzicht toegewezen bedragen

Materiële schade

1. Directe materiele schade

1.1
Kledingschade € 1.000,-

2. Reiskosten

2.1
Reiskosten overig € 5.824,-

2.10
Parkeerkosten € 640,-

4. Kosten verzorging

4.2
Kosten verzorging aan huis € 10.391,-

5. Overige materiële schade

5.2
Kosten voor mobiliteitsvoorzieningen € 22.371,70

6. Verlies verdienvermogen/studievertraging/ kosten re-integratie

7. Pensioenschade

7.1
Pensioenschade € 74.971,-

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Totaal materiële schade € 119.344,70

8. Smartengeld

8.2
Smartengeld € 250.000,-

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Totaal € 369.344,70

Oplegging schadevergoedingsmaatregel

Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Proceskosten

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 5.000,- en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. ECLI:NL:RBNNE:2018:4190